Brief aan het meisje met de rode vlag PDF Print Email
Geschreven door Johny Lenaerts op zondag, 27 februari 2005
Laatst bracht de postbode een blad van Duitse Alt-Achtundsechziger. Het viert zijn 35-jarig bestaan. Een vrouw blikt terug op haar verleden. Bij het artikel staat een grof-korrelige foto, zwart-wit. Een demonstratie. Een spandoek met het bekende vrouwensymbool op de achtergrond. Vooraan een jonge vrouw met een rode vlag. Ze draagt een lange pelsen mantel, namaakbont, en een jeans. Haar haren wapperen in de wind. Een politie-agent, het vizier omhooggeschoven, kijkt haar aan met een hautaine blik. De vrouw kijkt in de andere richting. Naar een verre toekomst. Ze was 16 in 1968. En werd weldra lid van een revolutionaire organisatie. Nu heeft ze zich in het privéleven teruggetrokken, en leidt ze een onopvallend bestaan. Ze schreef me een brief. En ik schreef haar terug.

De marginale enkeling

Hoi Gabi ! We hebben dus gisteren een vergadering gehad. Het was heel goed meegevallen, er was een relaxte sfeer, zelfs zeer gezellig. Het is ook heel mooi te zien hoe er langzaam en aarzelend nieuwe samenwerkingsverbanden ontstaan, boven de diverse stromingen uit. Het was een bont allegaartje dat rond de tafel verenigd zat: A en B, als ondogmatische trotskisten; C en D, als anarchisten; E, als ecologist; F, die spiritueel geïnspireerd is (ik noem hem: de Taliban); en dan ikzelf - en ik weet niet hoe ik mezelf moet definiëren (seks, revolutie of mystiek??). Neen, vrouwen waren er niet! We hebben enkele dingen uitgeklaard, en afspraken gemaakt, maar het belangrijkste is toch dat de mensen elkaar op die manier beter leren kennen, en vooroordelen weggewerkt worden. Zie je, dat is wat Marx bedoelt met 'de werkelijke beweging', als hij zegt: 'Het communisme is voor ons niet een toestand die tot stand gebracht moet worden, geen ideaal waarnaar de werkelijkheid zich moet richten. Communisme noemen wij de werkelijke beweging die de huidige toestand opheft.' Je ziet hier hoe tussen zo uiteenlopende mensen er toch iets nieuws ontstaat. Dat is ook heel anders dan vroeger, en eigen aan deze tijd, wij noemen het 'de multitude' of 'eenheid in de verscheidenheid'.

Je brief dus. Haast een existentiële vraag. Waar te beginnen? Laat ik eerst iets rechtzetten. Ik weet niet hoe je mijn zin gelezen hebt, waarin ik schrijf dat ik niet zou weten wat aan te vangen op de dag van de overwinning. Ik heb dat zonder veel nadenken neergeschreven. Ik dacht daarbij aan de Black Panters, die voor alles een minister hadden: Minister of Information, Minister of Education, Minister of Defence etcetera. Een heus schaduwkabinet, dat klaar stond om op de dag van de revolutie de macht over te nemen. En wat had ik dan moeten doen? Volkscommisssaris van Cultuur worden? Laat me niet lachen! In een land als Eritrea, bijvoorbeeld, zijn vele voormalige vrijheidsstrijders minister geworden. Maar of ze het daarom beter doen dan een burgerlijke regering, is nog maar zeer de vraag. Dus ik kan me een overwinning niet concreet voorstellen.

