Agenda

Geen geplande activiteiten.

Populair

Student zkt. werk PDF Print Email
Geschreven door Fréderic L. op zaterdag, 04 oktober 2008
Doorheen het communautair gekakel diende in juni Open VLD bij monde van Willem-Frederik Schiltz een wetvoorstel om het jobstudentenstatuut te vereenvoudigen. Een maand later lekte een nota van minister van arbeid Joëlle Milquet (CDH) uit in De Standaard waarin ze te kennen gaf eveneens te werken aan een wetsontwerp in die zin. Beide voorstellen willen zich inschrijven in de afspraken die zijn gemaakt in het regeerakkoord van de regering Leterme I, maar verschillen duidelijk van elkaar. Vooral het voorstel van Milquet lokte een storm van protest uit bij de meeste politieke jongerenorganisatie van het land. Enkel de jongerencentrales van de vakbonden en de Vlaamse Vereniging voor Studenten (VVS) waren iets meer tevreden.
De huidige regeling is ingewikkeld, maar het komt er ongeveer op neer dat studenten tegen drie belastingstarieven kunnen werken. Het laagste belastingstarief houdt in dat studenten twee keer 23 dagen mogen werken tegen een solidariteitsbijdrage van 2,5 %. Je mag dan 23 dagen werken tijdens de zomermaanden en 23 dagen doorheen de rest van het jaar. Meer werken resulteert in het betalen van het gewone RSZ-tarief van 13%. Ten derde is er ook het systeem van werkstudenten die meer belastingen betalen, maar minder beperkingen hebben op vlak van werkdagen. Die werkstudenten moeten vooral opletten dat ze niet te veel uren per kwartaal werken en hun loon op jaarbasis niet boven de “nettobestaansmiddelen” stijgt. Door deze complexe regeling die tal van uitzonderingen en extra bepalingen kent, zijn er de laatste jaren al heel wat voorstellen de revue gepasseerd om alles eenvoudiger te maken.

Het wetsontwerp van Milquet zou inhouden dat de studentenarbeid beperkt zou blijven tot de zomermaanden en studenten slechts 33 dagen bij dezelfde werkgever in dienst mogen treden. Buiten de zomermaanden kunnen studenten enkel nog aan de slag als ongeschoolde werknemer. Milquet wil voorkomen dat studenten jobs innemen die anders voor laaggeschoolden zijn bestemd. Het voorstel van Open VLD voorziet daarentegen in twee sociale bijdragetarieven: een solidariteitstarief voor maximaal 400u jobstudentenwerk per jaar en daarbuiten betaalt de student het gewone RSZ-bedrag. 400u komt tegemoet aan de vraag voor flexibilisering van de arbeidsmarkt en mede daarom wordt de minimumshift verkort van drie naar twee uur en de maximumduur van je contract verlengd van zes maanden naar een jaar. Voor het bijhouden van de gepresteerde uren wordt de verantwoordelijkheid volledig bij de student gelegd. Tevens wordt een definitie van student ingevoerd.

Onwaarheden en probleempunten

In de huidige regeling weten vele studenten amper hoeveel en wanneer ze mogen werken om van de voordelige statuten te genieten. Die onwetendheid spruit voort uit het gebrek aan informatie, de ingewikkeldheid, maar ook de desinformatie die her en der verspreid wordt. Ook nu worden tal van onwaarheden verspreid over de huidige en nieuwe voorstellen en profiteren belangenorganisaties van de verwarring om via leugens hun standpunten kracht bij te zetten.

