Terug van nooit weggeweest, de klassenmaatschappij PDF Print Email
Geschreven door M. Lievens op maandag, 01 januari 2007

Hoe zit het nu eigenlijk met de globalisering? De Doha-ronde in de besprekingen voor de liberalisering van de wereldhandel ligt op apegapen. Een hele reeks financiële crises hebben we achter de rug (Mexico in 1994, Azië in 1997, Rusland in 1998, Brazilië in 1999, Turkije in 2000, Argentinië in 2001…). In 2000 barstte de zeepbel van de dotcom-euforie. Een aantal onevenwichten blijft de wereldeconomie bedreigen, niet in het minst het enorme tekort op de Amerikaanse handelsbalans, dat slechts houdbaar is zolang Aziatische banken en financiers vers geld in de Amerikaanse economie blijven pompen. Het plaatje oogt complex. Maar meer dan ooit worden ook de simpelste inzichten van het marxisme bevestigd: de arbeidersklasse is aan een enorme groei bezig, en de kern van de strijd gaat om de meerwaardevoet.

Intellectuele eerlijkheid in een openbaar debat, weinig actuele grote media hebben kaas gegeten van deze klassieke burgerlijke waarde. The Economist is een sprekende uitzondering. Zeker, het gaat hier om een militant blad dat de neoliberale contrahervormingspolitiek consequent verdedigt. Tegelijk echter bevat het een schat aan informatie en aan uiterst klassenbewuste analyses door een burgerij die kosmopolitisch gezind is, maar toch vooral de sfeer van de Londense City ademt. In een recente 'survey' maken ze een interessante analyse van de globalisering en de gevolgen ervan voor de 'ontwikkelingslanden'.

Aanleiding is de overschrijding van een belangrijke mijlpaal: het BNP van de ontwikkelingslanden vertegenwoordigde verleden jaar in zijn geheel meer dan de helft van het mondiale BNP (gemeten in koopkrachtpariteit, in marktprijzen komen ze op dertig procent). Een gevolg van de liberalisering van de wereldhandel, luidt de analyse van The Economist. Ze groeien daarenboven aan een recordtempo: sinds 2000 bedraagt de mondiale groei, vooral dankzij opkomende landen als India, China, Brazilië (Europa komt ver achter…) 3,2 procent. Dat is zelfs meer dan de 2,9 procent jaarlijkse groei in de periode 1950-1973.

"Dit betekent dat de rijke landen niet langer de wereldeconomie domineren", luidt de boude conclusie. Dat de ontwikkelingslanden steeds meer in de pap te brokken hebben, bleek al uit hun rol in de Doha-besprekingen. Ze hebben ook een fundamentele impact op pakweg de inflatie in de geïndustrialiseerde landen (doordat ze goedkope producten leveren), op de stijgende grondstofprijzen (onder invloed van China steeg de olieprijs bijvoorbeeld tot recordhoogten).

Groei van de arbeidersklasse

Vooral echter maakten ze mee de wereldwijde wijziging van de verhouding tussen arbeid en kapitaal mogelijk. Dat niet iedereen wint van de globalisering, wisten ze in neoliberale kringen al langer. Een aantal sectoren in het Noorden (traditionele industriële sectoren als textiel) hebben het moeilijk door de concurrentie vanuit de opkomende landen. Door te wijzen op 'winst voor sommige sectoren, verlies voor andere' trachtten neoliberale economen de pil van de globalisering te verzachtten. Bedrijven moesten kunnen herstructureren en delokaliseren, ontslagen werknemers zouden wel in de nieuw opkomende sectoren aan de bak kunnen. Daar is The Economist het uiteraard mee eens. Maar ondanks dit 'spontane' ontstaan van een nieuwe samenstelling van de werkende bevolking en een nieuwe arbeidsdeling, is de kwestie daarmee nog niet van de baan. Kern van het probleem is immers dat wereldwijd een verscherping van de klassentegenstelling ontstaat. In ontwikkelde landen daalde het aandeel van de werkende mensen in het nationaal inkomen tot het laagste niveau in minstens drie decennia, het aandeel van de winst daarentegen bereikt historische recordhoogtes, aldus The Economist. In marxistisch jargon: de meerwaardevoet of de uitbuitingsgraad kende een enorme stijging gedurende de laatste dertig jaar. En dit fenomeen is gespreid over de hele werkende klasse: niet enkel voor laaggeschoolden, maar ook voor hoger geschoolden zoals boekhouders en computerprogrammeurs. Niet de kwestie van jobs en werkgelegenheid, maar de lonen vormen de echte uitdaging van de globalisering, luidt het.

Volgens het Britse blad kan deze enorme inkomensherverdeling grotendeels verklaard worden door de intrede van landen als China, India en de voormalige Sovjet-Unie in de wereldmarkt. Daardoor groeide de mondiale arbeidersklasse van zo'n 1,5 tot 3 miljard mensen. Ze brachten weinig kapitaal in, waardoor de mondiale verhouding van kapitaal tot arbeid scherp daalde. De omgekeerde inkomensherverdeling die daaruit volgt, zal daarenboven niet zo snel stoppen. China heeft nog een paar honderd miljoen arbeiders die de komende jaren naar de stad zullen verhuizen op zoek naar werk. De globalisering ontsloot met andere woorden een gigantisch arbeidsreserveleger, waarmee het kapitaal wereldwijd de lonen kon terugdringen en de meerwaardevoet verhogen.

Ongerustheid

Volgens de mainstream economische theorie volgen de lonen de productiviteit. Sinds 2001 echter daalde het loon van het mediaan inkomen van een Amerikaanse arbeider met vier procent, terwijl de productiviteit tegelijk met vijftien procent steeg. Het deel dat de werknemers missen, gaat naar winsten en naar de topverdieners. Ook voor Europa geldt een dergelijk plaatje.

"Nu de meerderheid van de arbeiders aan de verliezende hand zijn, wordt met de vinger naar de globalisering gewezen." Daarin schuilt dan ook het grootste gevaar volgens het blad: "als er geen oplossing wordt gevonden voor de slabakkende reële lonen en de toenemende ongelijkheid, is er een ernstig risico op een protectionistische terugslag." Gepleit wordt onder andere voor een 'tijdelijk' (sic) opvangnet voor werklozen, herverdeling via belastingen enzovoort.

Dat zal echter nooit kunnen volstaan om de dynamiek van een arbeidersklasse die inmiddels uit meer dan 3 miljard zielen bestaat, en onder een toegenomen uitbuitingsgraad gebukt gaat, te stoppen. Laat ons ervoor zorgen dat de ongerustheid van The Economist terecht is.

Naar boven