Gabi, ik denk, om te beginnen, dat vroeger niet alles verkeerd was. Op heel veel vlakken hadden we gelijk: de kritiek op Moskou, op de sociaal-democratie, op de vakbondsbureaucratie etcetera. In China hebben we ons vergist. Maar spraken we wel over China? Wat wisten wij eigenlijk over China? Vrijwel niets! Het is pas heel kort geleden dat ik voor het eerst Mao's stem in een TV-documentaire gehoord heb, en beelden van de Culturele Revolutie gezien heb. Waar wij het over hadden was 'China in ons hoofd': een aantal idealen waarvan we wisten dat ze zelfs in China niet gerealiseerd waren, maar waar voor gevochten werd: de opheffing van de tegenstelling tussen handenarbeid en intellectuele arbeid, tussen stad en platteland, tussen leiders en geregeerden etcetera. Was dat zo erg verkeerd? Natuurlijk stellen de problemen zich in de huidige maatschappij op een andere manier, maar in de toenmalige context lijken me dat nog steeds achtenswaardige idealen. Of hadden de carrièremakers dan zoveel betere ideeën...? Wat hebben zíj ervan terechtgebracht?

Het is natuurlijk zeer juist dat er een haast blind activisme heerste, en dat er nauwelijks tijd voor reflectie was. En het werken in collectief verband had zeker vele voordelen, maar waar bleef het individu? Was het niet veeleer de leider (de 'voorzitter') die mocht denken, en de rest moest uitvoeren?

Ik heb als 'Einzelkämpfer' mijn weg voortgezet, maar ik heb het collectief verband altijd zeer gemist. En mis dat nog steeds: de problemen zijn veel te complex om te kunnen aangepakt worden door één enkel individu, daarvoor is een collectief nodig. Dus ik wijs het model van de revolutionaire partij af, maar ik ben wel een zeer groot voorstander van een collectieve werkzaamheid. Ik probeer me zoveel mogelijk bij gelijkgezinden aan te sluiten, en die kom ik ook tegen.

Want moet je het collectief altijd zo ver gaan zoeken? Komt het er niet opaan enkele gelijkgestemden te vinden, en samen aan iets gemeenschappelijks te werken? Ik geloof niet meer dat het onze taak is 'de massa's wakker te schudden'. De massa's bereiken we sowieso niet. En je kunt niet van buitenuit iets bewerkstelligen. Je kunt je samenzetten met enkele lotgenoten (belangenbehartigingsorganisaties), of met mensen waar je affiniteit mee hebt, of voor iets waar je direct betrokken bij bent (een straatactie). En dat hoeft niet in een strakke structuur gegoten te worden. Soms overvalt me wel de nostalgie naar die ene grote allesomvattende partij, zoals ik me de Franse of Italiaanse Communistische Partij uit de jaren ‘50 en ‘60 voorstel, maar ik besef dat dat definitief tot de verleden tijd behoort. En maar goed ook. In deze tijd is er meer nood aan de autonomie van het individu, precies omdat de maatschappij al zo veeleisend geworden is. En in deze tijd gelooft men niet meer in eeuwige waarheden. Men eist het recht op te mogen twijfelen. En zolang deze twijfel niet tot vertwijfeling en lethargie leidt, is daar ook niets mis mee, meen ik.

Wanneer gelatenheid tot vrijblijvendheid wordt, ja, daar heb ik het ook moeilijk mee. En je vraag is dan ook zeer terecht: waarin verschil je dan nog van die kleinburgers die enkel aan hun egoïstisch profijt denken? Maar ik heb ook de indruk dat je een te geforceerd beeld hebt van een politieke activiteit. Dat speelt zich tegenwoordig op een beperkte schaal af, in je concrete leefomgeving, en voor concrete, tastbare vereisten. Wat zou je in godsnaam anders kunnen doen in deze versplinterde, geatomiseerde maatschappij? Zoals ik al zei, het beste lijkt me enkele lotgenoten te vinden, en te beginnen met ideeën uit te wisselen. Dan, denk ik, zul je in je privéleven ook rust kunnen vinden.

