Wie was Che Guevara? PDF Print Email
Geschreven door Jan Ploem op maandag, 01 januari 2007
Het is bijzonder moeilijk vandaag omtrent een icoon van de jaren ’60 te praten. Zeker als die icoon gerecupereerd wordt voor alerhande commerciële doeleinden, al was het maar t-shirts, posters, een schoon fotooke. Ook door  maostalinisten vanhet zevenste knoopsgat die Ché trachten als embleem te gebruiken voor de andersglobalistische beweging. Terwijl hun erfenis en hun politieke stellingname omtrent de Cubaanse revolutie voorde val van de muur gekarakteriseerd werd door ‘handlangers van het sovjet-imperialisme’.  Vandaag is Ché in. Ik persoonlijk geloof niet in een soort hagiografie, in heiligenlevens ten dienste van de revolutie. Ik geloof wel in mannen & vrouwen die in bepaalde context en onder bepaalde historische, economische en sociale  voorwaarden er een revolutionaire praktijk erop nahouden en een aantal politieke doelstellingen verwezenlijkten.

Die context waarin Ché werkte, vocht en nadacht was anders dan die van vandaag. Het was de periode van de koude oorlog en van de dekolonisatie. Het was de periode dat er zoiets bestond als ‘het socialistisch kamp’, als een  gewapende wereldmacht van de Sovjetunie, die imperialistische ambities van het Westen kon intomen en die zèlf ambities had in de derde wereld. Diezelfde Sovjetunie had de stalinistische rampspoed nog maar pas half verwerkt en was onder Chroetsjof pas goed aan het verburgerlijken; de partijfunctionarissen, de nomenklatoera, de  ambtenarij begon als nieuwe sociale laag  zich te ontwikkelen en ogenschijnlijk werd het welvaartsniveau in de landen van het Warschau-pakt naarbovengehaald.

De Sovjetunie leefde tevens onder de doktrine van ‘peaceful coexistence’, van het vredevol naast elkaar leven van verschillende systemen, resp: het kapitalistische kamp en het socialistische kamp. Lenin had immers die doktrine reeds ontwikkeld in het kader van de NEP, in de jaren 20 na de revolutie, toen er economisch gehandeld worden met het Westen om de verworvenheden van de revolutie te vrijwaren. Vreedzame coëxistentie was daarbij een sleutelbegrip. Onder Chroetsjov kreeg dit begrip eenandere dimensie: het Sovjetregime en haar invloedssfeer kreeg een zeker statuut van respectabiliteit, “van een eens en voorgoed”. De crisissen in de jaren 50 (DDR, Berlijn, de opstand van Hongarije) waren ondanks alles gestabiliseerd in Europa, en beider invloedssferen (NAVO/Warschaupakt) lagen muurvast. In dat kader moet ook de dekolonisatie van de derde wereld gezien worden.

De nationale bevrijdingsoorlogen-en strijden in die landen van de imperialistische/kapitalistische periferie werden door de Sovjet-mogendheid aangegrepen om hun invloed uit te breiden. Geheel in de logika van het leninistische concept van het zelfbeschikkingsrecht der volkeren en de strijd tegen het imperialisme. Dit in een moeilijke evenwichtsoefening tussen de machtsblokken, met wederzijdse nucleaire afdreiging.De rakettencrisis in Cuba moet in dat licht gezien worden. In die bipolaire wereld voltrekt zich het pijnlijke en langdurig proces van de dekolonisatie: de oude imperialistische machten in Europa raken hun koloniën kwijt, een proces dat nog zal voortduren tot in de late jaren 70 van de vorige eeuw, met Vietnam als symbolisch orgelpunt in.75. 

De redevoering van Generaal De Gaulle in Congo-Brazzaville in 1948 tegenover de vertegenwoordigers van Frans Afrika had voor dat decennium de hoop hooggestemd: binnen korte termijn zouden alle Franse kolonies onafhankelijk worden. Veel onafhankelijkheidsbewegingen werden geïnspireerd door  de internationale communistische beweging, door partijmilitanten & syndicalisten, mensen aan de basis. Ook Belgisch Congo met Lumumba zat in die mouvance, in die beweging. Voor zowat de hele derde wereld en haar nationale bevrijdingsstrijden zou een variant van het marxisme het richtsnoer worden, al dan niet gesteund door de Sovjetunie of de Volksrepubliek China, die toen grondig van mening verschilden. In de jaren 50 waren die niet meer ‘on speaking terms’.

