Agenda

Geen geplande activiteiten.

Populair

De slag om Rifondazione PDF Print Email
Geschreven door Peter Drucker op dinsdag, 27 april 2004
Het Italiaanse Rifondazione Comunista was in Europa sinds enige jaren het lichtend voorbeeld van een partij die zich inzette voor de globaliseringsbeweging en die zich duidelijk te weer stelde tegen de oorlog en het neoliberalisme. Nu maakt haar leider Faustino Bertinotti zich op voor een draai naar rechts. Om de conservatieve premier Silvio Berlusconi te verslaan, wil Bertinotti Rifondazione tot een samenwerking brengen met sociaal-liberaal centrumlinks. Grenzeloos vroeg Flavia d’Angeli en Salvatore Cannavò waarom Rifondazione de koers heeft verlegd en hoe de linkervleugel zich opstelt. D’Angeli en Cannavò zijn jonge activisten, vroeg in de dertig. Net als de andere leden van Bandiera Rossa (Rode Vlag), de Italiaanse zusterorganisatie van de SAP, zijn ze lid van Rifondazione sinds haar oprichting in het begin van de jaren negentig. Ze behoren tot de linkervleugel en nemen verantwoordelijke posities in: Cannavò is adjunct-hoofdredacteur van Liberazione (Bevrijding), het dagblad van de partij; D’Angeli speelde een hoofdrol bij het oprichten van de jongerenorganisatie, en maakt deel uit van het dagelijkse bestuur. Over de koers van de partij zijn ze allesbehalve tevreden.

Twee ineen

Het bijzondere aan Rifondazione is dat ze twee partijen ineen vormt. Met 90.000 leden en ongeveer achtduizend activisten bestaat tweederde van de activisten uit de oude ‘harde kern’, mensen afkomstig van de Communistische Partij die begin jaren 1990 uit elkaar viel. Volgens Cannavò heerst onder hen een ‘hang naar het stalinisme en in het bijzonder naar het togliattisme’ – van de jaren 1940 tot de jaren 1960 was Togliatti de grote leider van het Italiaanse communisme – : ‘heel strijdbare mensen, maar gepokt en gemazeld in het reformisme’.

Het andere deel van de actieve leden bestaat uit jongeren, waarvan de meesten pas de afgelopen drie of vier jaar vanuit de sterke globaliseringsbeweging de partij inkwamen. De jongeren zijn op zijn minst zo strijdbaar als de ouderen. Rifondazione is, aldus D’Angeli, voor hen een verlengstuk van het andersglobalisme: ‘Partij en beweging lopen moeiteloos in elkaar over’. Veel jongeren van Rifondazione voelen zich deel van de activistische stroming van de ‘Ongehoorzamen’, net als andersom. Het verwerpen van geweld, zowel van oorlog als van het terrorisme, staat er centraal. Toni Negri en John Holloway oefenen invloed uit op deze jonge radicalen. ‘Ze zoeken naar een postcommunistische identiteit’, aldus D’Angeli, ‘maar zijn ideologisch eigenlijk een beetje verweesd.’

De jongeren voelen zich aangetrokken tot Faustino Bertinotti, die drie jaar na de oprichting tot algemeen secretaris werd verkozen. De vlotte, rap van de tongriem gesneden Bertinotti behoort niet echt tot de oude kern. Hij was nooit een boegbeeld van de Communistische Partij, aldus Cannavò: ‘Bertinotti was eerder ketters, gehecht aan bewegingen, en verbonden met de arbeidersstrijd van de ‘Hete Herfst’ van 1969 en de jaren daarna.’ Het is hem gelukt een brug te slaan naar de jongeren. Wie de linkse en rechtse wendingen van Rifondazione wil begrijpen moet vooral Bertinotti begrijpen.

Bertinotti

Volgens Cannavo is Bertinotti’s gevoel voor de tijdsgeest zijn kracht maar ook zijn zwakte. Hij is briljant, maar ruilt de analyse graag in voor de waan van de dag. Een gestage bouwer is hij allerminst, aldus D’Angeli. ‘En hij weet gemakkelijk met tegenstellingen, niet in het minst die in hemzelf, te marchanderen’, voegt Cannavò er aan toe. Aan de ene kant beschouwt hij Rosa Luxemburg als zijn grote voorbeeld, en houdt hij vol dat ‘het strategische perspectief van de antikapitalistische revolutie niet is veranderd’. Aan de andere kant brengt hij in interviews de klassieke argumenten van het Italiaanse reformisme naar voren. Zo zegt hij Togliatti na dat ‘structuur hervormingen’ in het parlement de weg zullen openen naar het socialisme.

Toch kan niemand in Rifondazione om Bertinotti heen. Als leider wordt hij op handen gedragen, aldus Cannavò, ook door oude stalinisten die hem eigenlijk wantrouwen. De cultuur van de jongeren is echt een bertinottistische cultuur. Bertinotti weet telkens weer een gematigde boodschap op een ‘pakkende’ manier te verwoorden. Of, zo vat Cannavò, samen: ‘Bertinotti drukt uitstekend de gevoelens van de jongeren uit’.