Door verschillende opponenten wordt studentenarbeid vandaag voorgesteld alsof je enkel van een verlaagd belastingstarief kan genieten als je niet meer dan twee keer 23 dagen werkt. Dat wordt nog versterkt door de communicatie van interim-kantoren aan studenten waarbij men met hetzelfde verhaaltje komt aandraven. Die bewering doet de waarheid geweld aan omdat er een tweede tarief bestaat waarbij studenten tegen een RSZ-tarief werken. Dat wordt amper meegedeeld omdat de RSZ-korting vooral een verschil maakt voor de werkgever. Het is daarenboven typisch dat het gevoerde debat zich enkel focust op de reductietarieven voor studenten en met geen woord rept over de reducties van werkgevers. Wanneer een student meer werkt dan twee maal 23 dagen, betaalt de werkgever in plaats van 5% sociale bijdragen tijdens de zomermaanden en 8% doorheen het academiejaar, nu ineens 35%. De student betaalt ook meer belasting, maar kan in jobs voor laaggeschoolden (het gros van studentenjobs) een werkbonus en jobkorting krijgen waardoor het verschil met de 2x23-regeling nihil is en men netto evenveel tot meer kan overhouden. Wanneer de werkgevers in naam van de studenten beginnen te spreken zou er dus al snel een alarmbel moeten rinkelen.

Inderdaad is de huidige regelgeving van 2x23 ingewikkeld, maar het voorstel van Open VLD om dit om te schakelen naar 400u is niet eenvoudiger. Heel wat fouten tegen het huidige systeem worden net gemaakt door misrekeningen van studenten. Dat is meestal te wijten aan het verkeerd tellen van betaalde feestdagen, inschatten van de overuren, fout berekenen van de pauzes en ziektedagen, etc. Het is vooral de werkgever die in de huidige regeling moet opdraaien voor fouten, maar het voorstel van de VLD verschuift de financiële verantwoordelijkheid volledig naar de student. De zwakste partij is dus verantwoordelijk terwijl studenten net veel minder vertrouwd zijn met de arbeidswetgeving. Ze klussen bij omdat ze het geld hard nodig hebben en niet beschikken over financiële reserves om zware boetes te betalen. De belastingskorting die studenten krijgen is bovendien veel minder spectaculair dan die voor de werkgever. Voor de werkgever loopt die op tot 30% tegen 10,5% voor de student. De student moet volgens de liberalen “het verschil terugbetalen”, maar betekent dit dat de student tevens de voordelen van de werkgever moet vereffenen? Dat is niet alleen onaanvaardbaar, maar blijkbaar staat bij een overschrijding van de reductieperiodes de goede trouw van de werkgever buiten elke verdenking.

Discriminatie van werkstudenten

Het huidige jobstudentenstatuut schiet zijn doel voorbij omdat het (werk)studenten discrimineert die een heel jaar door moeten werken om hun studies te betalen. De verschillende tarieven zorgen voor onderlinge concurrentie tussen studenten. Werkstudenten zijn duurder dan gewone jobstudenten die doorheen het jaar af en toe eens een dagje werken en in totaal hun 23 dagen niet overschrijden. Interim-kantoren zijn vooral aangepast op die hyperflexibele arbeid terwijl werkstudenten op zoek zijn naar een job bij éénzelfde werkgever voor het ganse academiejaar. In de huidige regeling is dit niet mogelijk binnen het jobstudentenstatuut omdat de maximumduur van een contract op zes maanden ligt. 

Het is dus een goede zaak dat Open VLD voorstelt om maximumduur te verlengen naar een jaar, maar de discriminatie tussen sporadisch werkende studenten en de echte werkstudenten verdwijnt niet. Werkgevers kiezen toch de goedkoopste krachten die hyperflexibel zijn. Nochtans wijst een enquête van Federgon erop dat de helft van de studenten werkt om bij te dragen in de studiekosten. De groep van zelfstandige studenten die een studiebeurs krijgen op basis van hun eigen inkomen groeit gestaag, maar studenten die hun bijverdienste het meest nodig hebben, zijn het minst aantrekkelijk. De huidige en elke andere regeling die kortingen organiseert tijdens het academiejaar, werkt discriminerend voor werkstudenten.

