Agenda

Geen geplande activiteiten.

Populair

De nationale kwestie in België in debat PDF Print Email
Geschreven door Chris Den Hond & M. Lievens op dinsdag, 25 december 2007

In de SAP woedt er vandaag een debat over de nationale kwestie in België. Dat is nodig om tot een actualisering te komen van ons standpunt rond deze kwestie. We publiceren hier twee bijdragen in dit debat op onze website.

 

 

De nationale kwestie in België: Voor een sociaal en solidair federalisme

De grote overwinnaar van de vorige verkiezingen in België, Yves Leterme, heeft niet "per vergissing" de Marseillaise gezongen in plaats van het Belgische nationaal volkslied, op 21 juli jl. Zijn bewuste "vergissing" toont de nationalistische of regionalistische intenties van de Vlaamse politieke klasse. Het Belgisch federaal systeem heeft weliswaar een oplossing geboden voor de culturele en taalonderdrukking van de Vlamingen, maar heeft een nieuwe onrechtvaardigheid gecreëerd voor de Franstaligen die in de "Vlaamse" randgemeenten rond Brussel wonen. De Vlaamse politieke klasse wil tevens de socio-economische dossiers regionaliseren, zoals een splitsing van de sociale zekerheid. Dit stimuleert regionalistische en zelfs separatistische tendenzen.

Door Chris Den Hond

België is van 1830 tot 1970 een streng unitaire staat gebleven, voornamelijk Franstalig. Zelfs de Vlaamse burgerij deed haar ding in het Frans. Het sluimerend bewustzijn van de onderdrukking van het Vlaamse volk binnen die Belgische staat maakte een grote sprong voorwaarts na de eerste wereldoorlog, toen de Vlaamse soldaten die in het leger orders kregen in het Frans, van het front terugkwamen. In een reeks van 5 staatshervormingen (1970, 1980, 1988, 1993, 2001) wordt België een federale staat met drie gemeenschappen en drie gewesten.

Oubollige opdeling

Heel de Vlaamse strijd is voortgekomen vanuit een culturele frustratie. De culturele ontvoogdingsstrijd was sterk verbonden met een sociale strijd waarbij Vlamingen vochten tegen discriminatie, niet tegen een ander volk, maar tegen de upperclass die Frans sprak. Het middelbaar onderwijs en het hoger technisch onderwijs ging door in het Frans. Pas na meer dan 100 jaar België werden zeer elementaire culturele rechten algemeen erkend zoals de oprichting van een Nederlandstalige universiteit. Tot in de jaren '50 situeert de economische expansie en de industriële groei zich in Wallonië. Er waren migratiestromen van Vlaamse arbeiders naar Wallonië en naar Frankrijk. Maar het belang van steenkool vermindert en de metaalindustrie vestigt zich daar waar de grondstoffen uit de kolonies aankomen, dus in de havens die zich in Vlaanderen bevinden. Naast die Belgische burgerij ontwikkelt zich een autonome Vlaamse burgerij. Door het groter economisch gewicht van Vlaanderen krijgt die Vlaamse burgerij ook meer politiek gewicht in het unitaire België. Vandaag de dag is niet heel de Vlaamse burgerij separatistisch, maar ze is zeker regionalistisch. Ze is van mening dat sociale verworvenheden gemakkelijker kunnen tenietgedaan worden als de socio-economische dossiers worden geregionaliseerd.

Bij de opeenvolgende staatshervormingen is de kwestie Brussel, geïsoleerd in Vlaams grondgebied, het moeilijkste geweest om op te lossen. Brussel was in 1830 een Vlaamse stad: slechts 15% van de Brusselse bevolking sprak Frans. Dat is in de loop van de jaren omgekeerd: in 1880 is er een evenwicht 50/50, vandaag zijn er meer dan 85% Franstaligen in Brussel. Sinds 1989 is Brussel een regio op zich. De regio Brussel-Hoofdstad werd beperkt tot 19 gemeenten in 1963, toen de taalgrens werd vastgelegd. Men baseerde zich daarvoor op een volkstelling uitgevoerd in 1947! Tussen 1947 en 1963 is de Franstalige bevolking in en rond Brussel echter toegenomen. Die demografische evolutie zet zich tot vandaag door. Het compromis van 1963 herleidt Brussel dus tot een klein gebied, waarbij een belangrijke Franstalige bevolking rond Brussel, officieel "op Vlaams grondgebied", niet over culturele en linguïstieke rechten beschikt. Bij elke fase van de staatshervorming wordt de taalgrens bevestigd en ze wordt voor vele Vlaamse politici bijna een staatsgrens.