Toen Bertinotti in 1998 de steun van Rifondazione aan de centrumlinkse regering van Prodi terugtrok, verwierf hij daarvoor een meerderheid binnen Rifondazione; de regering-Prodi kwam ten val. Toen Bertinotti in 2001 weigerde met centrumlinks een verkiezingsakkoord te sluiten, behield hij zijn meerderheid. De prijs daarvoor was dat de rechtse alliantie van Berlusconi met minder stemmen dan links en centrumlinks tezamen aan de macht kwam. Bij de komende verkiezingen wil Bertinotti doen wat hij toen weigerde– een akkoord tekenen met centrumlinks – en zelfs beloven wat Rifondazione nog nooit deed: deelnemen aan de regering als centrumlinks wint. En wederom behaalde Bertinotti een meerderheid, al is het dit keer geen linkse meerderheid maar een rechtse.

Waarom nu?

Volgens Cannavò heeft Bertinotti vier redenen om een draai naar rechts te maken. Het belangrijkste is uiteraard de oorlogzuchtige, asociale en corrupte regering-Berlusconi. Italië is tot op het bot verdeeld: aan de ene kant Berlusconi die een rechtse continuïteit vertegenwoordigt met de corrupte ononderbroken macht van de christen-democratie tot in de jaren 1980à tachtig; die - nog erger zelfs - met de deelname van de ‘postfascistische’ Nationale Alliantie aan de regering een brug slaat naar het Italië van Mussolini, waarvan de sporen nooit geheel uit de Italiaanse politiek zijn verdwenen.

Aan de andere kant centrumlinks dat zich weet te identificeren met de cultuur van het antifascistische verzet. Bella Ciao is het lied van het verzet tegen Berlusconi en de tradities van extreemlinks van de jaren zeventig zijn nog allerminst verdwenen. Extreemlinkse organisaties organiseerden toen tienduizenden mensen, en de helft van die mensen is er nog steeds – al hebben ze zich laten uiteenjagen en zich aangepast aan het Italië van nu.

Naast afkeer van Berlusconi gaan ook electorale redenen schuil in de rechtse draai van Bertinotti. Electoraal is Rifondazione sinds de opkomst van het andersglobalisme niet vooruitgegaan, maar op een procent of vier, vijf blijven steken. Bovendien meent Bertinotti dat de beweging weinig effectief is. Concrete overwinningen op sociaal vlak zijn nauwelijks geboekt. Nu Rifondazione zelf niet tot een doorbraak in staat lijkt, stuurt Bertinotti aan op een offensief om het karakter van centrumlinks onder druk van de sociale bewegingen te veranderen.

Ten slotte doet ook de communistische oorsprong van Rifondazione zich in Bertinotti’s ambities gelden. De oude Togliatti was niet voor niets de uitvinder van het idee van het ‘historische compromis’, dat het communisme zelfs met de christen-democratie meende te kunnen verzoenen. Voor de oude kaders is de nieuwe koers van Bertinotti een terugkeer naar de oude vertrouwde tactiek.

Verzet

Maar radicale leden als D’Angeli en Cannavò laten zich niet van de wijs brengen. D’Angeli: ‘Natuurlijk willen ook wij Berlusconi verslaan. Maar we stellen voor dat op een andere manier te doen. We nemen de eisen van de bewegingen als ons uitgangspunt. En als Prodi en centrumlinks deze eisen niet overnemen – en we verwachten dat ze dat niet doen – dan kan er geen sprake zijn van een programmatische samenwerking. Dat sluit een electorale, tactische overeenkomst nog niet uit: – laten we samen rechts verslaan, dan kunnen we in het parlement bekijken wat voor een regering mogelijk is.

Het belangrijkste is niet de strijd binnen Rifondazione. Doorslaggevend is wat er in de bewegingen gebeurt. Bertinotti vergist zich als hij denkt dat de politiek de zwakheid van de bewegingen kan compenseren. Het hoofdprobleem blijft: hoe de sociale bewegingen te versterken? Er is geen weggetje binnendoor. Niet een programma voor de verkiezingen in 2006 is van belang, zoals Bertinotti beweert, maar de vraag hoe we het verzet, de stakingen, de protesten organiseren. We moeten centrumlinks uitdagen schouder aan schouder met ons actie te voeren, ook al zullen ze dat waarschijnlijk niet doen.’

Zoals D’Angeli stelt: ‘We vechten tegen Bertinotti juist omdat Rifondazione ónze partij is. Op het laatste congres vormden we de meerderheid. Rifondazione is een unieke ervaring, een unieke kans, die we niet uit handen moeten geven. We mogen niet terugwijken. Het communisme opnieuw uitvinden vergt tijd, daar moeten ook de jongeren geduld in oefenen.

Sommigen lukt dat niet. Ze merken dat met Bertinotti’s nieuwe koers de oude stalinistische partijtijgers het roer weer in handen nemen. Daar worden ze moedeloos van. Ze komen minder naar partijbijeenkomsten.’

Wat elders in Europa gebeurt, zal ook invloed hebben op de partij. Vooral de ontwikkelingen in Frankrijk, waar links Italië zich traditioneel op oriënteert. In zijn ‘linkse’ periode zette Bertinotti zich af tegen de Franse communisten, die deelnamen aan de sociaal-liberale regering-Jospin, en flirtte hij met de LCR, de Franse zusterorganisatie van de SAP. Als extreemlinks het bij de Europese verkiezingen in Frankrijk in juni goed doet, zo voorspelt D’Angeli, zien de mensen dat een andere strategie mogelijk is.

Naar boven