Vietnam in het voetspoor van China: “Het is beter nu, maar…” PDF Print Email
Geschreven door Rob Lubbersen op zaterdag, 28 september 2013
Veertig jaar geleden moest Amerika bij de Parijse Akkoorden erkennen dat ze de Vietnamoorlog had verloren. Twee jaar later, in 1975, trokken de troepen van het communistische Noord-Vietnam en de bevrijdingsbeweging Vietcong Saigon binnen. De Vietnamese Revolutie was een feit. Binnen een jaar werd Saigon omgedoopt in Ho Chi Minh Stad en het land verenigd in een Socialistische Republiek . Hoe ging het daarna en wat is er over van die revolutie? Onze Nederlandse kameraad Rob Lubbersen bezocht onlangs Vietnam en sprak hierover o.a. met Nguyen, leraar in het voormalige Saigon.(1)

 

Een verhaal bij de Pho


Nguyen geeft les op een middelbare school in Ho Chi Minh Stad. In deze stad wonen 9 miljoen mensen, heel Vietnam telt 92 miljoen inwoners. We ontmoeten Nguyen op een avond bij een restaurant in de uitgaanswijk van de stad. Het is een drukte van belang. Op de pleinen, op straat, overal mensen. Overal brommers en scooters. Beschenen door talloze voortdurend aan- en uit knipperende neon-lichten. In een pijpenla met formica tafels en stoeltjes, met tl-verlichting, eten we een heerlijke soep met heel veel koriander: Pho, spreek uit: Feu.

 

Nguyen: “Ik ben geboren in 1965 vlak bij Saigon. Mijn moeder is een Zuid-Vietnamese. Ze is een echte boeddhiste. Een lief en vrolijk mens. Zij leeft nog en werkt nog wat mee in een restaurant hier niet ver vandaan. Mijn vader is overleden. Die was in de vijftiger jaren uit Noord-Vietnam gevlucht voor de honger. Hij had communistische sympathieën. Hij was nogal stug en vierkant. Als ik blij ben, dan zeg ik altijd: Nu lijk ik op mijn moeder!”

 

Oorlog


Nguyen’s vader heeft de laatste jaren van de Franse koloniale tijd, die duurde van 1887 tot 1954, nog meegemaakt. Het was de hongersnood die in 1954 in het noorden uitbrak, die hem naar Zuid-Vietnam deed vluchten. Dat was nadat de bevrijdingsbeweging Vietminh bij Dien Bien Phu het Franse leger een verpletterende nederlaag had toegebracht. Onder leiding van Ho Chi Minh werd Noord-Vietnam onafhankelijk. Hoewel anders was afgesproken, weigerde Zuid-Vietnam verkiezingen uit te schrijven, die zeker door de Vietminh zouden zijn gewonnen. In plaats daarvan werd de communistische Vietminh keihard vervolgd. Die ging ondergronds en kreeg nu als naam Vietcong. 

 

De Amerikanen schoten het half feodale, half kapitalistische Zuid-Vietnam te hulp. Onder president Kennedy werd bijvoorbeeld in 1963 een geheim anticommunistisch leger van 1000 man gevormd uit leden van de Hmong-stam in het centrale bergland. Die schepten er een eer in te paraderen met afgesneden lichaamsdelen van de ‘roden’ die ze te pakken kregen. Maar de Vietcong boekte successen. Tijdens het Tet-offensief in 1968 werd duidelijk hoe sterk het vrijheidsstreven van de Vietnamezen was. En de Amerikaanse bomtapijten, napalm en chemische wapens (Agent Orange) droegen bij aan de weerzin in de hele wereld tegen het optreden van de VS in de Vietnamoorlog.

