Agenda

Geen geplande activiteiten.

Populair

Over geweld tegen vrouwen en solidariteit met Egypte PDF Print Email
Geschreven door An Van Raemdonck* op zondag, 18 augustus 2013
Tijdens de laatste politieke ontwikkelingen in Egypte zagen we opnieuw veel aandacht voor vrouwen die deelnamen aan de protesten en sit-ins, zowel aan de zijde van de tegenstanders van de afgezette president Morsi als in het pro-Morsi kamp. Waar het op zich een vanzelfsprekendheid is dat vrouwen deelnemen aan protesten en hierin een even grote rol spelen als mannen, krijgen vrouwen bijzondere aandacht omwille van hun belangrijke symboolwaarde: alle groepen zijn er graag snel bij om aan te tonen dat ook vrouwen en families aanwezig zijn en langs hun kant staan. Vrouwen worden vaak als vertegenwoordigers en behoedsters van de natie gezien. Door die symbolische rol krijgt hun aanwezigheid een bepaalde morele kracht toebedeeld. 

 

Het hoeft daarom niet te verbazen dat vrouwen makkelijk slachtoffer worden van politiek geweld om hen te ontmoedigen nog langer op straat te komen. Zowel mannen als vrouwen zijn slachtoffer van repressie door politie, veiligheidsdiensten en leger – op dit moment dreigt een verdere bloedige ontruiming van twee grote sit-ins die de afgezette president Morsi terug aan de macht willen. Toch krijgen vrouwen in het bijzonder te maken met seksueel getint geweld, en niet enkel door de gekende repressie apparaten. In de nasleep van de protesten sinds 30 juni haalde Egypte opnieuw de wereldpers met verhalen van seksuele aanvallen op vrouwen op het Tahrirplein. De groep Operation anti-Sexual Harassment (OpantiSH) meldde 186 gevallen van geweld tegen vrouwen in de buurt van Tahrir in een periode van 10 dagen. In vele gevallen kon ingegrepen worden door groepen vrijwilligers om de vrouwen uit de massa te halen, in enkele gevallen werden vrouwen verkracht met scherpe voorwerpen. Groepen vrijwilligers die actief zijn rond het Tahrirplein om dergelijke aanvallen te voorkomen en af te breken, spreken van veelvoorkomende patronen die erop wijzen dat het om georganiseerde aanvallen gaat. Tegelijk stelt men soms ook spontane deelname vast van aanwezige demonstranten aan de aanvallen. 

 

Voor veel vrouwelijke demonstranten is het risico op aanranding of seksuele intimidatie inmiddels ingecalculeerd. Men vertrekt met in het achterhoofd dat dit er gewoon bij hoort. Activisten vertelden me dat het gebruikelijk is om de opmerking ‘wat kom je hier ook doen’ te horen. De frase ‘wat bracht hen daar, waarom komen ze naar daar? ’ is een veelgehoord argument van victim blaming dat sinds de Tahrir bezetting van juli 2011 alomtegenwoordig is op straat, in de media en in de politiek. Zowel in het parlement bij de bespreking van een wetsvoorstel tegen sexual harassment als in de Shura-raad in februari 2013 verweten conservatieve raadsleden de slachtoffers dat zij zichzelf in de problemen brengen door deze onveilige plekken te bezoeken - raadsleden met zowel islamistische als liberale/nationalistische partijkaarten. Hetzelfde gebeurde met de Tahrir slachtoffers na 30 juni, met dit verschil dat voor het eerst de Morsi regering zelf deelnam in het spel van politisering. Anti-Morsi demonstranten en slachtoffers van seksueel geweld werden gestigmatiseerd in een poging om de oppositie te verzwakken, in plaats van geweld tegen burgers te voorkomen en te bestrijden. (De islamistische regering is hierin niet uniek. Ook het seculiere regime van Mubarak en de Hoge Militaire Raad maakten ruim gebruik van seksueel geweld en intimidatie om vrouwelijke opposanten ‘af te schrikken’.) 

