Het einde van het 'sociaal-liberalisme'. Bilan van twee jaar paars PDF Print Email
Geschreven door David Dessers op woensdag, 05 oktober 2005

De paarse regering van liberalen en sociaal-democraten is ruim halfweg. Hoewel paars formeel over een comfortabele meerderheid beschikt in het federale parlement, is het voortbestaan van deze regering méér dan ooit onzeker. Dat heeft alles te maken met de toenemende budgettaire perikelen en de moeilijke zoektocht naar een consensus over de hervorming van de sociale zekerheid en het loopbaaneinde. Maar ook de zwanenzang van de VLD in de peilingen en de enorme druk van conservatief rechts in Vlaanderen verklaren veel. De oprukkende verrechtsing van de Vlaamse politiek lijkt de eerdere consensus rond het "sociaal-liberalisme" op te blazen.

De cijfers liegen er niet om. De VLD en het kartel sp.a-spirit haalden in 2003 samen bijna de helft van de Vlaamse stemmen binnen. In Franstalig België haalden PS en MR zelfs rond de 65 procent van de stemmen. In de kamer gaf dat een opmerkelijk resultaat: drie van de vier partijen van de kersverse paarse regering hadden 25 zetels, sp.a-spirit klom op naar 23. In totaal gaf dat 98 zetels op 150. De eerdere groene regeringspartners verschrompelden. Verhofstadt maakte zich zelfverzekerd op voor een stabiele tweede regeringsperiode.

Drie elementen zorgden er echter voor dat Verhofstadt II vanaf de eerste dag een valse start nam. In de euforie van de verkiezingsavond - "De regering werd beloond door de kiezer" - zweeg men er zedig over. Maar toch kon niemand er langs: ook het Vlaams Blok was eens te meer beloond door de Vlaamse kiezer. Extreem-rechts rukte immers op van zo'n 15 procent naar méér dan 18 procent. Vooral bij de VLD leidde dit tot een enorme druk langs rechts, aangewakkerd door een gans legertje mandatarissen en Nova civitas-aanhangers die van oordeel waren dat de VLD te veel water in de wijn moest doen in de paarse coalitie en dat de partij te zeer verruimd werd met "progressieve" figuren. Zo ontstond er een invloedrijke radicaal-rechtse en populistische vleugel in de VLD die pleitte voor een ruk naar rechts en een samen-werking met CD&V, NV-A en Vlaams Blok.

Ten tweede wekte in 1999, bij de vorming van de eerste paars-groene regering, het feit dat de christen-democraten er voor het eerst sinds een halve eeuw uitgekegeld werden tot een soort van "beginnersenthousiasme". Op ethisch vlak nam men zich voor de zeven mijlslaarzen aan te trekken - er werden in een aantal dossiers ook belangrijke stappen vooruit gezet - en de voluntaristische teamgeest leek dermate groot dat men "elkaar zou laten scoren". Uiteraard was die teamgeest slechts fake, de groenen waren misschien wel de énigen die er echt mee weg waren. Vooral de VLD blaakte van zelfvertrouwen en was, aangemoedigd door enkele Vlaamse opiniemakers, vast van plan de nieuwe volkspartij van Vlaanderen te worden. Welnu, de uitslag van 2003 doorbrak ook die droom. De PS kwam in Wallonië haast op dezelfde voet te staan als de MR, in Vlaanderen beende de sp.a haar achterstand op de VLD op indrukwekkende wijze bij en dus waren er zo bekeken weldegelijk 'verliezers' in het regeringskamp. Opgejaagd door de verkiezingen van 2004, die nauwelijks een jaar later zouden volgen, leidde dat vanaf dag één tot vreemde bokkensprongen in de regering...

Ten derde zat het ook budgettair niet langer mee. Elkaar laten scoren is nu éénmaal makkelijker als je over budgettaire marges beschikt, zoals het geval was tussen 1999 en 2003. De liberalen kregen tijdens Verhofstadt I lastenverlagingen, de socialisten een verhoging van de minimumuitkeringen en de afschaffing van het kijk- en luistergeld en de groenen… ja wat eigenlijk? Op socio-economisch vlak werkte de eerste regering van Verhofstadt netjes binnen de lijntjes van het neoliberale Europa, maar men zette stapjes vooruit in ethische dossiers en had een spaarpotje om links en rechts cadeautjes uit te delen. Die marges waren er niet langer voor Verhofstadt II. Besparingen zouden dus allerminst vermeden kunnen worden, zeker als je in het regeerakkoord opneemt dat de lastenverlagingen aan de bedrijven in steeds maar stijgende lijn moeten gaan, tot méér dan 4 miljard euro in 2004 en méér dan 5 miljard euro in 2005. De economie slabakte, de werkloosheid steeg en de te verwachten staatsinkomsten daalden. Dat was de startpositie van Verhofstadt II.

