De neoliberale strategie van Lissabon PDF Print Email
Geschreven door M. Lievens op zaterdag, 12 maart 2005
Op 19 maart zal er massaal betoogd worden in Brussel. Belangrijkste aanleiding is de Eurotop die kort daarna plaats vindt. Op deze lentetop willen de Europese staats- en regeringsleiders het Lissabonproces evalueren. Commissievoorzitter Barroso doet er alles aan om dit proces vlot te krijgen en het absolute prioriteit te geven. Na de oorlog in Afghanistan en Irak en de aanslagen van 11 maart in Madrid was die Lissabonstrategie immers een beetje naar de achtergrond verdwenen.

De Lissabonstrategie werd aangenomen in maart 2000 door de Europese Raad die in de Portugese stad bijeenkwam. De doelstelling ervan is tegen 2010 van Europa 'de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie van de wereld' te maken 'die in staat is tot duurzame economische groei met meer en betere banen en een hechtere sociale samenhang'. Het sociale en ecologische luik werd door Barosso al snel naar het tweede plan verwezen, ten voordele van de kern waar het hele Europese project rond draait: de neoliberale herstructurering van het kapitalisme (flexibiliseren, liberaliseren, de- (of her-)reguleren…), om de concurrentiestrijd met de VS aan te gaan.

Lissabon heet in België de 'actieve welvaartstaat'

De doelstellingen van Lissabon zijn ambitieus, bijna onhaalbaar, en dienen dan ook vooral propagandadoeleinden. Toch mag de impact ervan niet onderschat worden. Het programma van Lissabon is immers het referentiekader van de aanvallen door de neoliberale en sociaal-liberale regeringen in de verschillende lidstaten op de verworvenheden van de arbeidersbeweging. De hervorming van het werkloosheidsstelsel in Duitsland, de aanval op de pensioenen in Frankrijk of de neoliberale hervormingen van Balkenende zijn er de ongelijk ontwikkelde uitlopers van op nationaal niveau. Het 'vergrijzingsdebat' in de Belgische 'actieve welvaartstaat' staat helemaal in het teken van de Lissabondoelstelling om een werkzaamheidsgraad van 70 % te halen (wat veronderstelt dat meer mensen langer werken). Ook de activeringspolitiek tegenover werklozen past naadloos in het Lissabonproject. Dit project is dan ook het troetelkind geworden van een reeks grote bedrijven in Europa. De machtige lobbygroep 'European Round Table of Industrialists' (ERT) hield mee de pen vast. Zij dringen erop aan dat de Lissabon-agenda sneller, ingrijpender en doeltreffender uitgevoerd zou worden.

Fundamenteel is de Lissabonstrategie het antwoord van de EU op het einde van de economische cyclus van de tweede helft van de jaren '90 en de toenemende internationale concurrentie. Ze bouwt verder op het keurslijf van het stabiliteitspact (dat de basis vormde voor de Euro). De principes van de Lissabonstrategie zijn zelfs ingeschreven in het derde deel van het Grondwettelijk Verdrag van de EU.

De Lissabonstrategie moet de EU toelaten de concurrentie aan te gaan met de VS. De werkzaamheidsgraad bedroeg in 2000 in de EU 62,5 %, tegenover 71,9 % in de VS. De doelstelling voor 2010 bedraagt 70 %. In de VS werken 19,4 % meer 55-plussers dan in Europa. De neoliberale politiek blijft echter machteloos tegenover de economische cycli van het kapitalisme. De recessie vanaf 2000 deed de werkloosheid in Europa nog eens toenemen tot 9,1 % in de Eurozone en 8,2 % in de EU als geheel in het begin van 2004. Als je de werkzaamheidsgraad wil opkrikken terwijl de werkloosheid hoog blijft, kan alleen een repressief activeringsbeleid zoden aan de dijk brengen. Jobcreatie door openbare investeringen of door arbeidsherverdeling is aan de EU immers niet besteed. De Commissie denkt dan ook alleen de machtigste economie van zijn sokkel te kunnen stoten als Europa over dezelfde wapens kan beschikken als de VS: hoge productiviteit, meer flexibiliteit, weinig sociale zekerheid, langere loopbanen.

Eén op vijf jongeren is werkloos!

Hoewel de Commissie de achterstand tegenover de Amerikanen vooral wijdt aan de achterlopende verspreiding van de nieuwe ICT in Europa en de gebrekkige investeringen, richt het zijn belangrijkste peilen op de arbeidskracht.

De druk op het directe loon wordt opgevoerd door mensen langer te laten werken. Het brugpensioen, dat deels was opgevat als een middel om de jongerenwerkloosheid van de jaren '80 en '90 op te lossen, wordt binnen het kader van de activeringspolitiek op losse schroeven gezet. En dat terwijl vandaag ongeveer één op vijf jongeren werkloos is. De neoliberalen hebben eigenlijk geen politiek om de werkloosheid op te lossen. Ze willen dat niet eens! Iedereen tot zijn 65ste doen werken, vergroot enkel het werkloosheidsprobleem. Armoede is daarvan het logisch gevolg: 55 miljoen (!) EU-burgers leven onder de armoedegrens (60 % van het gemiddeld inkomen, per lidstaat berekend). 38 % van de werklozen behoren daartoe.

