Agenda

Geen geplande activiteiten.

Populair

Duitsland, de Europese crisis en het debat over de Euro PDF Print Email
Geschreven door Ingo Schmidt, Herman Michiel op zaterdag, 24 augustus 2013
Op 22 september gaat Duitsland stemmen. Het lijkt zeker te zijn dat bondskanselier Angela Merkel herkozen wordt. Volgens de laatste peilingen kan haar CDU op 42 procent van de stemmen rekenen, 16 procent meer dan de SPD. Het is minder duidelijk met welke partij de CDU na de verkiezingen een coalitie zal vormen. De huidige partner van de CDU, de liberale FDP, kreeg 14,6 procent in de laatste verkiezingen maar loopt dit keer het risico de kiesdrempel van 5 procent niet te halen.

 

Een ander probleem voor de zittende coalitie is de oprichting van een nieuwe anti-Euro partij, Alternative für Deutschland (AfD). Volgens de peilingen zal de nieuwe partij geen hoge ogen gooien, maar de AfD kan de coalitie juist die stemmen die ze nodig heeft om herkozen te worden kosten. Een andere onbekende factor is de libertaire Piraten Partij die vooral vrije toegang tot het internet hoog in het vaandel draagt. In de peilingen kan deze partij slechts op twee procent van de stemmen rekenen maar de onthullingen over de afluisterpraktijken van de Amerikaanse NSA zouden de Piraten Partij extra stemmen op kunnen leveren.

 

Als de FDP niet terugkeert in het parlement of als de FDP-CDU coalitie er anderszins niet in slaagt een meerderheid te winnen zullen de conservatieven waarschijnlijk een coalitie vormen met de SPD. Dit deden ze eerder al tussen 2005 en 2009. SPD kopstuk Peer Steinbrück, voormalig minister van financiën onder Merkel, heeft verklaard hier niet meer bereid toe te zijn maar het wordt algemeen aangenomen dat hij van gedachten zal veranderen of anders plaats zal maken voor iemand die wel bereid is samen met de CDU een regering te vormen. Het is onwaarschijnlijk dat speculaties over een coalitie tussen de CDU en de Groenen waarheid zullen worden. Een coalitie van SPD, Groenen en Die Linke zou een theoretische mogelijkheid kunnen worden maar alle drie de partijen hebben verklaard hier niks in te zien.

 

Tot nu toe is de verkiezingscampagne ronduit levenloos. De medewerking van de regering Merkel aan de spionageactiviteiten van de NSA, iets dat vooral Oost-Duitsers doet denken aan de Stasi, heeft net zo weinig impact gehad op de campagne als een schandaal over de aanschaf van de ‘Euro-Hawk’, een militaire drone. Commentatoren en peilingen zijn het erover eens dat de verkiezingsuitslag vooral zal worden bepaald door juist het onderwerp dat bijna alle kandidaten willen vermijden: de voortdurende euro-crisis. Een meerderheid van de Duitse bevolking gelooft dat het land veel beter de crisis doorkomt dan Zuid-Europa maar veel van hen denken ook dat zij, nu of in de toekomst, zullen moeten betalen voor de staatsschulden van Zuid-Europese landen.

 


Hoofdzaak Euro?

Door Ingo Schmidt*

 

Is de Euro de hoofdschuldige van de huidige economische crisis? Bundesbank voorzitter Jens Weidmann denkt het beter te weten. Hij gedraagt zich alsof hij nog steeds de adviseur van bondskanselier Angela Merkel is en stelt de neoliberale agenda op die zij en minister van financiën Wolfgang Schäuble vervolgens vertalen in de bezuinigsprogramma’s die voor invoering worden doorgegeven aan de Europese Commissie. De Duitse regering is er tot nu toe in geslaagd de gevolgen van de crisis (stijgende werkloosheid, verarming, het risico van een staatsfaillissement…) af te wentelen op andere landen en Duitsland voor te stellen als een economisch succesverhaal. Veel Duitsers worden echter geplaagd door de angst zich eens in Griekse omstandigheden te bevinden.

