Marx en de globalisering. Terugkeer naar de toekomst PDF Print Email
Geschreven door Nicolas Béniès op maandag, 01 januari 2007

Hoe kunnen we het proces van neoliberale globalisering analyseren met behulp van de instrumenten van de marxistische theorie? De economist Nicolas Béniès is van oordeel dat om de wereld van vandaag te begrijpen we terug moeten vertrekken van Marx om verder te reiken, nieuwe aanknopingspunten te vinden.

Het ontbreekt de wereld van de 21ste eeuw die geboren werd na de val van de Berlijnse Muur in november 1989 aan een maatschappij-alternatief. Als mogelijke toekomst is het socialisme achter de horizon verdwenen. De dominantie van het kapitalisme is absoluut, zonder tegengewicht en zonder tegenmacht. De Verenigde Staten blijven over als de enige supermacht die haar regels - die van de liberale economie - aan de planeet wil enige mogelijke middel, de oorlog, bij gebrek aan politieke menselijke legitimiteit. Die oorlogen zijn nog maar begonnen. Ze vormen de synthese van de barbarij die vanuit het oogpunt van het kapitaal noodzakelijk is om haar heerschappij op te leggen in een context waar het maken van winst als enige dwang erkend wordt, wat zich vertaalt in het gebod van de competitiviteit.

De arbeidersbeweging herstichten veronderstelt dat men de functioneringswetten van het proces van kapitalistische globalisering begrijpt om tot globale antwoorden te komen die een algemeen perspectief kunnen bieden aan de sociale strijd. Marx als vertrekpunt De methode en de concepten die door Marx en de marxisten bedacht werden, zullen als vertrekpunt dienen. Niet vanwege traditie of voorouderlijke cultus, maar vanwege de theoretische en praktische efficiëntie. De verdiensten van Marx worden zelfs erkend door de Financial Times die hem voortdurend citeert... De huidige recessie herinnert ons aan het grote belang van de marxistische theorie van de crisissen, ingeschreven in de functioneringswetten van de accumulatie van het kapitaal. De essentiële oorzaak die door alle economisten erkend wordt, de overaccumulatie van kapitaal, die een daling van de winstvoet uitlokt en tegelijk ook herstructureringen, afdankingen en werkloosheid.

In tegenstelling tot een door de stalinisten ontvangen en doorgegeven idee werkt Marx met een open theoretisch kader. Het veld van mogelijkheden wordt systematisch verkend. Niets staat geschreven: de menselijke wil kan de kaarten herverdelen, ook al 'maken de mensen hun eigen geschiedenis in omstandigheden die ze niet vrijelijk gekozen hebben'.

De werkelijkheid is niet 'gegeven'. Ze moet geanalyseerd, heropgebouwd worden volgens verschillende abstractie-niveaus die Marx onderscheidt tussen de boeken I, II en III van Het Kapitaal. De liberalen - en de liberale theorie in het algemeen - stellen de zaken voor alsof ze vanzelf gaan, zonder een begrippenkader voor te stellen, zonder algemene problematiek. Het Kapitaal biedt geen algemene theorie van het kapitalisme. Enerzijds omdat Marx het werk niet kon voltooien, anderzijds omdat de gedaantewisselingen van het kapitalisme nieuwe vraagstukken opwerpen.

Neem het concept imperialisme, uitgewerkt door Hobson en Hilferding en gesynthetiseerd door Lenin. Dat beantwoordt aan omvormingen van het kapitalisme en van haar dominantievormen. Zo zullen Parvus en Trotski de wet van ongelijke en gecombineerde ontwikkeling uitwerken, die ons in staat stelt de totaliteit - het mondiaal kapitalisme -en de evolutie van haar onderdelen te vatten, door de gedomineerde landen te definiëren als kapitalistisch met gedifferentieerde accumulatiewijzen.