 

Subsidie Tijd


Nguyen: “Toen ik vier jaar was, bevond de Vietnamoorlog zich op een hoogtepunt. Op dat moment vochten ruim 540.000 Amerikaanse soldaten aan de kant van het Zuid-Vietnamese regiem tegen de Vietcong en Noord-Vietnam. Door de oorlog ging ik niet naar school. Lezen en schrijven heb ik pas geleerd toen ik in militaire dienst zat, op mijn twintigste. Toen ik tien was, in 1975, werd Saigon veroverd door de Vietcong en de Noord-Vietnamezen. Mijn vader heeft toen een week in een heropvoedingskamp gezeten, want hij sympathiseerde wel met de communisten, maar was toch een tijdje, om te overleven, chauffeur geweest voor de Amerikanen. Mijn latere schoonvader heeft trouwens acht jaar in zo’n kamp gezeten, maar die was dan ook officier geweest in het Zuid-Vietnamese leger. Enfin, na de val van Saigon is ons gezin de Mekong Delta ingetrokken. We pakten van alles aan om te kunnen overleven. Zelf heb ik jarenlang koeken gebakken en verkocht.

Het was voor heel Vietnam een arme periode. Ik noem het de Subsidie Tijd. Alles was van de staat. De staat regelde alles. Controleerde alles. Niet goed. Er was gebrek, honger, onderdrukking. En je mocht er niets van zeggen. Er was geen vrije meningsuiting, geen onafhankelijke pers. De onvrede onder de bevolking nam steeds meer toe. Hier en daar kwamen mensen in opstand. In 1986 gooide de communistische partij, de VCP, het roer om. Zoals in China een paar jaar daarvoor al was gebeurd. Er kwamen hervormingen. Er werd een socialistische markteconomie ingevoerd. Doi Moi heette die operatie. Privé-bezit, zelfstandig ondernemerschap, samenwerking met buitenlandse bedrijven werden mogelijk. Ook op politiek gebied werden de touwtjes gevierd. Dat wil zeggen dat gematigde en constructieve kritiek werd toegestaan. Vergeleken met de Subsidie Tijd is het veel beter nu.”

 

Doi Moi


Ontegenzeggelijk heeft de Doi Moi (=vernieuwing), de overgang van een planeconomie naar een markteconomie, Vietnam veel voordelen opgeleverd. Na 1990 zijn er groeicijfers van de nationale economie gerealiseerd van 7 tot 8 procent. De honingexport ging van 25 duizend kilo in 1986 naar 12 miljoen kilo in 2007. Over de hele wereld worden Vietnamese garnalen en pangasiusvis gegeten. Een derde van de wereldproductie van cashewnoten vindt plaats in Vietnam. Na Brazilië is Vietnam de grootste exporteur van koffiebonen, na Thailand de grootste exporteur van rijst. Het aantal buitenlandse toeristen is gigantisch toegenomen en tussen 2006 en 2012 nog verdubbeld tot 7 miljoen jaarlijks. Dat zorgt voor inkomens en deviezen. Het aantal ‘officiële armen’ is gezakt tot onder de 30%, in 1986 was nog vrijwel iedereen arm. In 1990 was het gemiddelde daginkomen voor 51% van de bevolking slechts 1 dollar, in 2006 gold dat nog maar voor 8%. Niemand fietst nog – Nguyen:“wie fietst is een loser” – bijna iedereen rijdt op een brommer of scooter, desnoods met zijn vieren op één buddyseat!

 

In 1990 volgde 33% van de Vietnamese jeugd een vorm van voortgezet onderwijs, in 2006 was dat vermeerderd tot 75%.

 

De censuur is verlicht. Het schitterende epos The Sorrow of War van Bao Ninh, waarin de patriottische oorlogsheroïek onderuit wordt gehaald en ook de autoriteiten niet worden gespaard, is nu overal verkrijgbaar.(2)

 