Hoogstwaarschijnlijk had een volkstelling in 1963 (dus voor de fusie van gemeenten) Franstalige minderheden van meer dan 30% getoond (dus met recht op taalfaciliteiten) in gemeenten als Alsemberg, Beersel, St. Pieters-Leeuw, Dilbeek, Strombeek-Bever, St. Etienne Woluwe en Sterrebeek, terwijl in sommige faciliteitsgemeenten de Franstaligen ongetwijfeld met meer dan 50% zouden geweest zijn, wat hen had toegelaten tot de tweetalige Brusselse regio toe te treden. Twee kampen tekenen zich af: "Vlaanderen Vlaams" voor de Vlaamse nationalisten en "Uitbreiding van de tweetalige regio Brussel naar de omliggende gemeenten" voor de anderen.

Onrechtvaardigheid

Het territoriaal federalisme betekent dat men een gebied afbakent dat dan beheerd wordt door een deelstaat. Het is eigenlijk een overplanten van de traditionele opvatting dat elke staat haar eigen grondgebied heeft. Maar in de huidige realiteit wordt het moeilijker en moeilijker om grenzen te trekken tussen mensen en volkeren, want zo ontstaan snel nieuwe minderheden. In regio's waar de bevolking gemengd is, zoals in Brussel, is het dus beter een federalisme toe te passen waarbij elke bevolkingsgroep haar eigen culturele en linguïstieke instellingen heeft. De Brusselse regio is zo een tweetalige regio geworden, waar Vlamingen en Franstaligen kunnen kiezen naar welk cultureel centrum ze gaan, naar welke school – Nederlandse of Franse – ze hun kinderen sturen. Ze kunnen ook de taal kiezen waarin ze bediend willen worden op het gemeentehuis, de post of het werklozenkantoor.

Maar het tweetalige federalisme wordt enkel toegepast in een regio met een gemengde bevolking, dus in Brussel. Een Franstalige kan in Antwerpen niet eisen onderwijs in het Frans te krijgen en een Vlaming in Charleroi spreekt Frans als hij of zij naar de post gaat of naar het gemeentehuis. Wallonië en Vlaanderen zijn ééntalige regio's. Een systeem van taalfaciliteiten werd opgezet om culturele en taalrechten te geven aan de Vlaamse minderheid of de duitstalige minderheid in de ééntalige regio Wallonië, aan de Franstalige minderheid in de duitstalige regio en aan de Franstalige minderheid in de Vlaamse regio. Dat systeem werkt correct, behalve in de gemeenten rond Brussel.

In de 6 "Vlaamse" faciliteitengemeenten rond Brussel wonen meer dan 50% Franstaligen: Wemmel, Wezembeek-Oppem, Kraainem, Drogenbos, Linkebeek, St.Genesius Rode. In 16 andere "Vlaamse" randgemeenten van Brussel heb je een Franstalige minderheid, gaande van 10% tot 40%, zonder faciliteiten. Dat is niet conform met het Europees Handvest van de Raad van Europa voor de bescherming van regionale talen of talen van minderheden. België heeft dat verdrag wel getekend in 1995, maar nooit geratificeerd.

Die absurditeit is het gevolg van de taalgrens, die is vastgelegd op basis van een volkstelling die dateert uit 1947. Gezien de demografische evolutie kan je moeilijk vasthouden aan die taalgrens en dan ook nog de culturele rechten ontzeggen van een Franstalige minderheid in Vlaamse gemeenten. En dat terwijl de 15% Vlamingen in het Brussels gewest dezelfde instellingen hebben als de 85% Franstaligen. Het is daarom logisch de gemeenten rond Brussel bij het Brussels gewest te voegen, dus de 6 gemeentes met een Franstalige meerderheid, maar ook de 16 andere gemeentes met een belangrijke Franstalige minderheid. Dat zou van de huidige regio Brussel een leefbaardere regio maken van 19 + 6 + 16 = 41 gemeentes. Maar de Vlaamse nationalisten zijn niet enkel doof voor deze eis, ze willen zelfs de taalfaciliteiten afschaffen. Wie vindt dat Vlaanderen Vlaams moet blijven, zelfs daar waar een Franstalige minderheid leeft van meer dan 15%, 30% of soms zelfs meer dan 50%, moet argumenteren waarom Brussel dan niet "Franstalig" zou zijn, met meer dan 85% Franstaligen.