De nieuwe anti-Euro partij AfD speelt in op deze angsten, net zoals sommige politici van gevestigde partijen als de CDU dit doen. Vice-voorzitter van de CDU parlementsfractie Wolfgang Bosbach en FDP-lid Frank Schäffler vertalen deze angsten in een programma voor Duits eigenbelang. Voor deze politici is het probleem niet het neoliberale beleid maar dat uitvoering van dit beleid bemoeilijkt zou worden door de institutionele wildgroei van de Europese Unie en de Europese Centrale Bank. Voor hen is de euro de voorloper van een Europees systeem van collectieve aansprakelijkheid voor schulden, een systeem dat eens de zuurverdiende spaarcenten van de Duitsers de draaikolk van Zuid-Europese inefficiëntie in zal zuigen. Hun alternatief voor de supra-nationale instituten van de EU is onbelemmerde wedijver tussen landen en nationale munteenheden. Zij denken dat, eenmaal bevrijd van de last van de Euro, Duitsland zijn mannetje zou kunnen staan op de wereldmarkt.

 

Linkse kritiek


De linkse kritiek op de Euro heeft een heel andere invalshoek. Doel is niet het veroveren van de (wereldwijde) valutamarkt door de D-Mark maar het verlichten van de druk op de door de crisis getroffen landen in Zuid-Europa door de herinvoering van nationale munteenheden en devaluatie ten opzichte van de schuldeisende landen. Enkel op deze wijze zou diepere sociale ellende in het zuiden van Europa vermeden kunnen worden en misschien een uitweg uit de economische en sociale ellende gevonden worden. Dit is een economische redenering die recent in Oskar Lafontaine een prominente vertegenwoordiger vond en die wordt aangevuld door Wolfgang Streeck, voormalig adviseur van Gerhard Schröder. Streeck was verantwoordelijk voor de blauwdruk van de zogenaamd Riester-pensioen plannen en de Hartz hervormingen die de Duitse verzorgingstaat in staat zouden moeten stellen om de concurrentie met lage lonen landen als China aan te gaan.

 

Ondertussen is Streeck echter tot de conclusie gekomen dat het grootste probleem van de verzorgingstaten en democratie in het Westen niet goedkope arbeidskrachten in het Zuiden zijn maar de macht van de wereldwijde financiële markten. Voor hem is deze macht geïnstitutionaliseerd in de EU en hij pleit ervoor dat nationale democratieën hun eigen weg volgen, onafhankelijk van de dictatuur van de ECB en het fiscale pact. Het bijstellen van valutakoersen zou volgens hem druk veroorzaakt door internationale wedijver kunnen verminderen. Dit zou individuele landen de ruimte bieden om sociale compromissen te sluiten.

 

De linkse en rechtse kritiek op de euro zijn beide op hun eigen manier steekhoudend. Als Weidmann als Bundesbank-voorzitter verantwoordelijk was voor een nieuwe ingevoerde D-Mark zou hij binnen de kortste keren met renteverhogingen in een valuta-oorlog betrokken zijn. Dat zo’n D-Mark als een geharde investeringsoptie het strijdperk van zo’n speculatie-oorlog zou verlaten is twijfelachtig. Ook zonder stijgende rente bevindt de euro-zone zich in een lichte recessie. Een renteverhoging in een voormalig kernland zou tot een economische neergang zonder weerga leiden. Investeerders zouden zich afvragen waar, in een vastgelopen economie, die hoge rentebetalingen vandaan zouden moeten komen en hun geld ergens anders beleggen. Het staat ook niet vast dat herinvoering van de D-Mark en de Drachme tot waardestijging van de eerste en devaluatie van de tweede zou leiden. Een van de betere argumenten van verdedigers van de euro is dat we wel eens zeer wisselvallige wisselkoersen, en daarmee gepaard gaande onzekerheid onder investeerders, zouden kunnen zien.

 

Linkse devaluatie-strategieën lopen een vergelijkbaar risico. Weidmann, Merkel en Schäuble zullen weinig geneigd zijn over een valuta-systeem te onderhandelen dat het Duitse concurrentievoordeel opgeeft om de druk op de zwakkere Euro-landen te verminderen. Maar als de regeringen van de betrokken landen het niet eens zouden kunnen worden over een dergelijk systeem kunnen we steeds wisselvalligere wisselkoersen, een algemene economische neergang en politieke conflicten verwachten.

