Een gebroken revolutie. Vijfentwintig jaar na Gdansk PDF Print Email
Geschreven door Jan Malewski op maandag, 01 januari 2007

In 1980 komen de Poolse arbeiders eens te meer in opstand tegen het bureaucratische regime. De vakbond Solidarnosc wordt geboren. Twintig jaar later slaat het zich kapitalistisch noemend Polen op de deur van de Europese Unie. In volle campagne voor de presidentsverkiezingen begint een nieuwe linkerzijde aan de herschikking.

Aleksander Kwasniewski, president van de Poolse republiek na een carrière als apparatsjik in de schaduw van generaal Jaruzelski, zal in oktober waarschijnlijk een tweede ambtstermijn in de wacht slepen. Misschien gebeurt dat zelfs wel vanaf de eerste ronde, vermits de peilingen hem 60 procent van de stemmen toedichten. Tegenover hem staat een tiental kandidaten die zich op het anticommunisme beroepen en een socialist, intertijd clandestien vakbondsmilitant en bezieler van 'Rabotnik' (arbeider), een blad dat ten tijde van de clandestiniteit stevige wortels had in de linkerzijde van Solidarnosc. Die socialist, Piotr Ikonowicz, is al best tevreden met enkele procentjes. Hij zal misschien nipt voorafgegaan worden door Lech Walesa, symbolisch leider van Solidarnosc van 1980 tot 1990, president van de republiek van 1990 tot 1995, vandaag voorvechter van het anticommunisme.

De algemene staking

Twintig jaar geleden, op 31 augustus 1980, ondertekenden vice-premier Mieczyslaw Jagielski en Lech Walesa een akkoord dat de weg opende voor de vorming van onafhankelijke vakbonden. Dit gebeurde nadat de arbeiders van de Lenin­scheepswerven veertien dagen staakten en in het bijzijn van de algemene vergadering van de afgevaardigden van alle stakende fabrieken uit de streek. Het overkoepelend stakingscomité vormt zich om tot voorlopige leiding van de nieuwe vakbond. Dit akkoord vormt het hoogtepunt van een stakingsgolf die begon in juli ten gevolge van prijsstijgingen voor voedingsproducten. De consensus die er in de praktijk bestond tussen de Poolse bureaucratie en de arbeiders wordt er door gebroken. De stakingen met bezettingen roepen geleidelijk steeds bredere structuren van zelforganisatie in het leven. De onderhandelingen die met de overheid gevoerd worden zijn openbaar, opgenomen door bedrijfsafgevaardigden. Hierdoor kunnen de arbeiders precies bepalen welke afgevaardigde zijn mandaat waard is en wie indien nodig moet vervangen worden.

De vakbond Solidarnosc, ontstaan uit deze strijd die tien van de dertien miljoen Poolse werknemers omhelst, stelt zich voor als een meer uitgewerkte vorm van dit arbeiderszelfbeheer. Naar het voorbeeld van de stakingscomités van augustus 1980 is het een democratische structuur, waarbinnen de leiders afgezet kunnen worden. Het eerste congres van Solidarnosc (september 1981) is een echt arbeidersparlement. De zittingen worden in de grote bedrijven van het land uitgezonden. Iedereen kan de discussies over de toekomst volgen, zien en horen hoe de basis de afgevaardigden onder druk zet opdat deze de collectieve conclusies getrouw zouden uitvoeren. Grote collectieve conclusie is het project voor een zelfbeheerde republiek. Het congres eist "een zelfbeheerde en democratische hervorming op alle beleidsniveaus, een nieuwe sociale en economische orde waarbij plan, zelfbeheer en markt hand in hand gaan". Het gaat hier om een uitdieping van de stellingen van de herfst van 1980, zoals die toen werden uitgewerkt door de interbedrijvencommissie van arbeiders van Szczecin: "Wij zijn voorstander van een progressief arbeiderssocialisme, voor de harmonieuze en billijke ontwikkeling van Polen, collectief bepaald door heel de wereld van de arbeid (...) Wij willen het systeem niet veranderen, maar wij willen vorderen in de richting van een sociale orde die autentiek socialistisch en van de arbeiders is".