Red de solidariteit

Het federaal systeem in België heeft de culturele en taalonderdrukking van het Vlaamse volk in de Belgische staat opgelost in een reeks staatshervormingen. Maar het heeft tevens een aantal socio-economische dossiers gecommunautariseerd of geregionaliseerd: energie, urbanisme, leefmilieu, werkgelegenheid, economie, huisvesting, landbouw, fiscaliteit, openbare werken en transport. Sommige dossiers zijn al geregionaliseerd, andere slechts gedeeltelijk en de Vlaamse rechterzijde eist de volledige regionalisering. Waalse, Brusselse of Vlaamse werkmensen worden zo meer en meer geïsoleerd, verplicht hun sociale verworvenheden te verdedigen in een klein regionalistisch kader, waar ze geconfronteerd worden met dezelfde liberale politiek van de burgerij of regering, of ze nu Vlaams, Brussels, Waals of Belgisch is.

Tegen die evolutie hebben Vlaamse, Brusselse en Waalse vakbondsmensen, kunstenaars, journalisten en mensen uit het verenigingsleven een petitie gelanceerd "Red de solidariteit". Ze willen niet dat "nieuwe muren worden opgetrokken tussen mensen, regio's en landen." Verder kan men lezen: "We willen een goed loon voor hetzelfde werk, los van de taal die we spreken. We willen dat iemand die zijn werk verliest recht heeft op dezelfde werklozensteun, los van de regio waar hij of zij woont. Wij willen dat elk kind dezelfde kansen krijgt, los van de regio waar het geboren wordt. Wij willen dat oude personen hetzelfde recht hebben op een menswaardig pensioen, los van het feit of ze in Brussel, Vlaanderen of Wallonië wonen. Kortom, wij willen de solidariteit, niet de splitsing." Het gevecht is nog niet verloren.


Noch België, noch Vlaanderen: geen gemakkelijk debat.

De discussie over de staatshervorming is aan de regeringstafel een heikel punt. Ter linkerzijde is dat echter niet minder het geval, zeker voor wie de historische legitimiteit van de Vlaamse beweging erkent en de halfslachtigheid van de reëel bestaande staatshervorming aan de kaak wil stellen. De RAL/SAP pleitte jarenlang voor federalisme, tegen het Belgisch kapitaal en zijn staat. Vandaag is de Société Générale niet meer, is de Belgische of belgicistische bourgeoisie niet verdwenen, maar wel verzwakt, is er in Vlaanderen een groeiende burgerij met een rechts, neoliberaal project en worden ook in Wallonië neoliberale recepten gepresenteerd. Voor de linkerzijde komt het erop aan een eigen weg te vinden, en niet te vervallen in de verdediging van de reëel bestaande staatshervorming, van België, of van de mythe van een onafhankelijk Vlaanderen.

Door M. Lievens

België is geen uitzondering. De hervorming van het staatsapparaat staat overal ter wereld op de agenda, nu de economische en culturele ruimtes steeds minder samenvallen met de klassieke natiestaat. De productiekrachten internationaliseren, en dus is een soort staatsapparaat nodig dat een grotere marktruimte kan reguleren. Denk maar aan de Europese Unie. In België komt daar nog een extra element bij, dat extra druk zet op het nationale staatsapparaat: het feit dat België een land is met twee volkeren, waarvan vooral het Vlaamse historisch onderdrukt werd binnen het Belgische staatsverband.