In dit ruw geschetst kader moet de strijd van Ernesto ‘Ché’ Guevara de la Serna en de zijnen begrepen worden. Ché komt uit de kleinburgerij, uit de middenklasse. Hij is geboren op 14 mei 1928 (75 in 2003) in Rosario in Argentinië. Hij wou als kind aanvankelijk een sportman worden maar astma belette dit. Eerst studeerde hij archeologie en daarna geneeskunde. Ondertussen was hij on the road met een moto en reisde door Zuid-Amerika.  Zijn specialiteit als geneesheer was lepra en allergie-onderzoek. Als astmatisch kind had hij enorm veel gelezen, zijn reizen en avonturen in Zuidamerika hadden hem tal van ervaringen bijgebracht. Maar zijn verblijf in Guatemala in 1954 zal doorslaggevend zijn: de regering van Jacobo Arbenz wordt op dat moment door de CIA omver geworpen. Ché is dan al betrokken bij de oppositie.

Na die CIA-staatsgreep (toen al beschouwde de VS de wereld als zijn speeltuin) moest hij vluchten naar Mexico. In de zomer van 1955 leert hij Fidel en Raul Castro kennen als beginnend communistisch sympathisant. Deze ontmoeting zal zijn verder leven bepalen. Fidel Castro en de zijnen hadden moeten vluchten uit Cuba na een mislukte staatsgreep op 26 juli 1953. In de literatuur verwijst men dan ook naar de 26juli groep.. Deze groep kreeg amnestie van de dictator Fulgencio Batista, die het maffia-compradore regiem op cuba ten dienste van de Amerika leidde. Cuba was toen een speeltuin voor grote mensen, een Las Vegas op een eiland: een grote goktent en hoerenkast (…Nacional). Castro en zijn groep werden dus vrijgelaten op moederdag als een daad van ‘goeie wil’. Een beoordelingsfout van Batista is achteraf gebleken.

Fidel en Ché zijn qua persoonlijkheid elkaars tegengestelde en complement: Fidel wou steeds in het centrum van de belangstelling staan en ging nogal impulsief  te keer; Che stond meer als een waarnemer op een afstand, afwachtend maar wel met een zeer scherpe & erudiete tong om zijn politieke tegenstander van repliek te dienen en met doorslaande argumenten in de grond te boren...

Ché ging met Fidel & Raul Castro aan boord van een ouwe jacht naar Cuba: op dat schip Granma zat de harde kern van de toekomstige guerilla-beweging. De Cubaanse revolutie begon op 2 december 1956 met het aanmeren van de Granma nabij de bergen van de Sierra Maestra aan de Zuidoostelijke kust van Cuba.

Ché bleef niet lang in Havana bij Castro na die revolutie. Hij runde er het ministerie van economie en de centrale bank. Hij bleef na de overwinning van de revolutie op 2 januari 1959 tot april 1965, toen hij vertrok naar Congo om er de lumumbistische rebellen van Laurent-Desiré Kabila  te ondersteunen. Op 6 jaar tijd was het socialisme in Cuba geïnstalleerd met land hervormingen, met de vrijwillige arbeidsdienstcampagnes in de suikerrietplantages die wereldberoemd zijn geworden. De ‘nieuwe mens’ werd aldus geboren in Cuba. Ché had heimwee gekregen naar de actie, de guerilla, het slachtveld, naar nieuwe plaatsen omhet socialisme er te ontwikkelen.

Ché zag ook stilaan Fidel veranderen en dictatoriale trekjes krijgen en verliet dus zijn kameraad om ook in andere onderdrukte landen& volkeren revolutionaire bewegingen op gang te trekken. Mislukte pogingen overigens in Centraal-Afrika en tenslotte het fatale avontuur in Bolivië.

De Afrikaanse kampanje begon midden april ’65 in Dar-es Salaam in Tanzanië om later het naburige Congo binnen te vallen. De rebellen kregen weinig steun van de bevolking (de crux van zijn guerilla-theorie) en de strijders waren weinig gedisciplineerd en slecht georganiseerd. Verbitterd verliet hij Afrika en reisde rond op zoek naar nieuwe revolutionaire horizonten.

