"De neoliberale omvorming van Europa is volop aan het lukken". François Vercammen (SAP) pleit voor de opbouw van brede, antikapitalistische en pluralistische organisaties PDF Print Email
Geschreven door David Dessers & M. Lievens op dinsdag, 07 juni 2005

Aan de vooravond van 1 mei sprak Rood met François Vercammen (SAP). Hij is reeds sinds het begin van de jaren zestig actief in de arbeidersbeweging en in de Belgische afdeling afdeling van de Vierde Internationale. François analyseert de neoliberale omvorming van het Europese continent maar ook de gelijktijdige omvorming van de sociaal-democratie. Hij gaat daarbij niet voorbij aan de taken van de antikapitalistische linkerzijde vandaag.

François Vercammen: We moeten de werkelijkheid onder ogen durven zien: we zijn in een zeer regressieve toestand terechtgekomen die reeds 25 jaar aanhoudt. Aan de basis daarvan liggen twee dynamieken, twee zware nederlagen, die mekaar versterkt hebben.   De meest frappante is de ommekeer 1989-91: de val van de Berlijnse muur, de nederlaag van de stalinistische bureaucratie, eerst in Oost-Duitsland en daarna in de USSR, het herstel van het kapitalisme, en het imperialistische offensief en de eerste Irak-oorlog. De tweede was de neoliberale omvorming van het kapitalisme, dat op een voorzichtige wijze alle verworvenheden van de arbeidersklasse en de arbeidersbeweging aan het afbreken is. Deze operatie is op het einde van de jaren '70 ontstaan uit de zogenaamde Washington-consensus, een radicale ommekeer in de politiek van de "welvaartsstaat". Reagan en Thatcher waren de praktische uitvoerders ervan; het zou ook de politiek van Europese Unie worden. 

De internationale linkerzijde had gehoopt op een socialistische, democratische omvorming van die landen in het Oostblok, te beginnen bij Oost Duitsland. Dat liep echter slecht af. De Sovjet-Unie was zeker niet socialistisch-democratisch;  maar ze was evenmin kapitalistisch. Die nederlaag betekende in de eerste plaats een enorme ideologische overwinning voor alle heersende klassen in de wereld. "Het socialisme is niet meer mogelijk": dat was hun boodschap in alle media van de wereld. En de massa's van de mensen, ontmoedigd, waren bereid om dat te geloven. Dit opende een ‘boulevard’ voor een alomtegenwoordig kapitalistisch-imperialistisch offensief op alle vlakken van de samenleving in heel de wereld. Een enorme kentering! 

Naast die ideologische overwinning, maakten we, een uitzonderlijke uitbreiding mee van de ‘vermarkting’ van alle menselijke verhoudingen en instellingen - vergelijkbaar met de grote industrialisatiegolf van het kapitalisme op het einde van de 19de eeuw. Het geheel van het zogenaamde ‘communistisch’ blok werd kapitalistisch, met China op kop, dat de meest explosieve kapitalistische dynamiek kent in de wereld! Het kapitalisme heeft daarmee een alomtegenwoordige hegemonie gewonnen. Het berust op twee pijlers: neoliberalisme et oorlog (of: dreiging van oorlog). Dit nieuw tijdperk van het kapitalisme ontwikkelt zich op de rug van het wereldproletariaat. De sterkste bastions van de arbeidersbeweging zijn bedreigd, voor het eerst ook in de Europese arbeidersbeweging.   

De collaboratie van de sociaal-democratie was cruciaal om dit neoliberale project ook in Europa erdoor te duwen. In Engeland brak Thatcher op een brutale wijze de ruggegraat van de vakbonden. In de andere landen van Europa zouden zonder de actieve samenwerking van de Europese sociaal-democratie - de partijen en de toppen van de vakbondsapparaten - de neoliberale anti-sociale hervormingen geen kans tot slagen gehad hebben. 