Vanaf toen stapelde de federale regering blunder op blunder. Terwijl Verhofstadt zijn belangrijkste voorspelling uit 1999 - het Vlaams Blok terugdrijven - niet had kunnen waarmaken, pakte hij bij de voorstelling van de nieuwe regering uit met de belofte dat hij 200.000 werklozen aan een baan zou helpen. Pijnlijk als dan nauwelijks enkele maanden later Ford Genk aankondigt 3000 mensen op straat te zullen zetten en een afdankingsgolf het nieuws blijft beheersen. Verdwaasd door de enorme sprong voorwaarts van sp.a en spirit en reeds opgehitst door de verkiezingskoorts voor de Vlaamse stemgang van 2004, besliste Karel Degucht om de Vlaamse regering stevig te herschikken. De partij die vindt dat we langer moeten werken, stuurde zowat alle ministers ouder dan 45 de laan uit. Het verhaal van de bluts en de buil: diepe wonden bij de uitgerangeerden, onervarenheid bij de nieuwkomers.

Het meest onwaarschijnlijke schouwspel volgde echter in de aanloop van de Vlaamse verkiezingen, toen diezelfde VLD, tegen het regeerakkoord in, aan het filibusteren sloeg om het migrantenstemrecht tegen te houden. Eerst een regeerakkoord tekenen waarin je stelt dat het parlement mag beslissen, om achteraf als een wenende kleuter ertegen te keer te gaan, dat gebeurt niet ongestraft. De Vlaams liberalen rolden over elkaar en Verhofstadt zag zich genoodzaakt zijn eigen buddy Degucht te onttronen. De peilingen maakten tien jaar verruiming in één klap ongedaan...

In Franstalig België leidde het migrantenstemrecht tot veel minder deining, gezien er een quasi consensus rond bestond. Het was echter Di Rupo die het laken naar zich toe wist te trekken en zich doorheen de stemrechtcrisis kon profileren als de meest degelijke opponent van de Vlaamse rechterzijde. De regionale verkiezingen die daarop volgden, zouden de krachtsverhoudingen in de Belgische, maar ook in de Vlaamse, Waalse en Brusselse politiek danig overhoop gooien. Opnieuw liegen de cijfers niet. VLD en sp.a werden bij de verkiezingen van juni 2004 beide ten opzichte van het jaar voorheen teruggeslagen tot onder de 20 procent. In Vlaanderen wonnen voornamelijk CD&V en VB met respectievelijk 26 en 24 procent van de stemmen. In Franstalig België daarentegen won de PS met een straatlengte voorsprong. De partij behaalde bijna 37 procent van de stemmen. De MR zakte terug tot 24 procent. CDh klom tot een goede 17 procent.

Deze verkiezingen hadden om drie redenen een grote invloed op het verdere werk van Verhofstadt II. Ten eerste veranderden de krachtsverhoudingen in de federale regering. Geëxtrapoleerd naar het federale niveau beschikte Verhofstadt niet langer over een meerderheid. Maar vooral, de PS kon zich met kracht opwerpen als de onbetwistbare numero uno van de federale regering. De PS was immers de enige coalitiepartner die goede punten had behaald tijdens de regionale verkiezingen, en kon als enige zijn positie versterken. Ten tweede had de uitslag gevolgen voor de samenstelling van de regionale regeringen en dus ook voor de verhoudingen tussen de verschillende regeringen in dit land. De PS ruilde in Franstalig België coalitiepartner MR in voor CDh, waardoor de partij zich letterlijk in het middelpunt van de Waalse politiek plaatste als 'incontournable' waarbij zowel MR als CDh voortaan in een afhankelijke positie zitten. Een meesterzet. In Vlaanderen daarentegen kon men niet anders dan kiezen voor een tripartite mét de CD&V in de hoofdrol, wat die laatste dan weer een unieke positie bezorgde. De Vlaamse christen-democraten zouden zich vanuit een koppositie kunnen blijven opwerpen als alternatief voor paars en vanuit de Vlaamse regering de onkunde van de federale regering aan de kaak kunnen stellen. Hoewel de afloop van de verkiezingen allerminst positief was voor MR en sp.a, was het toch vooral de VLD die rake klappen kreeg: een verzwakte positie in de federale regering en een afstraffing op Vlaams niveau. Dat leidde dus, tot slot, tot een verharding van de interne crisis bij de VLD. De fikse winst van CD&V en VB deden de roep naar een rechtse meerderheid enkel maar vergroten, met de gekende twisten rond figuren als Coveliers en Dedecker tot gevolg.