In november 1966 kwam hij vermomd als een oudere, kalende zakenman in Bolivië. Ook daar zou zijn poging om een guerrilla tegen de boliviaanse militaire dictatuur te beginnen mislukken. De lokale bevolking zag in zijn opstand en guerrilla weinig graten en ervaarden ze als een ander vreemd leger. Uiteindelijk zal hij op 8 oktober 1967 te grazen genomen worden door het Boliviaanse leger in een door de CIA geleide en gesteunde operatie. De omstandigheden van zijn dood zijn erg mistig en onduidelijk. Het is pas in 1997 dat zijn skelet is terug geïdentificeerd in een massagraf met vermoedelijke andere guerrileros.

Een jaar later in de periode van mei ’68 zou de beruchte foto een embleem worden van de studentenrevolte overal in de wereld, pour épater les bourgeois. Zijn poster zou prijken naast Bob Dylan, The Beatles, The Rolling Stones en Jimmy Hendrix om nog enkele iconen van de jaren 60 te vermelden; Lang haar en baard plus de alpino-pet waren toen sexy.

Het marxisme van Che

Wie grasduint in de geschriften, toespraken, tijdschriftartikeltjes etc. zoals hier uitstekend gecompileerd door Pathfinder (…uitleg 4de) in Ché Guevara Speaks zal spoedig constateren dat Che geen theoreticus is van het marxisme. Een mooi staaltje hiervan is het’Nieuwe Oude interview’ aan 2 chinese journalisten, waarin hij uitlegt dat de revolutionairen die Mexico zaten  geen enkel programma hadden: ze zagen de revolutie als een soort coup d’état. De meeste revolutionaire kwamen dan ook van  de stad en hadden geen enkele voeling met de plattelandsbevolking. De eerste jaren na hun landing in de Sierra Maestra zal dit hun parten spelen zoals Che dit in het artikel ‘de ideologie van de Cubaanse Revolutie’ uiteenzet. Hij zegt er dat bij de landing van de Granma een soort van subjectivistische mentaliteit: de bevolking zou spontaan hen steunen, overal zouden er volksopstanden en stakingen uitbarsten, Batista zou snel overwonnen worden … niets van dit alles. Na de nederlaag kwamen de overlevenden tot het besef dat ze de steun van de boerenbevolking nodig hadden. De stedelingen moesten overleven in de bergen op de buiten en leerden dus het boerenbestaan pas echt goed kennen. Stilaan konden ze vertrouwen winnen van de boeren, temeer daar ze de beestigheden zagen van het regeringsleger tegen de guerrilla  en tegelijk het regeringsleger begonnen te vrezen voor hun gezinnen, oogsten etc. De boeren zochten uiteindelijk de bescherming op van de guerrilla. De guerrilla op haar beurt  zag meer en meer het belang in van de steun van de boerenbevolking. Na 2 jaar strijd bij de uiteindelijke overwinning in Havana, waren die revolutionairen niet meer dezelfden als diegenen die landden met de Granma. Ze begrepen de verzuchtingen van de boeren maar al te goed. Ché voerde een grondige landhervorming uit, die de de grootgrondbezitters onteigende.

Ché Guevara is dus vooral een praktikus van het marxisme. In dat opzicht is hij een evenknie van Lenin. Zijn guerrilla-kookboek, zijn schema over brandhaarden van de revolutie in de kleine boerengemeenschappen zijn emblematisch voor zijn denken. Het marxisme van che laat zich lezen als een hybriede, in een taal die vandaag ontzettend naief overkomt, de gezwollen latijns-amerikaanse stijl. Nochtans blijft het allemaal helder en fris. Deze optimistische naiveté, de heldere analyses over het imperialisme blijven beklijven. Maar het is een derde-wereldmarxisme met impliciet en dikwijls expliciet de notie dat de tegenstelling Kapitaal-arbeid getransponeerd kan worden naar de geografische ruimte centrum van het kapitalisme/imperialisme –periferie/onderdrukte landen/3de wereld. Dat de revolutie dus vanuit de derde wereld zal komen. Nogal wat tier-mondisten in NGO-wereld vandaag hebben dit nog in hun achterhoofd zitten. Klassieke marxisten zullen erop wijzen dat de kwalitatieve omslag naar een socialistische/communistische revolutie voorafgegaan wordt door een ver doorgedreven ontwikkeling van de productiemiddelen en productieverhoudingen, zodat het kapitalisme verzuipt als het ware in haar eigen contradicties. De productiemiddelen en verhoudingen in de derde wereldlanden zijn verre van ontwikkeld. Derde wereldlanden zijn vandaag afzetmarkten en goedkope arbeids-en grondstofmarkten en spelen een minimale rol in de geglobaliseerde economie.

