De strijd tegen het generatipact: een bilan | |||
Geschreven door | op dinsdag, 21 februari 2006
Op 28 oktober kleurden de straten van Brussel helemaal rood en groen. Met méér dan 100.000 manifestanten werden de verwachtingen ruimschoots overtroffen. Het zag er dus naar uit dat Verhofstadt en Van den Bossche te kampen hadden met een bijzonder hardnekkige en onbuigzame weerstand tegen het generatiepact. Nauwelijks zes weken later sturen de twee vakbonden persberichten de wereld in waarin ze aankondigen de strijd tegen het pact te staken. Het vuur was gedoofd, de strijdbijl begraven. Nochtans bleef het generatiepact zelf zowat intact, op kleine en beperkte 'aanpassingen' na. Hoe kan het dat een beweging met een dergelijk potentieel zo snel weer gaat liggen en zo weinig uit de brand weet te slepen? ACV-voorman Luc Cortebeeck had al snel laten weten dat het pact voor hem aanvaardbaar was. Maar ook de ABVV-leiding gaf geen duidelijke ordewoorden na de actie van 28 oktober. Er waren geen ordewoorden, geen actieplan, geen perspectief. Maar is daarmee alles gezegd? Rood sprak erover met drie syndicalisten van de SAP. André Henry is de vroegere hoofddelegee van Glaverbel Gilly. In 1975 leidde hij er een wekenlange staking en bedrijfsbezetting die uitmondde op een overwinning voor de arbeiders uit de glasnijverheid. Vandaag animeert hij in de streek van Charleroi het 'syndicaal forum', een open overlegforum van strijdsyndicalisten uit diverse sectoren en uit de twee grote vakbonden. Peter Veltmans is syndicaal afgevaardigde voor ACOD-financiën in Antwerpen. Jimmy Crispeyn ten slotte werkt als arbeider bij Terumo in Leuven, een metaalverwerkend bedrijf waar medisch materiaal wordt geproduceerd. Bij Terumo werken een goede 800 mensen. Elk leggen ze eigen accenten in hun bilan van de beweging. Peter Veltmans: Als we een bilan opmaken van de strijd tegen het generatiepact, kunnen we best een drietal verschillende niveaus onderscheiden. Het niveau van de vakbondsleiding, het niveau van de militanten en het niveau van de leden. Eventueel kan je daar nog het niveau van de niet-gesyndiceerde werknemers aan toevoegen. Op het vlak van de vakbondsleiding zien we dat een aantal sectoren het voortouw hebben genomen in de strijd tegen dat generatiepact; de metaal, de textiel, de Algemene Centrale etc. Het gaat dus in de eerste plaats om de oude industriële bastions, zeg maar. Dat is geen toeval. In die centrales krijgt men zeer vaak te maken met herstructureringen en afdankingen, waarbij er vaak een beroep wordt gedaan op het brugpensioen. Welnu, dat brugpensioen werd dan geregeld via CAO's, die onderhandeld werden op het niveau van de sector of van het bedrijf. En de regering zegt nu eigenlijk dat het met die CAO's gedaan is. De regering wil nu dus zelf regelen wat eerder tot de bevoegdheid van de vakbonden behoorde. Dat voelt die vakbondsleiding dus aan als een rechtstreekse aanval op haar positie. En dat verklaart de bijzonder scherpe reacties van mensen als Wittewrongel of Jorissen. Het is natuurlijk niet zo dat bijvoorbeeld de BBTK zich niet heeft getoond in deze strijd, maar niet op zo'n mediatieke manier laten we zeggen. De Interprofessionele leiding van haar kant liep er eigenlijk maar een beetje achteraan. Dat heeft natuurlijk ook te maken met de interne moeilijkheden binnen het ABVV. Iemand als Xavier Verboven is dan misschien wel wat uit zijn eigen schaduw gestapt, dat kwam toch in de eerste plaats doordat de Metaal en de Algemene Centrale op de gaspedaal gingen staan. Als die twee verder willen doen, kan Verboven daar maar weinig aan veranderen. Bovendien was er ook de verdeeldheid met het ACV, die maakte dat Cortebeeck telkens als de redelijke vakbondsleider werd opgevoerd, terwijl men Verbove in een hoekje trachtte te drummen. Welnu, wie in een hoekje gedrumd wordt, laat al eens makkelijker zijn tanden zien. Een tweede niveau is dat van de vakbondsmilitanten. Dat is een ander verhaal. Het viel bijvoorbeeld op dat de staking van 7 oktober eigenlijk in grote mate gedragen werd door de vakbondsmilitanten. Voor hen was de discussie rond het brugpensioen de aanleiding, maar hun ongenoegen ging veel dieper. De militanten beschouwden het generatiepact als de zoveelste aanval in een lange rij. Bij hen leefde er een algemene onvrede over de afbraakpolitiek van de laatste 20 tot 30 jaar. Vandaar dat de actiebereidheid groot was. Als er dus actiebereidheid bestaat bij de militanten én ook bij de leiding, zij het om andere redenen, dan heb je de goede ingrediënten voor een succesvolle actie. Toch moet er ook een kanttekening gemaakt worden bij die onvrede van de militanten. Ze verzetten zich wel tegen de afbraakpolitiek, maar tegelijkertijd