Blauw haar in Hanoi


Nguyen: “Het is beter nu. Er is meer welvaart en meer vrijheid. Niemand heeft nog honger. Zelfs de Hmong, die nog steeds een moeizame relatie met de regering hebben en drie jaar geleden nog de wapens opnamen, houden zich momenteel rustig. Maar er deugen ook dingen niet. Ik moet voorzichtig zijn met wat ik zeg, anders ben ik morgen mijn baan kwijt. Maar zelfs de communistische partij geeft toe dat er minstens vier grote problemen zijn: corruptie, tegenstelling arm-rijk, transport en milieu. De verschillen tussen arm en rijk bijvoorbeeld worden almaar groter. Dat wekt wrevel. Vooral de etnische minderheden blijven achter. Voor een deel is dat hun eigen schuld. Ze verdommen het om zich te scholen en om harder te werken. Terwijl onderwijs en gezondheidszorg voor de minderheden (15% van de bevolking – RL) wél gratis zijn en voor ons (de Ninh = 85% van de bevolking – RL) niet. Maar goed het is een probleem en sommige superrijken gedragen zich ook wel erg uitdagend. Die steken hun sigaretten aan met brandende bankbiljetten. Verder is het verkeer hier een ramp. Er vallen jaarlijks 12.000 doden op de weg. Daar moet wat aan gedaan worden. En het milieu heeft het moeilijk. Vervuiling en klimaatverandering eisen hun tol. Ik weet niet of dat goed gaat. 

 

En dan, ja, de corruptie. Probleem nummer één. Er is een tekort aan goede leiders. In Da Nang was er een tijdlang wél een. Die bande de corruptie uit en stimuleerde de economische ontwikkeling. Hij zorgde voor voorspoed en nu is Da Nang de rijkste stad van het land. Als er nog tien Vietnamezen zouden zijn zoals hij, dan was iedereen rijk en gelukkig!

 

Er zijn nog meer problemen, hoor. De Chinese buren vormen een voortdurende bedreiging. En mensen met een donkere huid worden vaak eerder achtergesteld dan blankere Vietnamezen. Dát is de reden dat veel vrouwen zich ondanks de hitte bedekken met shawls en handschoenen als ze overdag op een scooter stappen. En in Hanoi vind ik een deel van de jeugd behoorlijk losgeslagen. Sommigen daar verven hun haren bijvoorbeeld blauw. Vietnamezen moeten gewoon zwart haar hebben!”

 

Eerste miljardair


Drie jaar na de ‘open deur politiek’ van China heeft de Doi Moi in Vietnam vanaf 1986 net als in het buurland de welvaart van bijna de gehele bevolking flink opgestuwd. Zoals Nguyen aangeeft profiteert een kleine groep extreem. In 2010 nam het aantal miljonairs explosief toe, met 33%. En in 2013 is de eerste Vietnamese miljardair opgestaan: Pham Nhat Vuong, met een vermogen van 1,5 miljard dollar.

 

De censuur mag dan verlicht zijn, ze is niet verdwenen. De in de rest van de wereld geroemde biografie van Ho Chi Minh, geschreven door William J. Duiker, is nog altijd verboden. Vooral omdat Duiker ook de amoureuze avonturen van ome Ho beschrijft. Dat past kennelijk niet in het beeld dat de puriteinse communisten van hun ‘heilige leider’ willen uitdragen. Ze hebben Ho ook geheel tegen zijn testament in na zijn dood gebalsemd en in een mausoleum in Hanoi opgebaard. 

 

Nguyen is er stellig van overtuigd dat Ho géén kinderen had, terwijl Duiker aannemelijk maakt dat hij minstens een zoon had. Nguyen weet wel meer niet. Van het bestaan van de revolutionaire socialist Ta Thu Thau heeft hij nog nooit gehoord. Ta Thu Thau werd in 1945 met andere trotskisten door stalinisten van de communistische partij in Saigon vermoord. Ondanks dat Ho Chi Minh zelf hem een ‘groot patriot’ noemde. Het zijn zaken die de huidige leiders nog immer buiten de openbaarheid houden.

 

Happy


Nguyen: “Mij gaat het niet slecht. Ik heb een behoorlijk goedbetaalde functie, mijn vrouw heeft ook een baan en mijn zoon van tien doet het goed op school. We wonen in een groot huis van pakweg 200 m2 en dat is ruim. Ik ben happy. Ik ben geen communist, eerder boeddhist, en ik heb zeker kritiek op de VCP, maar toch ben ik tegen een meerpartijensysteem. De VCP doet ondanks alles zijn best en ik ben bang dat bij meer partijen het land uit elkaar valt. En ik hou van mijn land. Als het nodig is, zal ik me er voor doodvechten.”