De grootste klappen vielen in Groot-Britannië en Frankrijk  Blair verjoeg Thatcher maar verscherpte nog haar politiek. En Mitterand die als socialist in 1981 aan de macht kwam in Frankrijk, veranderde in 1983 brutaal het geweer van schouder. Vanaf dat ogenblik werd de Europese eenheidsmarkt het centrale perspectief voor de sociaal-democratie. Het witboek (1985) herlanceerde de Europese Unie en bezegelde in de jaren 1991-93 de definitieve doorbraak, met aan het roer de Franse "socialist" Jacques  Delors en een reeks socialistische ministers. Net voor het lanceren van de euro (1999) - geruggesteund door een heel arsenaal van neoliberale criteria - duwden de Commissie (met een meerderheid van socialisten) en een meerderheid van socialistische regeringen in de lidstaten deze anti-sociale oorlogsmachine ‘over de meet’. De krachtverhoudingen veranderden sterk vanaf de jaren 80 en vanaf 1985 worden ze zelfs helemaal omgekeerd.

Doorheen heel deze fase, weekte de sociaal-democratie zich los van de vakbonden, en ging zelfs tegen de vakbeweging in. Dat was nooit gezien op zulke schaal! Want alle grote sociaal-democratische partijen waren steeds zeer nauw verbonden geweest met de vakbonden. De vakbonden hadden de partij altijd nodig gehad om op politiek niveau tussen te komen, om de sociale eisen in wetten te gieten en in de paritaire organen te kunnen zetelen. Die fusie tussen vakbond en partij werd in de jaren tachtig hinderlijk voor de sociaal-democratie. Er komt een ontkoppeling tot stand. Het is een pijnlijk proces: de ontbinding van een lange traditie, die resulteert in een diepe crisis. Dat heeft een enorme malaise verwekt in alle lagen van de werkende bevolking, vooral onder de armsten en onder het militantenkader. Men kan vandaag niet zeggen dat de sociaal-democratie geen arbeiderspartij meer is. Maar er is een ontkoppeling opgetreden met de arbeidersbeweging. De verticale banden zijn zeer verwaterd. Alleen op de hogere carrière-niveaus zijn die er nog. Zie naar de overstap van Mia Devits, ex-voorzitster van het ABVV en "chef" van zijn Vlaamse vleugel, naar de sp.a. Zij paste reeds de politiek van Stevaert toe, alvorens als een trouwe sociaal-liberaal Europarlementaire te worden.

Alle sociaal-democratische partijen stonden toen onder een enorme druk van hun ‘nationale’ burgerijen. Ze mochten slechts meespelen in regeringen wanneer ze zich zouden neerleggen bij de Washington consensus. En we zien hoe de Europese sociaal-democraten stilaan opschuiven en zich gaan neerleggen bij de privatiseringen, de liberaliseringen en de flexibilisering van de arbeidsmarkt. Vanaf dan doen er zich ook openlijke gevechten voor tussen de sociaal-democratische partij en de vakbond, in de verschillende sectoren (o.m. bij de spoorwegen). We zien SP-kopstukken die openlijk tegen de vakbonden tekeer gaan etc. Je kan dus zonder overdrijven zeggen dat vanaf het midden van de jaren ‘80 de sociaal-democratie een politieke kracht wordt die een gevecht levert om de machtspositie van de vakbonden systematisch te ondermijnen.  Het perspectief verandert helemaal, de Europese Unie komt centraal te staan.

Die ontkoppeling vindt plaats op een moment dat de revolutionaire linkerzijde, zonder politieke perspectieven,  in elkaar stuikt. Daardoor ontstaat er een ideologisch en militant no man's land. De sociaal-democratische vakbond speelt nog zonder overtuiging een minimale verdedigingsrol voor de werkende klasse. We weten vandaag niet hoeveel "leven", energie en overtuiging er nog is in de verschillende sectoren van de vakbond. Dat zal de komende periode van opgaande strijd uitmaken. Maar de sociaal-democratie als emancipatorische beweging die vecht voor de uitgebuitenen en onderdrukten, is morsdood. Meer nog dan de PS is de sp.a een links-liberale partij met een restje van banden met een vermolmde vakbondsbureaucratie.

Vandaag zien we nieuwe acties en bewegingen ontstaan tegen die neoliberale politiek. Het andersglobalisme consolideert zich als een mondiale tegenbeweging...