De arbeidersbeweging bleef veelal afzijdig van de Vlaamse ontvoogdingsstrijd. De strategie van antikapitalistische structuurhervormingen en federalisme kende een zekere weerklank binnen de arbeidersbeweging in de jaren ’60, maar bleef een minderheidspositie. De burgerij kon zich vanaf de jaren ’70 het initiatief toe-eigenen om de staat te hervormen naar eigen inzicht. In een context van neoliberalisme meende een groeiende Vlaamse burgerij dat het zijn concurrentiepositie beter kon veiligstellen met minder België en meer Vlaanderen. Stapje bij beetje begon een proces van staatshervorming van bovenaf. Bij elke stap ontstonden nieuwe problemen die om een nieuwe fase vroegen. Tot een echt democratisch maatschappelijk debat lieten de burgerijen het nooit komen. Daarom, en omdat het huidige Vlaamse project een door en door neoliberaal project is, kan het op weinig echt enthousiasme rekenen onder de Vlaamse bevolking. Er is dan ook nauwelijks echte mobilisatie rond heel deze kwestie vandaag. Nationalistisch en zelfs racistisch opbod moest dit gebrek aan reële betrokkenheid dan maar compenseren.

Complexiteit

De situatie is er dan ook niet eenvoudiger op geworden. Enerzijds moeten we het zelfbeschikkingsrecht van volkeren erkennen, anderzijds dreigt de reëel bestaande staatshervorming en het neoliberale project van de protagonisten ervan, wezenlijke verworvenheden van de arbeidersbeweging te ondermijnen. Enerzijds is de Vlaamse ontvoogdingsbeweging gebaseerd op culturele en talige identiteit, anderzijds staat vandaag de problematiek van multiculturalisme, meertaligheid en métissage op de agenda.

Revolutionaire socialisten kunnen zich er niet toe beperken kritiek te leveren op het type beleid (een bepaalde variant van het neoliberalisme) dat dreigt te worden gevoerd. Ze moeten ook een oriëntatie hebben over de eigenlijke politieke kwestie, namelijk die van de (burgerlijke) staat en van de democratische instellingen waarbinnen het politieke gevecht wordt gevoerd in een normale situatie. Dat debat is moeilijk, ook voor de linkerzijde. Een aantal krachtlijnen, ter discussie.

Discussiepunten

1. De splitsing van België zou een grote nederlaag betekenen voor de arbeidersbeweging, in de mate de sociale rechten (sociale zekerheid, syndicale rechten…) mee geregionaliseerd, en onderweg gefnuikt zouden worden. Er zijn ook nauwelijks ernstige strategieën voor een splitsing, vooral gegeven het probleem Brussel. We bewegen ons dus binnen een federaal of confederaal kader.

2. Erkennen dat België een land is met twee volkeren impliceert de erkenning van de noodzaak van eigen democratische instellingen met reële en eventueel zelfs uitgebreide bevoegdheden hiervoor. Het principe van subsidiariteit (zoveel mogelijk op het laagste niveau) kan hierbij volop gelden.

3. Alles wat betrekking heeft op sociale rechten kan echter per definitie niet geregionaliseerd worden. Rechten moeten universeel en gelijk voor iedereen gelden. Net zoals de regionalisering van het recht op vrije meningsuiting nonsens is, zou dat ook voor de sociale rechten moeten gelden. Deze zouden veeleer ge-europeaniseerd moeten worden.

4. De globalisering heeft de wereld veranderd, ook bij ons. Cultuurvermenging en meertaligheid zijn ook voor socialisten serieuze uitdagingen. De omverwerping van het kapitalisme zal het werk moeten zijn van een interculturele, meertalige arbeidersbeweging. Het komt er dan ook op aan, binnen het kamp van de arbeid, egalitaire verhoudingen na te streven tussen talige en culturele groepen. Vandaag staan we daar ver vandaan. Erg weinig Franstaligen kennen Nederlands. In Brussel is minder dan 50 % van de bewoners oorspronkelijk Franstalig en is de eerste taal van een meerderheid Brusselaars het Turks, Arabisch, Berbers, of nog een andere taal. De rechtse mythe van een monocultureel en eentalig Vlaanderen miskent de reële diversiteit van de bevolking.