Uiteraard betekent het beperken van periodes met reductietarieven dat jongeren niet meer zelf kunnen beslissen wanneer ze vakantiewerk doen, maar studenten kunnen nog steeds altijd een centje bijverdienen. Sommige studentenvertegenwoordigers gaven aan dat je studentenarbeid aan solidariteitsbijdrage (2,5%) kan beperken tot alle schoolvakanties (Zomer, Herfst, Kerst, Krokus en Pasen) zodat ook studenten met herexamens hun kansen niet verliezen. Doorheen de rest van het jaar blijft studentenarbeid mogelijk aan RSZ-tarief. Dat is nog steeds goedkoper dan gewone jobs. Het voorstel van Milquet pleit ook in die lijn. Ze verhoogt het aantal dagen tijdens de zomermaanden en creëert gelijkheid tussen studenten. Dat is trouwens amper nadelig voor studenten omdat men zo recht heeft op vakantiegeld, jobkorting, werkbonus, etc. waardoor het verschil met werken tijdens de zomermaanden gedicht wordt. Studenten die echt nood hebben aan werk, moeten op die manier niet meer opboksen tegen hun eigen goedkopere collega’s.

Beperktheden

Ook het voorstel van Joëlle Milquet bevat tal van beperktheden. De vakbonden schuiven een aantal terechte eisen naar voren inzake leeftijdsdiscriminatie bij jobstudenten en het combineren van studentenarbeid met monitor of vrijwilliger zijn in de sociale, culturele en sportsector, maar aan de fundamentele studentenproblematiek wordt niks gedaan. De groep die werkt om hun studies te betalen of in hun levensonderhoud te voorzien stijgt. Dat verwondert ons niet aangezien het huidige studiebeurzenstelsel schromelijk tekort schiet.

Slechts één op vier studenten komt in aanmerking voor een beurs en de bedragen dekken amper de studiekosten. De overheid is verplicht om de vijf jaar een studiekostenmeeting te doen om de studiebeurzen te bepalen. Het laatste onderzoek dateert van 2000 en was gebaseerd op cijfers uit het academiejaar 1998-1999, tien jaar geleden dus. Vandaag zijn er duidelijke aanwijzingen dat de studiekosten erg gestegen zijn. De huur- en voedselprijzen op kop, maar ook een PC, dure softwarepakketten en een internetabonnement zijn noodzakelijk geworden. Vandaag dekt de volledige studiebeurs voor een hogeschoolstudent slechts 75% van de totale studiekost die werd vastgesteld in 1998-1999. De sterke stijging van de uitgaven van studenten betekent dat de beurzen vandaag nog minder de werkelijke studiekost dekken.

Je kan duizenden voorstellen lanceren rond studentenarbeid en de nota van Milquet is een verbetering, maar het blijft een doekje voor het bloeden. De stijgende studiekosten tonen duidelijk aan dat een forse investering in onderwijs noodzakelijk is. Dat betekent dat meerdere ministers voor dit dossier verantwoordelijk zijn. De voorstellen die Vlaams minister van onderwijs Frank Vandenbroucke (SP.a) de afgelopen jaren deed, verergeren alleen maar het probleem. Het is daarom hoogstnoodzakelijk dat het onderwijsbudget opgetrokken wordt tot 7% van het BBP (meer mag ook) en men streeft naar een geleidelijk invoering van de kosteloosheid van het (hoger) onderwijs. Het gaat hier enkel om het naleven van het engagement dat heel wat landen tientallen jaren geleden beloofden met het ondertekenen van het Pact van New York. Een eerste stap is het afschaffen van de inschrijvingsgelden en verschillende studiekostendrukkende maatregelen. De meest efficiënte manier om de meeste drempels weg te nemen blijft de invoering van een basisbeurs voor alle studenten, direct uitbetaald aan de student en alle kosten dekkend.

Meer info: http://www.vvs.ac

Naar boven