François: Het is fantastisch hoe onverwacht die beweging ontstaan is en hoe snel zij is gegroeid tot een effectieve factor in de wereldpolitiek.  Ze is een échte internationalistische beweging die ook haar eigen organisatievormen en politiek-intellectueel potentieel heeft ontwikkeld. Die beweging heeft zich inderdaad gevestigd. Iedereen erkent dat, zelfs de bourgeoisie, het Forum van Davos, de media  etc.. Dit nieuwe emancipatorisch perspectief heeft niet meteen de krachtsverhoudingen tussen de sociale klassen in de omgekeerd. Deze blijven ongunstig en dat is een zwakte; we staan pas aan het begin  van een lange weg. Een tweede zwakte is dat bij het andersglobalisme een echt organisatorisch engagement achterblijft.

Een derde is de nog beperkte sociale inworteling in brede lagen van de bevolking en in de bestaande sociale bewegingen.  De vierde situeert zich op het niveau van de politieke uitdrukking, met inbegrip van de parlementsverkiezingen: er is een grote kloof tussen het succes van de beweging in de maatschappij, en de moeilijkheid om dit in politieke resultaten om te zetten.   

Dat is het grote verschil met de periode 1966-1976, toen honderdduizenden jonge mensen naar de fabrieken trokken. Uiteraard heeft dat alles te maken met de moeilijkheden van de jaren 80 en 90. Het neoliberalisme is gebouwd op de fragmentatie van de arbeidersklasse. Het is duidelijk dat de loontrekkenden er op een bepaald moment tegen zullen opstaan, maar het is helemaal niet duidelijk wanneer en hoe. We weten niet welk type van weerstandsorganisatie er zal groeien uit de werkende klasse. In dat kader is het interessant om eens terug te gaan kijken hoe de Belgische Werkliedenpartij (BWP) is ontstaan in de jaren 1880. Die was het resultaat van een hergroepering van allerlei organisatievormen en politiek-ideologische tendensen, met daarin ook revolutionairen en marxisten.

Een nieuw kapitalisme schept nieuwe voorwaarden voor de strijd van de anti-kapitalisten. We moeten dus goed uitkijken wat er echt gebeurd, naar de strijd, de keerpunten, de ‘mainstream’ in de actieve bewegingen, en leren uit de eigen ervaringen,...

Ik denk dat we drie interessante voorbeelden hebben. Eén van de manieren om dialectische sprongen voorwaarts te maken, is te kijken naar onze ‘overwinningen’. We hebben drie spectaculaire ‘overwinningen’ gekend. 

Ten eerste was er Seattle in december 1999, dat overal totale consternatie uitlokte en medeverantwoordelijk was voor de flop van de WTO-top. Een tweede: 15 februari 2003, de opstand van de volkeren overal ter wereld tegen de oorlog. Een ongelooflijke prestatie. We hebben de oorlog niet kunnen vermijden, maar zij die de oorlog gevoerd hebben, betalen er nu wel een zware prijs voor. En vandaag is er het gevecht rond de Bolkenstein-richtlijn, met de geslaagde Europese betoging in Brussel. Die richtlijn raakt niet enkel de openbare diensten, maar creëert ook een neerwaartse spiraal in de lonen. Mensen begrijpen maar al te goed wat delokalisatie en concurrentie betekenen. We mogen dit laatste "succes" niet onderschatten: als de andersglobalistische beweging uiteindelijk geen bindingen creëert met de werkende mensen en hun leefwereld is er geen emancipatorisch perspectief.

Dat zijn drie geslaagde initiatieven van de andersglobaliseringsbeweging waar men aan de top schrik voor heeft. We weten natuurlijk niet wat de toekomst brengt, maar het is mogelijk dat er een nieuwe coalitie zal ontstaan of een nieuwe pluralistische organisatie, die verschillende thematieken samenbrengt. In ieder geval heeft het andersglobalisme aangetoond dat de arbeidersbeweging vandaag niet langer alleen de drager is van een alternatief en zeker niet van een genereus alternatief.

We staan vandaag voor een lange periode die getekend wordt door slechte krachtsverhoudingen, waarbij we wel kunnen vechten, maar zonder veel overwinningen. De neoliberale politiek zwaait de plak maar heeft zijn falliet bewezen in de ogen van de mensen. Tegelijkertijd komen er opnieuw strijdbewegingen voort uit de arbeidersklasse. Die hebben een zeer grote symbolische waarde. Maar tot wat dit zal leiden weten we nog niet. Als je naar 150 jaar arbeidersstrijd kijkt, zie je altijd onverwachte initiatieven en doorbraken op onverwachte momenten met onverwachte mensen en onverwachte resultaten.