is dat verzet niet zo gepolitiseerd. Dat heeft alles te maken met de Belgische syndicale traditie, de traditie van het 'zuivere syndicalisme', een weinig politiek syndicalisme. Je kan je daarom afvragen of de scherpe uitspraken van Johan Vande Lanotte tegen de syndicale eisen gewoon een 'slip of the tongue' waren, dan wel een overwogen bestudeerde zet, wetende dat die uitspraken hem politiek toch niet veel zouden kosten. Tenslotte is er het niveau van de vakbondsleden. Daar kan je vaststellen dat er een tamelijk sceptische en gelaten houding bestaat. Ze staken wel als de militanten dat vragen, maar zonder veel overtuiging of geloof in een overwinning. We raken hier een dieper maatschappelijk probleem, namelijk dat van de oprukkende individualisering onder druk van het neoliberalisme. Het geloof in collectieve actie om de maatschappij te veranderen is afgenomen. Door al die opeenvolgende nederlagen kunnen vele mensen bijna niet meer geloven dat het mogelijk is om een strijd te leveren en die strijd te winnen. Dat heeft die 'landing' van de beweging tegen het generatiepact mogelijk gemaakt. Mocht de actiebereidheid groter geweest zijn aan de basis, dan zouden de militanten veel sterker gestaan hebben en dan zou de vakbondstop de strijd niet zo makkelijk hebben kunnen afblazen. Je kan er niet buiten, er werd niet massaal ingegaan tegen die 'landing'. Dat probleem wordt natuurlijk nog versterkt door de afwezigheid van een georganiseerde linkervleugel binnen de vakbond. Wat geldt voor de vakbondsleden geldt natuurlijk a fortiori voor de niet-gesyndiceerden... Samengevat denk ik dus dat de vakbondsleiding haar eigen redenen had om zich scherp op te stellen. Voorts blijkt dat de vakbondsmilitanten de echte dragende kracht vormden van de acties. Bij de vakbondsleden bleek er te weinig overtuiging om voldoende druk op de ketel te houden naar de top toe. Dat maakte het afblazen van de acties mogelijk. Zelf vind ik dat er te lang gewacht werd met de staking van 28 oktober. De 7de was een succes en er had veel vlugger verder gewerkt moeten worden op basis van dat succes. Op 28 oktober lag Terumo opnieuw helemaal plat, maar toch viel het op dat slechts een kleine minderheid van de arbeiders deelnam aan de betoging in Brussel. Ondertussen stonden de kranten elke dag vol met artikels tegen de staking en onze eisen. Vervolgens kwamen er dan die toegevingen van de regering aan de metaal. In het bedrijf was de toestand nogal verwarrend. Het ACV deelde pamfletten uit waarin te lezen stond dat we eigenlijk alles verkregen hadden, terwijl het ABVV kritischer bleef. In ieder geval leidden de kleine toegevingen van Verhofstadt aan de metaal er wel toe dat de sterkhouder van de beweging niet meer meedeed. Zijn tactiek wierp dus wel degelijk vruchten af. Terwijl de actiedag van 28 oktober, met de 100.000 betogers in Brussel een groot succes bete-kende, is de actie sindsdien langzaam uitgedoofd. Het heeft allemaal te lang aangesleept, er was geen duidelijk actieplan, met duidelijke objectieven. Daardoor doofde ook de actie-bereidheid in de bedrijven. Politieke opheldering ? Jimmy Crispeyn: We hebben in de eerste plaats nog eens nood aan een overwinning. Mocht de arbeidersklasse in dit land nog eens een overwinning binnenhalen, dan zou er al snel veel méér mogelijk zijn. Vandaag strijden we altijd maar voor het behoud van onze rechten en verworvenheden. Daardoor is elke strijd meteen enorm begrensd. Je strijdt om iets te behouden, men geeft je een toegeving. Uit schrik voor erger slik je dat dan maar, terwijl iedereen ziet dat ze ons beetje bij beetje altijd maar méér afpakken. Die dynamiek moet gekeerd worden. De linkerzijde in de vakbond moet zich organiseren en moet op de congressen van de vakbond een alternatieve koers trachten op te leggen. In onze streek doen we dat met het 'syndicaal forum', een open overlegforum van linkse syndicale militanten uit diverse sectoren en van de beide vakbonden. In dat forum maken we een bilan op van de strijd tegen het generatiepact. We voeren politieke discussies en nodigen sprekers uit om ons te vormen rond actuele thema's. Binnen de syndicale structuren heb je dat te weinig. Je zult maar een ongelukkige linkse syndicale militant zonder mandaat zijn in één of ander bedrijf. Waar kan je dan terecht voor discussies over de koers van de vakbond? Daarom moet de syndicale linkerzijde plaatsen creëren waar die discussie kan gevoerd worden en waar een alternatieve koers voor de vakbond kan worden uitgewerkt. Op langere termijn is er absoluut nood aan een nieuwe arbeiderspartij die een antikapitalistisch programma naar voren schuift en die steunt op het strijdsyndicalisme. Dat zijn de taken van de voorhoede vandaag. |