Heersende macht in crisis

Zestien maanden lang zal Polen een duale macht kennen. Enerzijds de officiële, die van de bureaucratie die steeds meer ondermijnd wordt door de opkomende macht van de arbeiders die ervan overtuigd is dat de geëiste hervormingen niet vereisen dat ze zelf de macht neemt. Haar eisen: de instelling van een tweede kamer, die van de producenten; controle over de bedrijven; het beëindigen van de bureaucratische verspilling en van de onkunde. Pas in de laatste maanden van 1981 begint men zich de kwestie van de macht concreet te stellen. De arbeiders worden zich immers bewust van hun macht en van toenemend onvermogen van de bureaucraten. Men spreekt over actieve stakingen, een regionale en nationale coördinatie van de zelfbeheerde raden die in de ondernemingen ontstaan, vrije verkiezingen. De radicalisering aan de basis overvleugelt de leiding van Solidarnosc waarvan de meerderheid vindt dat de beweging zichzelf moet in de hand weten te houden, een idee die ze heeft van de oppositionele intelligentsia. De bureaucratie is bereid de leiders van de beweging te paaien met toegevingen. In een boek dat hij in 1992 schrijft om zijn staatsgreep te rechtvaardigen, zegt generaal Jaruzelski: "Het was alsof wij gehypnotiseerd waren doorde overtuiging datde centrale organen van Solidarnosc en haar raadgevers deden wat ze wilden. We overschatten hun capaciteit om hun organisatie te leiden en te manipuleren. Een sociale en politieke eisenbeweging die zo machtig is, radicaliseert vanzelf. De beweging stuurt meer haar leiding dan andersom (...) In december (1981) bereikt ze haar hoogtepunt". Om een einde te stellen aan de zelfemancipatie van de arbeiders trekt Jaruzelski aan de alarmbel. Duizenden syndicalisten worden aangehouden, duizenden anderen worden in de emigratie gedreven. De clandestiene syndicale leider Jozef Pinior zal later verklaren: "Vanuit het oogpunt van de klasse wilde men met de staatsgreep deze arbeidersklasse breken, de arbeidersleiders breken, de beste elementen dwingen tot emigratie of tot het verlaten van het bedrijf".

Liberale restauratie

De staatsgreep stelde geen einde aan de radicalisatie van de arbeiders, maar maakte wet komaf met alle illusies over een hervorming van dit 'reële socialisme'. De repressie zette de syndicalisten buitenspel die drager waren van het project voor een zelfbeheerde republiek en 'versterkte' een bureaucratisch regime dat een rem vormde voor elke economische vooruitgang. Toen de meerderheid van de oppositionele intelligentsia gewonnen werd voor de ideologie van het neoliberalisme, kwam er ruimte vrij voor een historisch compromis tussen de oppositionele elites en delen van de bureaucratie die ervan overtuigd waren dat hun systeem failliet was. De arbeiders waren de pineut van dit compromis. In 1989 werden hun leiders ministers en drukten de economische plannen van het IMF door. Grote overheidsbedrijven werden ontmanteld en aan de privé verkocht voor een habbekrats. De open grenzen zorgden voor een invasie van de binnenlandse markten door het westerse surplus. Massawerkloosheid werd een realiteit. In 1995 verloor Lech Walesa, het symbool van de staking van 1980, de presidentsverkiezingen ten voordele van Aleksander Kwasniewski.

Naar aanleiding van de twintigste verjaardag van augustus 1980 schreef Zbigniew Kowaleswki (in 1981 leider van Solidarnosc in de streek van Lodz en bezieler van de beweging 'Solidariteit met Solidarnosc') in het socialistische maandblad 'Robotnik Slaski': "Een revolutie kan op twee manieren versiagen worden: ze kan verraden ofverpletterd worden. De tragedie van de Poolse revolutie van 1980-81 is dat ze dubbel verslagen werd. Eerst werd ze verpletterd, daarna verraden". Deze dubbele nederlaag effende het pad voor het kapitalistisch herstel. Er zijn nog tien jaren nodig opdat deze waarheid begint door te dringen binnen een nieuwe linkerzijde, die vandaag nog marginaal is en zich bescheiden begint te herschikken.

Naar boven