Het discours van de haren PDF Print Email
Geschreven door Johny Lenaerts op maandag, 19 april 2004
Politieke ontspanning...

De eerste keer dat hij langharigen zag, zo schrijft Pasolini (*), was in het midden van de jaren zestig in Praag: in de hall van het hotel waar hij verbleef kwamen twee jonge vreemdelingen binnen, met haar tot op de schouders. Zij liepen doorheen de hall, liepen naar een verre uithoek, en namen plaats aan een tafel. Zo bleven ze daar een half uur zitten, en werden ze aangestaard door de hotelgasten, één van hen was Pasolini. Zowel toen ze zich doorheen de menigte in de hall een weg baanden als toen ze in hun hoekje zaten, op geen enkel moment spraken ze ook maar één woord. Zij hadden het niet nodig te spreken. Hun stilte sprak boekdelen. Ze sprak de taal van hun haren. En dit is het wat Pasolini verstond: 'Wij zijn twee langharigen. Wij behoren tot een nieuwe menselijke categorie die momenteel wereldwijd op het toneel verschijnt. Wij vormen dus voor jullie een verschijning. Wij willen bekeren en zijn vervuld van een kennis die ons helemaal begeestert en ons in de ban heeft. Wij hebben noch oraal noch rationeel iets toe te voegen aan hetgeen onze haren fysiek en ontologisch zeggen. De kennis die ons vervult zal op een goeie dag ook de uwe zijn, en onze bekeringsijver zal daartoe bijgedragen hebben. Momenteel is dat iets nieuws, een grote nieuwigheid die, met het schandaal dat het teweegbrengt, in de wereld een verwachting oproept. Zij zal niet verraden worden. De burgers hebben gelijk als ze ons vol haat en angst aanstaren, want de lengte van onze haren stelt hen radicaal ter discussie. Maar we willen niet beschouwd worden als slecht opgevoede of wilde jongeren: we zijn ons goed bewust van onze verantwoordelijkheden. Wij bekijken u niet, wij blijven op afstand. Doe hetzelfde, en wacht op het vervolg.'

'Ik was de bestemmeling van deze boodschap,' schreef Pasolini, 'ik kon haar onmiddellijk ontcijferen.' Riep ze eerst bij hem antipathie op, dan zou hij dat snel overwinnen en de langharigen in bescherming nemen tegen de politie en de fascisten.

Het aantal langharigen nam toe, net zoals bij de eerste christenen: maar zij bleven op een mysterieuze manier zwijgen; hun lange haren vormden hun enige taal en het was niet nodig dat zij er iets aan toevoegden. In die jaren 1966-1967 was dít het wat Pasolini verstond: 'De consumptiemaatschappij doet ons walgen. Wij komen er radicaal tegen in opstand. Uit onze weigering creëren we een antilichaam van deze maatschappij. Alles leek beter te gaan, hé? Onze generatie moest een generatie van geïntegreerde jongeren worden? Kijk nu maar eens wat er in werkelijkheid van gekomen is! Wij plaatsen onze waanzin tegenover een leven van meelopers. Wij creëren nieuwe religieuze waarden in de burgerlijke entropie, en dàt doen we op een ogenblik waarop de burgerij volkomen vrijzinnig en hedonistisch wordt. En dat doen wij met een revolutionaire heftigheid en met revolutionair geweld (het geweld van de geweldlozen!), omdat onze kritiek van de maatschappij totaal en onverbiddelijk is.'

Ik denk niet, zegt Pasolini, dat als men hen naar het traditionele systeem van de verbale taal zou gevraagd hebben, zij in staat zouden geweest zijn op zo'n coherente manier de semantiek van hun haren uit te leggen: dat belet evenwel niet dat dít het was wat ze in essentie uitdrukten. Was hun 'tekensysteem' het product van een subcultuur van protest die zij plaatsten tegen een subcultuur van de macht, zo vroeg Pasolini zich af. Hij vond hun niet-marxistische revolutie verdacht, maar bleef toch een zekere tijd aan hun kant staan.

En toen kwam 1968. De langharigen werden in de studentenbeweging opgeslorpt, op de barricades zwaaiden ze met rode vlaggen. Op het einde van de jaren zestig groeide hun aantal en, alhoewel ze niet numeriek in de meerderheid waren, dan wisten ze niettemin de agenda te bepalen. Nu zwegen ze niet meer. Het fysieke voorkomen van hun lange haren kreeg dan ook in zekere zin een nieuwe betekenis. Het traditionele gebruik van de verbale taal was opnieuw in werking getreden.

Men gaf de vrije loop aan de woorden, en de woordenbrij was de nieuwe ars retorica van de revolutie geworden, zo merkte Pasolini op. Naarmate de jaren zeventig voortschreden, stelde Pasolini vast dat de lange haren iets heel anders begonnen uit te drukken: de taal van de televisie en van de reclame, de taal van de consumptie-goederen, waarin men het niet voor mogelijk acht een jongere zónder lange haren af te beelden. Dàt zou pas een schandaal geweest zijn!

Ik greep naar deze tekst van Pasolini terug toen ik in een drukke winkelstraat drie jonge meisjes met een hoofddoek opgemerkt had. Ik probeerde hen te observeren. Zij zwegen niet. Zij babbelden en giechelden, alsof het een lieve lust was. En met heel hun houding leken zij aan de voorbijgangers te zeggen: 'Ook wij zijn burgers van dit land. Jullie zeggen om ons bekommerd te zijn, jullie vrezen voor onze vrijheid, maar met ons gaat het goed, dank u! Wat hebben jullie evenwel bereikt met jullie zo veel geprezen seksuele revolutie? Hoeveel vrouwen worden er bij jullie mishandeld, hoeveel gezinnen gaan er uit elkaar, hoeveel mensen slikken kalmeermiddelen, hoeveel jongeren plegen zelfmoord? Een meisje met een zedige hoofddoek vinden jullie veel aanstootgevender dan een blote navel of blote billen. Wij geloven helemaal niet dat u om ons bekommerd bent. U wilt ons enkel maar uitsluiten. Zoals u dat al decennialang ook met onze ouders doet.'

En de politici, die al lang hun haren geknipt hebben, hun bakkebaarden afgeschoren, hun lidkaarten van de Revolutionaire Arbeidersliga of van het Revolutionair Anarchistisch Kollektief verbrand hebben, geven geen kik en laten de pletwals aanrukken: 'Iedereen is gelijk, iedereen wil hetzelfde. En wie anders wil gaat vrijwillig naar het gekkenhuis!'

(*) Pasolini, Corriere della sera, 7 januari 1973. Uit: Pier Paolo Pasolini, Ecrits corsaires, Flammarion, Paris, 1976.

Naar boven