Van belang lijkt me ook dat je je 'roots' vindt. Ik denk hierbij aan een zin van Faulkner: 'Alles is tegenwoordig, begrijp je? Gisteren zal pas morgen eindigen, en morgen is tienduizend jaar geleden begonnen.' Je hebt inzicht in je roots nodig om je op een stabiele manier in het heden te kunnen gedragen. Daar ben ik vast van overtuigd. Maar maak je je verleden voor een groot deel ook niet zelf? Ik heb ergens gelezen: 'Men is de som van zijn leven, maar een veranderende som, een som die voortdurend van betekenis verandert.' Vergelijk het met iemand die depressief is. Die bekijkt zijn verleden door een donkere bril, en ziet enkel treurigheid, maar als hij zijn depressiviteit te boven komt, begint hij zich ook vrolijke dingen te herinneren, en dat doet hem op een nieuwe manier naar het heden (en naar de toekomst) kijken. En mijn politiek verleden heb ik hertekend via de lectuur van en over de situationisten, die in de jaren 50 en begin jaren 60 leefden, een tijd dus die ik niet bewust meegemaakt heb, maar waarin ik méér van mezelf teruggevonden heb. Ik herontdekte verborgen kanten in mezelf, en dat verzoende me met mezelf.

Gabi, waarom zou er voor jou geen toekomst meer bestaan? Misschien dat de toekomst zich voor je opent als je klaar ziet in je verleden? 'Men is slechts zichzelf op voorwaarde dat men zich ondergedompeld weet in de stroom van de herinnering.' En op voorwaarde dat men de herinnering verwerkt heeft. Maar herinner je je nog alles? Of is je herinnering selectief?

Wat me heel diep geraakt heeft, is wanneer je zegt dat je met de huidige tijd niets kunt aanvangen: 'Ze is te vol, te luid, te schel, te snel, te agressief en daarom oppervlakkig en banaal.' Ik voel het precies op dezelfde manier. En voel me machteloos daartegenover. Op zo'n momenten grijp ik terug naar de boeken voor mijn vroegere prof filosofie. Hij was vóór de oorlog en kort nadien lid van de Communistische Partij, onder de oorlog verbleef hij in Buchenwald. Sta me toe dat ik met hem eindig. Het verduidelijkt, meen ik, ook enkele dingen die ik eerder schreef. Het komt uit een hoofdstuk met als titel 'De marginale enkeling'. Het boek heet 'Zelfvervreemding en zelfzijn' en is van 1966.

Leopold Flam: 'Uitgesloten zijn, zich steeds afgekeurd weten, bij niemand op goedkeuring kunnen rekenen, bij elke ontmoeting met anderen de veroordeling in hun ogen lezen, dit alles schept een geestelijke atmosfeer van wanhoop en van fierheid. Wie zichzelf zo ver kon gebracht hebben dat de uitsluiting hem wel pijnlijk, maar anderzijds een aansporing werd tot verder werken, heeft het pad van de vrijheid betreden. (...) Een uitgesloten enkeling zijn, betekent op geen enkele erkenning te rekenen en de moed te hebben tot de eenzaamheid. Niets verwachten van de anderen, tenzij veel tegenwerking en haat, maar niet op de vlucht slaan, staan blijven, alleen doorgaan, op geen oordeel letten. Langs alle kanten kan de eenzame enkeling omsingeld worden, een na een kunnen zijn vrienden van hem wegvallen, elk uiterlijk houvast kan hij verliezen en op de duur niet meer weten tot wie hij spreekt, zodat zijn woord onzinnig wordt, vooral omdat hij niet op de toekomst rekent, noch op enige erkenning. (...) Die eenzaamheid is geen vlucht, ze geschiedt en wordt verwezenlijkt onder de anderen. De uitgestotene blijft niet passief, hij beaamt zijn uitstoting, hij wordt bewust marginaal, een man van de minderheid, niet van het ondergrondse. (...) Als hij iets voortbrengt, weet hij dat het op voorhand afgekeurd en geweigerd zal worden. Waarom handelt of leeft hij dan? Wenst hij zich toch te doen goedkeuren en aanvaarden juist door hen die hem afgekeurd en geweigerd hebben of doet hij beroep op anderen, die hem wel zullen begrijpen? Die anderen moeten totaal en radicaal anders zijn dan zij die hem uitgestoten hebben. Ze zijn zelf uitgestotenen en geweigerden. Zo vormt zich een stille band van uitgestoten, vervloekte, geweigerde enkelingen, met de wanhoop in het hart, er ontwikkelt zich een anti-maatschappij in de maatschappij...'

Naar boven