Wat met Cuba en Che vandaag?

Ik had enkele jaren geleden in 95 het genoegen om op reis te gaan naar dat eiland. Zomaar voor de lol, voor vakantie. Uiteraard was ik op voorhand gebriefd door de Vrienden van Cuba en een ABVV-delegatie die kort daar voor ook daar een werkbezoek hadden gehouden. Na de val van de muur viel de steun van de Sovjetunie weg. Cuba zag zich genoodzaakt om vreemde deviezen te hebben en de schandalige VS-blokkade te overleven. Ze hebben in die periode het land opengegooid voor het massa-toerisme. En voor de dollarisatie van de economie. Het land kent dus een tweesporen-economie: zakenlui en toeristen handelen in de pesos convertibles, waarbij 1 peso gelijk is aan 1 usd, de gewone Cubaan handelt met de volkspeso, waarmee je in de ‘dollarwinkels’ nix kunt doen. Door de blokkade, de wetten Burton-Helms is er een chronisch gebrek aan allerhande produkten: zeep, tandpasta, wc-papier, papier tout-court, schrijfgerief en andere spullen die wij in het Westen van zelfsprekend  vinden. Met 20 usd kan je er ginder een geheel gezin van onderhouden. Nogal wat jonge vrouwen trekken dan in het toeristische hoogseizoen naar Havana of naar Varadero (het Blankenberge van Cuba) om te voldoen aan de vraag van het sextoerisme. Prostitutie is er nogal amateuristisch, ze worden in het beste geval de amiga, de vriendin voor de tijd dat onze sextoerist in het land is. Het neemt nog geen thaise vormen aan. Ondanks dit alles zijn de Cubanen-zeker in het binnenland- fier op ‘hun revolutie’, ondanks occasioneel gemor blijft de haast mythische Fidel Castro ontzettend populair.

Cuba is een derde wereldland en moet dus met die standaard dan ook vergeleken worden. Cuba kent gratis onderwijs, geneeskunde, sociale voorzieningen. Er is geen schrijnende honger of armoe, alleen tijdelijk gebrek. In Cuba worden patiëntjes van Tsjernobyl verzorgt door hun verbazingwekkende stand van zaken in het geneeskundig onderzoek.

Als je aan 12-jarigen vraagt omtrent België dan zullen ze je perfect uitleggen waar het ligt, dat er vlamingen en franstaligen zijn, dat het een constitutionele monarchie is en een trouwe bondgenoot is van de NAVO. In vergelijking met het naburige Dominicaanse republiek is dat een alfabetiseringsgraad die kan tellen.

In de loop van de jaren 70 heeft men er een centraal sovjet-model proberen op te leggen, waarvan je de sporen nog kunt zien in nieuw Havana met hun stalinistische bouwstijl. Het sovjet-model met haar rigiede planeconomie past in Cuba als een tang op een varken. Onder impuls van jonge marxistische economen rond Fidel Castro is men teruggekeerd naar de ideeën van Che: een zelfbeherend, gedecentraliseerd coöperatieve aanpak van de landbouw. Wanneer Fidel zou sterven zal de Cubaanse revolutie en haar verworvenheden niet meteen verdwijnen, zoals westerse commentatoren graag hun wensen voor werkelijkheid nemen.

Op het plein van de Revolutie in Havana is een gigantisch portret van Ernesto Che Guevara aangebracht, zo groot als de gevel van dat gebouw. Als jongeren vandaag in de andersglobalistische beweging Che als embleem nemen dan is dat omwille van zijn totaal belangeloos engagement voor een betere rechtvaardige wereld, een wereld waar anders omgegaan wordt met middelen, met economie, met mensen. Zonder uitbuiting en onderdrukking. In deze fase van de globalisering van het kapitalisme hebben we niet 1 Che nodig maar duizend Ché’s. Hasta la victoria siempre.

Naar boven