Na 25 jaar neoliberale politiek, blijkt in ieder geval zeer duidelijk dat de massa's van de mensen er niet beter van worden. Zowat alle partijen zijn nog nochtans betrokken geweest bij dat neoliberale beleid. De meeste partijen zijn nog steeds neoliberaal. De sociaal-democratie heeft natuurlijk wel banden met de werkende bevolking, in Wallonië nog een stuk méér dan in Vlaanderen. Maar de Vlaams sp.a is in verschijningsvorm en discours veleer een progressistisch liberale partij geworden, met een traditionele band met de werkende bevolking. Natuurlijk, die banden zijn er nog wel, maar ze zijn heel zwak geworden. Een deel van de sociaal-democratie grijpt nu terug naar een discours met antineoliberale accenten. Deels uit opportunisme om zich populair te maken. Ten dele ook uit overtuiging. Steve Stevaert heeft zichzelf blijkbaar overtuigd van het feit dat een aantal zaken te ver zijn gegaan en komt nu regelmatig af met een voorstel in omgekeerde zin. Tegelijkertijd heb je een Frank Vandenbroucke die het onderwijs aan het aanvallen is.

Ook de Europese Unie is een motor van het neoliberale beleid wereldwijd. Hoe staat het met de Europese Unie vandaag? De Lissabondoelstellingen zitten in het slop. Frankrijk zal mogelijk de grondwet via een referendum afwijzen. Is er sprake van een crisissituatie?

François: De Europese Unie is een ongelooflijk onvoorzien succes voor het patronaat. De EU is een relatief stabiele zaak gebleken. Op het moment dat de muntunie gestemd werd, in ‘90-’91, dacht ik zelf nog dat die er niet zou komen. Maar in de laatste jaren van de 20ste eeuw besloten de Europese burgerijen, gegroepeerd rond Frankrijk en Duitsland, om de sprong te wagen. Het feit dat de muntunie er toch gekomen is, heeft een grote politieke energie losgemaakt, om op te tornen tegen de Amerikaanse militaire interventie die ook gericht was tegen het project van de EU. Tegen deze vernedering in besloten Frankrijk en Groot-Britannië - vervoegd door Duitsland - om een autonome Europese militaire eenheid op te bouwen. De muntunie vormt in combinatie met het stabiliteitspact een echt concept en samen is het een enorm wapen gebleken om de arbeidersklasse te fragmenteren. We zien dat geen enkele regering in Europa echt een politiek voert die de werkloosheid aan banden legt.

De werkloosheid en de algemene onzekerheid is in het belang is van de Europese burgerijen. De neoliberale ‘contrareformatie’ van Europa is volop aan het lukken. De Europese Unie is dus fantastisch voor het Europese patronaat. Het geeft ook een enorm prestige. De brutale rivaliteit van de Verenigde Staten geeft een extra positieve druk op de EU: vooral tijdens de tweede Irak-oorlog hebben Frankrijk en Duitsland (in een verbond met Rusland) een smadelijke politieke nederlaag toegediend  aan de USA.

De Europese Unie is een succes, ondanks de moeilijkheden in de opbouw ervan. Je kan het vergelijken met de opbouw van de Verenigde Staten van Amerika, in de 18-19de eeuw. In die tijd moest men daar relatief zwakke staatjes samenbrengen. In Europa wordt daarentegen een Unie gebouwd op basis van oude staatsapparaten. De Franse staat kan bogen op een geschiedenis van méér dan 1000 jaar. De EU is dus een succes. Natuurlijk is er het gekibbel over van alles en nog wat. De journalisten tonen er graag beelden van. Dat gekibbel is ook wel reëel. Maar in de achterkamers, weg van de camera's, worden tegelijkertijd grote stappen vooruit gezet in de uitwerking van regels en wetten ter bevordering van het kapitaal. Er wordt vaak met zachte concepten geschermd als het over Europa gaat. In werkelijkheid is de Europese Unie niets anders dan een instrumentarium om de top van de kapitaalgroepen in Europa de kans te bieden om de concurrentie wereldwijd te kunnen aangaan, met alle institutionele en staatskundige voordelen daarbij.