 

Duurzame vooruitgang?


Anders dan Nguyen meent, zal Vietnam verder moeten democratiseren. Het land volgt in grote lijnen hetzelfde pad als China. Ook daar heeft een zekere liberalisering voorspoed gebracht, maar dreigen corruptie en interne tegenstellingen het land te laten vastlopen.(3) Zonder vrije pers en vrijheid van vereniging, in meerdere partijen, zal de corruptie voortwoekeren en de bureaucratie de vooruitgang verstikken. Vietnam heeft zich in het voetspoor van China ontwikkeld tot een bureaucratisch-kapitalistische staat. Met een kapitalistische markteconomie onder de alleenheerschappij van een bureaucratie van één politieke partij. In Vietnam is dat de VCP, met 2 miljoen leden op een totale bevolking van 92 miljoen. Dat wringt aan alle kanten. Dat houdt geen stand. Een duurzame economische vooruitgang en sociale vrede onder kapitalistische verhoudingen is uiterst onwaarschijnlijk. Dat blijkt over de héle wereld keer op keer. Zelfs onder goedwillende bestuurders, zoals sociaaldemocraten zich gaarne profileren, is dat nog nergens gelukt. In Vietnam is van de oude idealen van de revolutie wel de nationale onafhankelijkheid gerealiseerd en de bestaanszekerheid vergroot maar niet gegarandeerd en de zeggenschap van de mensen over hun leven en de maatschappij na 1975 slechts verder uit zicht geraakt.

 

Inspiratie


Pierre Rousset, de Azië-expert van de  Vierde Internationale, zegt in een beschouwing over China:

 

“De opkomst van China als een kapitalistische mogendheid is voor een groot deel mogelijk gemaakt door de de voorafgaande maoïstische revolutie: het land werd bevrijd van imperialistische overheersing, werd geïndustrialiseerd, ontwikkelde onafhankelijk wetenschappelijke kennis en technologie, bracht onderwijs naar de massa en moderniseerde de maatschappij. Na de nederlaag van het maoïsme stapte de nieuwe bourgeoisie in haar schoenen. Hoewel die bourgeoisie minachting koesterde voor dat maoïsme, mocht het haar dankbaar zijn.

 

De grote revoluties van de 20e eeuw hebben hun dynamiek verloren. Zowel onder externe druk van het imperialisme als door een verwoestende bureaucratische kanker van binnenuit. Desalniettemin hebben ze hun sporen nagelaten. In het bijzonder hebben ze de greep van het imperialisme doen verslappen en openingen geschapen waar sommige bourgeoisieën in de ‘derde wereld’ van hebben geprofiteerd. Maar het spel is nog niet gespeeld. De herinnering aan de revoluties van gisteren kan nog altijd bijdragen aan de antikapitalistische opstanden van morgen, zelfs in het hart van de nieuwe opkomende mogendheden zoals China.”(4)

 

Vietnam treedt al in veel opzichten in de voetsporen van China. Wellicht zal ook hier de socialistische revolutie, waarvoor eens zoveel is opgeofferd, één van de bronnen van inspiratie zijn bij het verwezenlijken van een betere maatschappij.

 

Noten:

 

1) De naam Nguyen is niet de echte naam van de geïnterviewde. Ook de plaats van het gesprek is gefingeerd. Dit ter bescherming van betrokkene. Vrije meningsuiting wordt in Vietnam niet altijd op prijs gesteld. De citaten zijn echter vrijwel letterlijke weergaven van de door de werkelijke persoon in kwestie gedane uitspraken.

2) The Sorrow of War, geschreven door Bao Ninh, is in het Nederlands vertaald als Het Verdriet van Vietnam. 

3) Zie o.a.: China Wereldleider? – Jan van der Putten; 2013 Nieuw Amsterdam. 

4) Zie: Maoïsm, contributions and limitations – Pierre Rousset. Opgenomen in: China’s rise, strength and fragility – Au Loong Yu; 2012 Merlin Press. 

 

Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Grenzeloos

 

Naar boven