 

Niet alleen op Tahrir zorgt de aanwezigheid van vrouwen voor controverse. Sinds 30 juni zijn er twee sit-ins door aanhangers van de afgezette president Morsi aan de Raba’a Adawiyya moskee en bij Cairo Universiteit. Ook hier ziet men een omstreden ‘vrouwenpolitiek’ aan het werk. De bezetters van de sit-ins worden verweten om na een tweetal weken doelbewust vrouwen en kinderen erbij te halen om de protesten een beter imago en vriendelijk gezicht te geven. Dit zou de indruk moeten geven dat het om een massale volksbeweging gaat. Een vrouwenrechtenvereniging beschuldigde de Moslimbroeders ervan om hen gewillig bloot te stellen aan potentieel gevaar en geweld en hen te misbruiken als menselijk schild. Zo werden vier vrouwen gedood bij clashes in Mansoura tijdens een protestmars waar geweld verwacht werd. Verder zijn er de beelden van kinderen die in witte lijkwaden opgevoerd worden tijdens protesten, een van de situaties die de Broeders’ bijnaam van ‘handelaars in religie’ verder versterkt. 

 

Apart van deze zware aanklachten dat de Moslimbroeders en de pro-Morsi demonstranten vrouwen en kinderen politiek misbruiken hoort men in de sociale media aansluitende verwijten van manipulatie. Er bestaat een discours dat ervan uitgaat dat vrouwen op pro-Morsi protesten sowieso misleid en gemanipuleerd moeten zijn door hun leiderschap. Los van de vele verschillen tussen de situatie op Tahrir en de pro-Morsi sit-ins is de aanwezigheid van vrouwen ook hier onderwerp van controverse en klinken gelijkaardige vragen: wat komen zij daar zoeken, door wie of wat worden zij gemanipuleerd en “ingeschakeld”? 

 

Politiek geweld of gender-gebaseerd geweld? 

 

Een veelvoorkomende vraag is wat de dieperliggende oorzaken zijn van het seksuele geweld . Gaat het dan enkel om politiek geïnspireerde aanvallen of gaat het om een dieperliggende maatschappelijke problematiek van geweld en intimidatie van vrouwen? Gaat het erom vrouwen hun politieke stem af te nemen, of om hen uit te sluiten uit de publieke sfeer? In werkelijkheid lijken beiden onafscheidelijk. Yasmin El-Rifai, activiste bij Operation anti-Sexual Harassment, legt uit dat geweld tegen vrouwen slechts ingezet kan worden als een politiek instrument als het berust op een bredere maatschappelijke aanwezigheid en/of tolerantie van seksueel geweld. 

 

Het is het gebruik van geweld tegen vrouwen als politiek repressiemiddel dat het maatschappelijk fenomeen van seksuele intimidatie steeds meer onder de aandacht bracht. Op ‘Zwarte Woensdag’ 25 mei 2005 werden vrouwelijke demonstranten aan het Journalisten syndicaat aangerand en verkracht door politie in burgerkledij en partijleden van ex-president Mubarak. Voor het eerst werden activistes op dergelijke brutale en schaamteloze manier aangepakt, bij daglicht en in het midden van het stadscentrum. Deze gebeurtenis zorgde voor een schokgolf en verhoogde de (inter)nationale aandacht voor het thema. Kort erna, in 2006 vonden er groepsaanvallen plaats op vrouwen tijdens het Suikerfeest na Ramadan. Niet alleen politieke bijeenkomsten maar ook feestdagen werden momenten van verhoogde alertheid voor vrouwen. 

 

In deze periode begonnen een aantal NGOs te werken tegen seksueel geweld en intimidatie (Egyptian Center for Women’s Rights, Harassmap, Nazra for Feminist Studies) en na de revolutie volgden een aantal grassroots initiatieven (I saw harassment, Basma, Bahya Masr, Tahrir Bodyguard, Against Harassment). Zij begonnen deze problematiek te documenteren en publieke campagnes te voeren. Volgens hen is een van de grootste problemen dat het gegeven vaak weggewuifd of niet geloofd wordt. Getuigenissen verzamelen en zich uitspreken tegen seksuele intimidatie en geweld is daarom op dit moment van cruciaal belang voor veel feministische/politieke activisten. Voor Mariam Kirollos, activiste bij OpantiSH, is het stijgend aantal publieke getuigenissen en veroordelingen na de revolutie een van de belangrijkste punten van vooruitgang. 