Mocht de "neen" het halen in Frankrijk, zou dat een duidelijke pad in de korf betekenen. In ieder geval zal er dan een crisissituatie ontstaan. Men zwaait met catastrofescenario’s, de ineenstorting enz. Er zal zeker een schokgolf doorheen politiek Europa gaan. De vraag is of zo'n 'neen' ook problemen voor de euro en het stabiliteitspact zou opleveren. De euro zal in eerste instantie zeker een opdoffer krijgen op de internationale geldmarkt. Op korte termijn zal de euro waarschijnlijk dalen - maar dat helpt de Europese uitvoer!

Een politiek initiatief zal er onvermijdelijk komen, in de eerste plaats vanuit de EU-kernlanden. Er liggen verschillende scenario's klaar. Immers, de EU kan alleen maar vooruitgaan (ze kan ook achteruitgaan!) doorheen crisissen. Al diegenen die nu deel uitmaken van de Europese Unie hebben er belang bij om erin te blijven en hebben dus belang bij de goedkeuring van de grondwet. Dat geldt ook voor de elites in de Oost-Europese landen, want hun legitimiteit is daarop gebouwd. In een eerste fase zal men allicht het stabiliteitspact strenger maken in plaats van het te versoepelen.

Een crisis opent ook het terrein voor de centrale kern van de EU, die mikt op een versterking van de Europese staatsinstellingen (wat niet wil zeggen meer democratie en meer macht aan het Europees parlement).

Het belangrijkste voor ons is dat er een ruk naar links komt, een strijd voor een echt ‘sociaal Europa’ (waarvan de eisen precies en krachtdadig zijn) en een volledige herziening van de economische politiek en van de instellingen van de EU. Daarvoor hebben we actieve Europees georganiseerde bewegingen, vakbonden, partijen, intellectuele  discussie nodig.

Ondertussen rukken rechts en extreem-rechts verder op. In een aantal landen slaagt radicaal-links erin om een geloofwaardig politiek alternatief uit de grond te stampen. In België lukt dat vooralsnog helemaal niet. Welk project moet antikapitalistisch links vandaag verdedigen?

François: Revolutionaire marxisten moeten altijd georganiseerd zijn. Waarom? Omdat wij een eigen kijk en een eigen perspectief hebben, gebaseerd op het marxisme. In een marxistische organisatie, en zeker als die klein is, betekent "marxisme" in werkelijkheid twee onderscheiden aspecten: marxistische ideologie en marxistische analyse. Mensen, meestal jonge mensen, die vandaag lid worden van een marxistische organisatie, hebben een elementaire vorming,  definities, geschiedenis enz. Dat is eigenlijk ‘ideologie’, om uw bewustzijn op te stutten. Marxisme - als analytisch instrument - om de maatschappij te begrijpen, te analyseren en - meer nog - daaruit praktische politieke oriëntaties af te leiden, is een ander paar mouwen. Het probleem vandaag is dat de spreidstand tussen wat is en wat misschien kan gebeuren enorm groot is.

Men zegt soms in marxistische kringen dat tactiek voortkomt uit strategie.  Dat is niet juist. Neen, de tactiek komt voort uit uit ‘de concrete analyse van de concrete situatie’. Als de arbeidersklasse strategisch onze prioriteit is, betekent dat dan automatisch dat iedereen naar de bedrijven en fabrieken zou moeten gaan...? De meest dynamische factor in de wereld vandaag is de alterglobalistische beweging, die nauwelijks gelijkt op een "arbeidersbeweging"! Een echte uitdaging is het, om van hieruit een strategie uit te werken. We moeten ons organiseren, maar we mogen ons niet tevreden stellen met het van buiten leren van formules, om dan te denken dat het om een analyse gaat. Dat gevaar is vandaag de dag zeer groot. Het was al groot toen wij begonnen te militeren met in ons hoofd de symbolen en beelden van de Russische revolutie (gelukkig voegde Ernest Mandel daarbij altijd de Duitse revolutie van 1917-23) . We baseerden ons sterk op Lenin; we leefden in een (half-)revolutionaire periode. We hebben het niet zo slecht gedaan vind ik, in de jaren ‘66-’76. Maar toch zijn we soms vervallen in een te gauchistische en sektaire koers. We hebben daar zeer nuttige lessen uitgehaald. En ze gebruikt met de SAP in de jaren 1980-’87, in de enorme golf van stakingen en anti-oorlogsbetogingen.