De 3%-norm voor de begroting, die voortvloeit uit het stabiliteitspact, legt een keurslijf rond de sociale uitgaven (pensioenen, gezondheidszorg…). De druk om die te privatiseren (b.v. de tweede en derde pensioenpeiler) neemt daardoor toe. De creatie van pensioenfondsen en de groei van private verzekeringsmaatschappijen die uit die privatisering voortvloeien, zijn een enorme valkuil voor de werkende klasse, die afhankelijk wordt van de beurskoersen voor hun uitkeringen. Tegelijk vergroot daardoor de ongelijkheid: pakweg een interimarbeider moet niet van een aanvullend pensioen uit de tweede peiler dromen.

Rigide Europa zoekt flexibele werknemers

Ook de flexibiliteit moet verder toe-nemen volgens de Europese burge-rijen. De arbeidsmarkt is te 'rigide' en moet dringend 'hervormd' worden. Daarvoor lanceerden ze echter de meest flagrante rigiditeiten die je je kunt indenken: de 3-%  norm voor de begroting maakt het onmogelijk een contracyclisch beleid te voeren, de inflatiebestrijding krijgt absolute voorrang, de monetaire politiek is het exclusieve terrein van de Europese Centrale Bank, zonder enige democ-ratische controle. Lidstaten kunnen enkel nog concurreren op basis van de 'kwaliteit van de overheid' (vandaar de druk tot 'administratieve vereenvoudiging') en van de prijs en flexibiliteit van de arbeidskracht. We zullen het geweten hebben...

Naar een 'sociale 15de februari' voor een ander Europa

Op 15 februari 2003 vond de grootste wereldwijde manifestatie ooit plaats, tegen de op til staande oorlog in Irak. In tientallen landen vonden toen tegelijk acties plaats. Het wordt dringend tijd dat dit soort internationale convergentie ook rond de sociale kwestie tot stand komt. De neoliberale politiek wordt op Europees niveau aangestuurd en gecoördineerd; het verzet ertegen zal ook op Europees niveau georga-niseerd moeten worden. Concrete eisen waarrond de nationale vakbonden en sociale bewegingen kunnen mobiliseren, bestaan: verhoging van de openbare investeringen (die daalden van 3,9 % in de jaren '70 tegenover 2,6 % nu), de harmonisering naar boven toe van de sociale en ecologische regels in plaats van de huidige neerwaartse spiraal, een rechtvaardige fiscaliteit (onder invloed van de concurrentie dalen de vennootschapsbelastingen zienderogen), een gegarandeerd minimuminkomen (van b.v. 60 % van het BNP per capita), het recht op pensioen na 35 jaar arbeid, de 32-urenweek, een Europese sociale zekerheid.

Europese vakbonden in spreidstand

De Europese vakbonden zijn van bij het begin meegegaan in het Lissabonproces. De Commissie stelde dit voor als broodnoodzakelijk om de nodige jobs te creëren en het 'Europees sociaal model' te handhaven. Wat een contradictie: de arbeidsmarkt moet volgens de Commissie 'hervormd' worden, de sociale zekerheid 'gemoderniseerd' om deze te kunnen 'handhaven'! Hoewel de nationale vakbonden niet anders kunnen dan het verzet van onderuit tegen de pensioenhervormingen, de flexibiliteit en de afbouw van de sociale zekerheid mee te kanaliseren en te organiseren, vertaalt dat protest zich niet of nauwelijks in een Europees syndicaal neen tegen Lissabon. Het EVV meent dan ook dat de Lissabonstrategie volledig moet doorgevoerd worden, met inbegrip van het sociale en ecologische luik.

John Monks en de zijnen volharden in de boosheid: hoe lang kunnen ze nog volhouden dat de huidige koers van de EU de basis kan zijn voor een 'sociaal Europa'? Er mag nog zo vaak verwezen worden naar de openbare diensten in de Europese teksten, dat was nooit een hinderpaal om de privatiseringspolitiek aan te zwengelen. De Commissie mag nog zo zwaaien met het 'Europees sociaal model', langer en flexibeler werken, dàt is waar het om draait!

De contradictie tussen het 'sociaal partnerschap' met de EU en het protest van onderuit komt steeds vaker aan de oppervlakte. In november 2004 gingen het ABVV en het ACV al eens de confrontatie aan met het EVV, dat zijn steun had toegezegd aan het rapport-Kok, waarin het Lissabon-proces werd geëvalueerd. "Dit rapport streeft niet langer naar sociale cohesie en duurzame ontwikkeling, wat eerder als een kost dan als een factor van groei en werkgelegenheid gezien wordt", schreven de bonden in hun persbericht. Ook met betrekking tot de Bolkesteinrichtlijn over de liberalisering van de dienstensector, werd de steun van het EVV aan het rapport gehekeld. Vervolgens was er een miniconflict tussen de Belgische bonden en het EVV rond het Europees Grondwettelijk verdrag.

De versnelling van het offensief onder Barroso en de Europeanisering van het verzet ertegen zullen voor een politieke opheldering moeten zorgen: het sociaal partnerschap van het EVV is een gigantische valkuil. Maar de opheldering zal nog verder moeten gaan: de Belgische vakbonden blijven immers zelf ook illusies koesteren in de mogelijkheid van het 'sociaal Europa' op basis van het huidige kader.

Naar boven