Sindsdien lijkt de federale regering nog het meest op een politiek casino: de inzet is steevast hoog, het verlies enorm en vooral, rien na va plus. Of het nu gaat om mislukte internationale ambities van de premier of één van zijn ministers, DHL, Brussel-Halle-Vilvoorde… De regering lijkt vleuggellam, verdeeld en vooral onbekwaam om tot oplossingen te komen. Fundamenteel blijft paars dezelfde politiek aanhouden als eerdere regeringen: lastenverlagingen, liberaliseringen en privatseringen, activering en flexibilisering van de arbeidsmarkt… Kortom neoliberalisme maar dan met een sociaal discours. Echter, met in het vooruitzicht de debatten over het loopbaaneinde en de "hervorming" van de sociale zekerheid neemt de spanning in de regering steeds maar toe.

Hoe moeten we deze spanning begrijpen? Met haar toekomstplan voor Wallonië heeft de PS méér dan ooit overtuigend aangetoond dat ze in grote mate mee de neoliberale uitgangspunten deelt. Ook de PS denkt via een vorm van omgekeerde herverdeling ten voordele van de bedrijven en de aandeelhouders de economie te kunnen opkrikken en zo de werkloosheid tegen te gaan. Toch wenst de PS aan de andere kant geen al te brutale aanvallen tegen sociale verworvenheden als het brugpensioen. Dat heeft uiteraard te maken met de traditionele achterban van de PS. Terwijl de sp.a zich momenteel vooral op de betere verdieners richt, steunt de PS nog steeds mede op een electoraat dat in Vlaanderen al een tijd geleden de wijk nam richting het Vlaams Blok. Di Rupo wil dus geen accidenten en vermijdt liever te zware aanvallen. Daardoor komt de PS in de eerste plaats lijnrecht tegenover de VLD te staan, die opgejaagd door de vrije val in de peilingen inderdaad een ruk naar rechts nam tijdens haar jongste congres. Ook opvallend is dat er zelfs te pas en te onpas meningsverschillen opduiken tussen de PS en sp.a.

De reële oorzaak van dit conflict valt zeker niet te zoeken in een verlinksing van de PS maar wel in een verrechtsing van de Vlaamse politiek. De federale regering ontsnapt immers niet aan de Vlaamse realiteit: sinds de Vlaamse verkiezingen van 2004 hebben in Vlaanderen vooral CD&V, NV-A en VB de wind in de zeilen. De meest comfortabele Vlaamse meerderheid zou een conservatieve rechtse meerderheid zijn met het Vlaams belang erbij. Deze realiteit oefent een enorme druk uit op de Vlaamse liberalen, die echter gevangen zitten in een regering met sociaal-democraten en dan vooral met een PS die steeds sterker wordt. De VLD lijkt volledig ten onder te gaan in die vicieuze cirkel.

Het paarse project lijkt ten einde. Het project hield een neoliberaal beleid in, gekoppeld aan een discours van sociale bekommernis, ethische progressiviteit en hippe, commerciële cultuur. Dat project ligt in de touwen door de opmars van conservatief rechts in Vlaanderen. Valt de regering of valt ze niet? Dat valt op dit moment moeilijk in te schatten. Als ze samenblijft, zal ze dat in de eerste plaats doen omdat verkiezingen de situatie enkel maar kunnen verergeren. Maar als de reële politieke verhoudingen van vandaag niet meer in overeenstemming zijn met de formele verhoudingen van twee jaar geleden, dan krijgt de regering het steeds moeilijker om te regeren. Di Rupo stelde het klaar en duidelijk: "Guy Verhofstadt is enkel maar premier van dit land omdat ik het zo wil." Een vingerknip volstaat dus om het einde in te luiden. En een vingerknip is gauw gebeurd…

Naar boven