5. Vooral in Brussel laat de miskenning van die meertalige en multiculturele realiteit zich voelen. Brussel is in zekere zin de plaats waar de Vlaamse en Franstalige gemeenschap een soort stellingenoorlog aan het uitvechten zijn, waarbij de Vlaamse gemeenschap, met al haar geld en prestigeprojecten, de zwakke aanwezigheid van Vlamingen in de hoofdstad tracht te compenseren. De Vlaamse gemeenschap wordt geacht de Brusselse Vlamingen te verdedigen. De Franstalige doet hetzelfde met de Franstaligen in de rand. We krijgen een soort bloedrecht waarop instellingen zich baseren in hun claim om terrein te bezetten buiten het eigen ééntalige gebied, zich telkens baserend op de eigen voorpost. Die bicommunautaire logica in en rond Brussel verziekt de situatie en leidt tot een totale miskenning van de reële diversiteit.

6. Ook al worden de regels vaak met voeten getreden, niettemin hebben de Vlamingen reële institutioneel rechten in Brussel. Formele gelijkheid lost echter niet alles op. In ontmoetingen tussen Franstaligen en Nederlandstaligen wordt nog steeds quasi systematisch Frans gesproken. Dat, het ondemocratisch verloop van de staatshervorming, en de moeilijkheid om tot democratische wilsvorming te komen in dit land (de perceptie dat alles geblokkeerd wordt vanuit het andere landsdeel) maken dat deze onaf blijft in de hoofden van veel mensen. In die context van als inegalitair aangevoelde verhoudingen is het verzet tegen de verplaatsing van de taalgrens begrijpelijk groot. Tegelijk is het vandaag onmogelijk om te blijven vasthouden aan monoculturele, ééntalige entiteiten. Er is dan ook een ander criterium nodig dan het toebehoren aan de Nederlandstalige of Franstalige gemeenschap om je rechten te bepalen. Zo’n criterium is het bodemrecht: iedereen die zich op het territorium bevindt, moet de volledige rechten en vrijheden genieten, met inbegrip van allerlei rechten voor culturele en anderstalige minderheden. Dat principe moet in Vlaanderen worden toegepast, waar de uitdeining van het reële Brussel onvermijdelijk een verdere toestroom van Franstaligen dreigt met zich mee te brengen: zolang de taalverhoudingen zo inegalitair blijven, zal de inlijving van grote gebieden van de rand bij Brussel de verfransing enkel versterken. Dus ja aan een heleboel taal- en andere rechten voor anderstalige of andersculturele minderheden op Vlaams grondgebied, maar neen aan de systematische druk op de taalgrens zolang er geen reëel egalitaire taalverhoudingen zijn. Geen uitbreiding van het tweetalig gebied (dat we liefst meertalig willen maken), zonder reële en egalitaire praktijk van meertaligheid en interculturaliteit.

Maar het moet vooral in Brussel worden toegepast, om van de bicommunautaire logica af te raken, en de reële diversiteit van de Brusselaars ook institutioneel te erkennen. Brusselaars moeten hun rechten afleiden van het feit dat ze op Brussels territorium wonen, niet van het feit dat ze tot één van de twee gemeenschappen behoren.

7. Brussel en de rand zijn niet enkel omwille van dit soort taalkwesties van belang. De economische problemen van Brussel wegen uiteraard veel zwaarder door, ook al wordt daar in de regeringsonderhandelingen nauwelijks over gesproken. Het probleem is dat Brussel als derde gewest – met een heleboel bevoegdheden rond economie, infrastructuur, mobiliteit enzovoort – beperkt is tot een uiterst klein territorium van 19 gemeenten, die bijlange de reële economische ruimte van Brussel niet dekken. Een echte sociaal-economische politiek voor Brussel (met zijn mobiliteitsproblemen en hoge werkloosheid bijvoorbeeld) blijft dan ook uit. Dat betekent dat die gewestbevoegdheden eigenlijk uitgeoefend zouden moeten worden over een groter territorium: ofwel wordt het gewest Brussel (niet noodzakelijk het twee- of meertalig gebied) uitgebreid, ofwel wordt een aantal bevoegdheden overgeheveld naar hogere niveaus, ofwel wordt een manier gevonden om serieus overleg tussen gewesten mogelijk te maken en de Brusselse problemen op te lossen.

 

Naar boven