De conclusie: vandaag moet men "de reële beweging" (zoals Marx zei) analyseren, die bepalend zal zijn voor de grote politieke kwesties en gevechten. De Splintex-staking was bijvoorbeeld zeer belangrijk. Hoe kan je een band maken tussen die staking en de andersglobalistische beweging? Welke mensen heb je daarvoor nodig? Laten we in de reële bewegingen actief zijn, daar het debat voeren, met de werktuigen waarover we vandaag beschikken. Lenin helpt ons niet, zeker niet zijn citaten! We moeten vandaag met oplettendheid kijken wie er vecht, welke taal deze mensen spreken, welke symbolen ze hanteren etc. De politieke symboliek is de laatste decennia drastisch veranderd. Sommigen kameraden krijgen daar schrik van, maar die veranderingen zijn onvermijdelijk.

Ons politiek perspectief is de opbouw van een nieuwe, brede, antikapitalistische, pluralistische, beweging... met daarbij de noodzaak om onder efficiënte omstandigheden ook op het electorale terrein actief te zijn. Het Westers kapitalisme kent nu een traditie van méér dan een eeuw parlementarisme. Dat zit erin bij de mensen. De mensen kunnen spuwen op "de politiek", maar als het erop aankomt, gaan ze stemmen.  Dit is hun manier om tussen te komen "in de politiek".

In heel wat Europese landen worden er serieuze stappen vooruit gezet in de opbouw van zo'n bredere antikapitalistische partijen. Kijk naar Schotland, Portugal, Denemarken, Nederland… Niets is eenvoudig op dat terrein. Kijk naar de Italiaanse Rifondazione, die pluralistisch is en veel linkser en opener staat voor alle radicale bewegingen in de maatschappij dan om het even welke Kommunistische Partij in Europa, maar ‘bokkesprongen maakt’ en nu in een regering met Prodi wil treden, - Prodi, de uittredende voorzitter van de Europese Commissie! Of in Frankrijk: het land met een hardnekkige revolutionaire traditie die aan de trotskistische partijen, LCR en LO,  een brede electorale uitstraling geeft; hetgeen evenwel het probleem niet oplost van de opbouw van een brede invloedrijke politieke partij aan de linkerzijde. In ieder land is de situatie verschillend. Het is een proces van samen met anderen te strijden, te organiseren, te analyseren en daar gezamenlijk conclusies uit te trekken. Onze taak is dus dubbel: aan de ene kant bouwen aan de bredere, reële bewegingen in de vorm die hen op het lijf geschreven is. En tegelijkertijd bouwen aan politieke platforms van mensen die bereid zijn om deze strijd ook politiek te vertalen. Vandaag bevinden we ons slechts in de allereerste etappe daarvan.  In die zin is de Franse beweging voor een 'Neen' aan de grondwet erg interessant om te volgen, omdat hier de Franse KP, verschillende linkse stromingen van de sociaal-democratie, en de LCR, plus belangrijke exponenten van de sociale bewegingen meedoen. Zo'n configuratie kan tot iets leiden.

We zijn nog nooit zo weinig voorbereid geweest op wat de toekomst ons brengt. En de situatie vereist dat we heel beredeneerd, pragmatisch en met verbeelding en overtuiging te werk gaan. Het is een heel andere aanpak dan wat de revolutionaire marxisten de laatste 40 jaar gedaan hebben. De "schuld" ligt bij de objectieve situatie. Vandaag zijn er trotskistische of maoïstische  stromingen die zich afkeren van de nieuwe realiteit. We moeten vandaag zeker en vast de revolutionairen in een marxistische organisatie samenbrengen.   De vraag is: wat zijn de taken van deze organisatie? Onze eerste taak vandaag is om mee te bouwen aan een instrument, een beweging die een reëel gewicht heeft in de maatschappij en die kan tussenkomen, overwinningen behalen en vertrouwen scheppen enzovoort.

Naar boven