 

Maar ook als dergelijke destructieve ontwikkelingen vermeden kunnen worden, zou devaluatie van de Drachme, Peseta en andere valuta een dubbelzijdig zwaard zijn. Vanwege de specialisatie van de economieën in Europa zouden ook voor de middellange termijn veel consumptiegoederen geïmporteerd moeten worden – in landen waarvan de valuta aan waarde verliest zouden deze dus duurder worden. Een dergelijke geïmporteerde inflatie zou tot vergelijkbare daling van de werkelijke lonen leiden als we nu zien als gevolg van de EU bezuinigingsprogramma’s. Bovendien lost devaluatie het schuldenprobleem niet op. Zonder kwijtschelding van schulden is het onzin om over devaluatie te spreken.

 

Indien ze niet tot de ‘ogen dicht en doorstomen’ brigade van Merkel, Steinbrück en Trittin behoren, zouden Euro-voorstanders zich moeten afvragen welke alternatieven ze eigenlijk te bieden hebben. Binnen links is het algemeen geaccepteerd dat de neoliberale constructie van de Euro de crisis dan wel niet veroorzaakt heeft maar deze toch minstens sterk verdiept heeft. Het is een aannemelijke conclusie dat binnen het raamwerk van EU en ECB er geen alternatieven voor het neoliberalisme te vinden zijn. Maar de vraag ‘wat te doen met de Euro’ is niet de hoofdzaak voor links.

 

Neoliberalisme begon zijn zegetocht lang voor de invoering van de monetaire unie en als deze unie afgeschaft wordt of in stukken breekt zal het niet automatisch verdwijnen. Om de neoliberale afbraak te stoppen zijn overtuigende alternatieven en krachtige sociale bewegingen nodig. Op het moment is de klassenstrijd in verschillende Europese landen versplinterd: binnen een raamwerk van een gemeenschappelijke valuta zijn nationale verschillen in belasting, economisch en sociaal beleid blijven bestaan. Als de sociale strijd in een of meerdere Euro-landen stappen vooruit zet terwijl deze elders achter blijft, kan uitreden uit de Euro zeer wel een optie worden. Van beslissend belang is echter of er sociale bewegingen tegen het neoliberale kapitalisme zijn.

 
Ten slotte: ook zonder monetaire unie kan er druk worden uitgeoefend worden op zwakkere landen. Een sterke beweging in het Duitse hart van het Europese monster zou onze Griekse vrienden meer helpen dan het herinvoeren van de Drachme.

* Ingo Schmidt is politiek econoom en doceert aan de Athabasca University in Alberta. Dit artikel verscheen eerder in Sozialistische Zeitung. De inleiding is van Socialist Project. Nederlandse vertaling: redactie Grenzeloos 

 


Duitsland en de eurocrisis

Door Herman Michiel

 

 20 augustus 2013 – Spiegel online bevestigt wat velen vermoeden: voor de Duitse economie valt de eurocrisis best mee. Volgens cijfers van het Duits ministerie voor financiën (waar Wolfgang Schäuble de scepter zwaait) zullen in de crisisperiode 2010-2014 de uitgaven voor intresten op staatsleningen 41 miljard euro lager uitvallen dan voorzien. Het marktvertrouwen in Duitsland is zo groot dat de rente in de voorbije jaren met bijna één procentpunt daalde. Ook de belastingsinkomsten waren hoger dan verwacht, waardoor tussen 2010 en 2012 voor 73 miljard euro minder moest geleend worden dan aanvankelijk gedacht. Anderzijds wordt de kost van de eurocrisis voor Duitsland op 0,6 miljard euro geschat… 

 

Een succes dat Merkel en haar CDU maar al te graag zullen uitspelen in de aanloop naar de Bondsdagverkiezingen van 22 september. Koren op de molen ook van de Europese besparings-camarilla: wie braaf is krijgt lekkers, wie stout is de roe… Maar zelfs in het Wirtschaftswunderland moet dit ‘succes’ bitter smaken bij de 7 miljoen Duitsers die met hun minijob 400 euro per maand verdienen. En als remedie voor de Europese crisis houdt het Duits model geen steek, want er bestaan geen oorlogen met alleen winnaars. 

 

Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Ander Europa 

 

Naar boven