Theoretische uitdagingen

In het globaliseringsproces hebben dat concept en die wet niets aan scherpte ingeboet, integendeel. Ze staan ons toe de realiteit te zien: een wereld economisch in drie verdeeld, gedomineerd door het VS- superimperialisme, waarin alleen de financiële markten echt geïnternationaliseerd zijn, waar de staten niet verdwenen zijn ondanks het bestaan van transnationale ondernemingen die internationale strategieën toepassen. Om de concepten oordeelkundig te gebruiken moeten we rekening houden met de metamorfosen van het kapitalisme dat een flexibel stelsel is. De overheersingsvormen zijn geëvolueerd. Ze verlopen nu via het opleggen van schulden en via de dwang die de financiële markten op de landen uitoefenen, de plaats van de internationale instellingen zoals de WHO en het IMF in de verspreiding van internationale normen die ongunstig zijn voor de gedomineerde landen. De huidige situatie van Argentinië is een goede aanduiding van het failliet van de liberaal geïnspireerde politiek en van de diepe crisis van de politiek. Maar telkens volstaan methoden en concepten niet op zichzelf. Er moeten er nieuwe uitgewerkt worden om de nieuwe realiteit te kunnen benaderen.

Een realiteit die op haar beurt inspeeltop de theoretische uitwerking. Dat is bijvoorbeeld het geval voor het - controversiële – vraagstuk van de staat dat Marx als dusdanig niet behandeld heeft behalve in de Staatsgreep van de 18de Brumaire, een meesterwerk inzake wisselwerking tussen theorie en haar concretisering. In de voormalig gekoloniseerde landen speelde de staat een hoofdrol in de verspreiding van de kapitalistische productieverhoudingen, wat ertoe leidde dat heel de problematiek van de accumulatiemethoden van het kapitaal en van de plaats van de staat niet gesitueerd werd in de bovenbouw maar in de onderbouw. Het gaat hier om één van de grote theoretische uitdagingen (l) die er tegelijkertijd een andere stelt: die van het afsterven van de politieke instellingen na de overgangsperiode.

Het vraagstuk van de staat is nauw verbonden met dat van de munt. De Amerikaanse recessie die sinds maart 2001 is ingetreden, had de daling van de dollar moeten veroorzaken, althans volgens het merendeel der waarnemers die slechts rekening houden met de strikt economische factoren. De kracht van de dollar vloeit echter rechtstreeks voort uit de absolute hegemonie van de Verenigde Staten. Terwijl de euro, volgens de uitspraak van Henri Bourguinat, te lijden heeft onder een 'erfelijke zwakte', namelijk de afwezigheid van een Europese staat. Wat zou de arbeidersbeweging kunnen voorstellen om uit deze geprogrammeerde crisis te geraken? Moet er niet opnieuw aangeknoopt worden met de 'oemeenschappelijke munt? Kan het Europa opgebouwd worden en hoe? De vragen zijn tegelijk praktisch en theoretisch. Het antwoord zou moeten beletten dat men wegzinkt in de liberale begeleiding (zoals de leiding van de CFDT) of in een terugkeer naar het nationalisme (zoals Chevènement).

Nieuwe ankerpunten

Het proces zelf van de kapitalistische en liberale globalisering, de mobilisaties die het teweegbracht, de opstanden die het determineert, de ontwikkeling van 'fundamentalismen'en van extreem-rechts als perverse antwoorden om 'micro- identiteiten' te vinden die meestal niet bestaan, leidt ertoe dat men verder moet gaan dan Marx, wat wil zeggen: van Marx vertrekken om de wereld te begrijpen en zich een kans te gunnen die te veranderen. De opgang van de zogenaamde burgerschapseisen noopt ertoe hun theoretische plaats te bepalen in de beweging van sociale verandering en hun band met de sociale eisen.

De theoretische uitwerking is niet een 'plus'. Het is een vitale noodzaak. Het marxisme beschikt niet over heilige schriften waarin alle antwoorden staan. De terugkeer naar Marx is gesteld in de mate dat onze wereld veranderd is en mutatis mutandis een structuur gevonden heeft die in vele aspecten lijkt op die van de 19de eeuw. Dat geldt des te meer voor de arbeidersbeweging, die verplicht is nieuwe ankerpunten te vinden.


(l) Zie N. Béniès, FAprès-libéralisme, uitg. La Brèche, en bijdrage in l'Année sociale 2002 (onder leiding van R. Mouriaux); P. Salama, l'Etat surdéveloppé (La Découverte); A. Artous, Marx, l'Etat et la politique (Syllepse).

Naar boven