 

Internationale solidariteit? 

 

Aandacht krijgen voor deze problematiek vanuit het Westen is een minder groot probleem. De internationale pers neemt het thema zeer makkelijk op en geeft NGOs en activisten vaak het woord. Sommige activisten omarmen deze situatie en doen een expliciet beroep op internationale solidariteit. Op 12 februari 2013 bijvoorbeeld werd opgeroepen door Egyptische groepen om wereldwijd aan ambassades te demonstreren tegen “seksueel terrorisme in Egypte”, naar aanleiding van de brutale aanvallen tegen vrouwen op Tahrir bij de tweede herdenking van de revolutie. Het feit dat de staat zich expliciet terugtrekt van haar functie om burgers te beschermen en aankondigde dat demonstranten op Tahrir geen bescherming zouden krijgen, duwt activisten in de richting van de internationale gemeenschap en mensenrechten organisaties. 

 

Dit blijft niet zonder problematische gevolgen. Het risico om te vervallen in de bekende tegenstelling tussen ‘onze’ verlichte, zogezegd vrouwvriendelijk landen en de barbaarse realiteit elders schuilt om de hoek. Het uiten van een sterke Westerse verontwaardiging en veroordeling van dit geweld wordt soms gezien als een teken van onze eigen superieure positie, door bijvoorbeeld CNN-journaliste Nina Burleigh. Het is een probleem dat deze verontwaardiging vaak selectief is en blind voor het bestaan van geweld en discriminatie in eigen land maar vooral dat ze makkelijk kan leiden tot instrumentalisatie. Uithalen over geweld tegen vrouwen in het Midden-Oosten is een bekende en succesvolle manier om te mobiliseren voor politieke controle en interventie, met de bekende voorbeelden van VS invasies in Afghanistan en Irak en legio voorbeelden uit de koloniale periode. 

 

In een poging om gevolg te geven aan dergelijke verontwaardiging ligt in het Amerikaanse Congres op dit moment een International Violence Against Women Act op tafel. Als deze goedgekeurd wordt, zou dit betekenen dat bestrijding van gender-gerelateerd geweld een centrale component wordt in het officiële buitenlandbeleid van de VS en ontwikkelingshulp van USAID. Dit lijkt vanuit feministisch standpunt op het eerste zicht een lovenswaardige evolutie, het willen verminderen van geweld tegen vrouwen wereldwijd kan toch alleen toegejuicht worden? Toch mag niet voorbij gegaan worden aan de aard van het politiek project van waaruit dit initiatief vertrekt. Wat betekent het concreet dat het officiële Amerikaanse buitenlandbeleid geweld tegen vrouwen wereldwijd wil tegengaan? Hoe kunnen landen en samenlevingen die de VS verachten voor hun buitenlandse politiek deze “hulp” onthalen? Wat betekent het om landen die wereldwijd een verstikkende neoliberale politiek doorduwen toe te laten om dergelijke complexe interne problemen aan te pakken? De kans is groot dat dergelijke hulp niet alleen niet aanvaard wordt maar zelfs actief bestreden omwille van inmenging in interne zaken. Vanuit postkoloniaal feministisch standpunt moet de vraag gesteld worden naar de machtsverhoudingen en rolverdelingen die hier aan het werk zijn. Moeten en kunnen Egyptische vrouwen nu werkelijk van geweld verlost worden door Amerikaanse mannen en vrouwen? Werkelijke solidariteit organiseren blijkt een complexe aangelegenheid. Van primordiaal belang voor solidariteit, lijkt me, is om te luisteren naar activisten uit postkoloniale landen zonder tevens blind te zijn voor de politieke-economische projecten waarin men zich onvermijdelijk inschrijft. 

 

* An Van Raemdonck is PhD studente in Vergelijkende Cultuurwetenschappen, Universiteit Gent. Zij verbleef recent langere tijd in Egypte. Dit artikel werd geschreven voor de recentste evoluties in Egypte.

 

 

 

Naar boven