“Zo snel mogelijk een grote partij ter linkerzijde!” PDF Print Email
Geschreven door Felipe Van Keirsbilck, Guy Van Sinoy op woensdag, 26 december 2012
Een interview met Felipe Van Keirsbilck, algemeen secretaris van CNE (Centrale Nationale des Employés), de Franstalige bediendencentrale binnen CSC-ACV

Op 1 mei lanceerde Daniel Piron namens de FGTB van Charleroi een oproep die zich richtte naar de syndicale militanten en hen uitnodigde om zich politiek te engageren. Het was ook een oproep aan de linkse organisaties om zich te verenigen en samen strijd te voeren tegen de neoliberale politiek van de regering Di Rupo, met het oog op de vorming van een significante politieke kracht ter linkerzijde. Hoe situeer je jezelf in verband met deze oproep?

Felipe Van keirsbilck : Eerst wil ik zeggen dat ik het volledig eens ben met wat volgens mij de twee fundamenten zijn van deze oproep van de FGTB van Charleroi. Voor mij zijn er twee basisfundamenten. Enerzijds moeten de syndicale organisaties zich engageren in wat er politiek op het spel staat. In CNE stellen we het zeer duidelijk: het syndicalisme in de bedrijven (verdediging van jobs, van lonen enz.) is onontbeerlijk. Maar zonder perspectief te hebben op de politieke kwesties, wordt dit een kortzichtig syndicalisme dat vastloopt. Een van de eerste fundamenten van de oproep van Daniel Piron stelt dat syndicaten die correct hun werk hebben gedaan, nood hebben aan een politieke expressie. Wij zijn het hier mee eens maar zeggen tezelfdertijd dat CNE geen politieke vrienden heeft en ook geen bevoorrechte politieke relaties. Natuurlijk zijn er de politieke partijen die de directe tegenstanders zijn, omdat ze het kapitaal en de winsten verdedigen. Maar bij de andere partijen hebben we geen particuliere vriendschappen en we zoeken er ook geen. Dus zonder partijpolitieke banden, is CNE het helemaal eens met de stelling dat de syndicaten een politieke expressie nodig hebben.

De politieke besparingswoede vernietigt de samenleving, de economie, de democratie… 

Tweede belangrijk element in het appel van de FGTB van Charleroi, vooraleer men de organisatorische details gaat bekijken, is het feit dat de huidige situatie om een vastbesloten actie vraagt tegen de besparingspolitiek. Deze politieke besparingswoede vernietigt tezelfdertijd de samenleving, de economie en de democratie. En dit is niet het gevolg van een vergissing of van domheid van degenen die ons regeren. De economische en politieke machthebbers willen gebruik maken van de crisis om te voleindigen wat ze nu al dertig jaar proberen: de vernietiging van de sociale en democratische veroveringen verworven in een periode van honderd jaar. Hier moeten de syndicale, sociale en politieke krachten elkaar vinden en samen mobiliseren om deze terugkeer naar vroegere tijden radicaal de pas af te snijden. Het is geen kwestie van de besparingspolitiek wat te verzachten onder het mom van een of andere relancepolitiek. Als CNE verzetten we ons radicaal tegen die besparingspolitiek met haar drieluik van terugschroeven van de openbare uitgaven, van verlaging van de lonen en van verlaging van de sociale bijdragen. Wij zijn radicaal tegen deze besparingspolitiek niet alleen vanuit het perspectief dat we de materiële belangen van de leden van onze centrale verdedigen. Maar ook vanuit een politiek standpunt om ons sociaal model en onze (verbeterbare) democratie te verdedigen.

 

Dit zijn twee elementen waar bij we op dezelfde golflengte zitten als de FGTB van Charleroi in haar 1 mei oproep. Wanneer we het dan concreter gaan bekijken vanuit onze Belgische situatie, is het duidelijk dat er een politieke partij ter linkerzijde nodig is, die voldoende radicaal is om deze situatie het hoofd te bieden. Hier zou ik willen preciseren dat wij als vakbond ons niet geroepen voelen om systematisch de radicaliteit op te zoeken. Het is de situatie zelf die radicaal is. Wij stellen dat wij 99% van de bevolking verdedigen, die mensen die geen miljoenen euro’s bezitten, die geen grote aandeelhouders zijn of grote economische spelers. Wij geloven dan ook niet dat wij een radicale organisatie zijn maar gewoon bij diegene horen die de belangen van de allergrootste meerderheid van onze bevolking verdedigen: bedienden, kaders, arbeiders, werklozen, gepensioneerden, de vrouwen, de jongeren, de studenten. Maar de radicaliteit van de besparingspolitiek maakt dat we een linkse partij nodig hebben die bereid is het hoofd te bieden aan de Troïka, bereid is te strijden tegen de neoliberale dogma’s, te strijden tegen het eenheidsdenken, te strijden tegen de politiek van de Europese Commissie die uitsluitend in dienst staat van het kapitaal en van de afbouw van de sociale verworvenheden. Het is een feit dat de radicaliteit gemonopoliseerd wordt door rechts, ondermeer omdat links en een groot deel van de Europese syndicale beweging verzaakt heeft aan de strijd om de woorden en de ideeën.

 

Men kan alleen maar betreuren dat de PS niet strijdt tegen de besparingspolitiek.

 

Ja men kan dat alleen maar betreuren. Indien de PS haar roeping van reformistische partij zou ernstig nemen – ik vraag ze niet om revolutionair te zijn – in dienst van het algemeen belang en van de belangen van de wereld van de arbeid, zou deze PS wegen zoeken om te breken met de besparingspolitiek. De PS doet dit niet. Aan zijn verklaringen en excuses hiervoor kan men veel of weinig krediet geven. De belangrijkste verantwoording van de PS is dat in een coalitieregering met rabiate neoliberale politieke krachten, de PS gegijzeld wordt in een regering die het omgekeerde wil doen dan wat de PS normaal zou moeten doen. Dit is een probleem dat de PS moet oplossen, het is zeker niet mijn probleem. In elk geval, wanneer men gegijzeld wordt is de eerste opdracht, lijkt mij, de ketens losser maken. Door de positie te aanvaarden waarin zij zich bevindt, hetzij uit berusting, hetzij uit schijnheiligheid, is de PS niet de politieke kracht die de arbeiders kan helpen om de besparingspolitiek tegen te houden. Vandaar het idee van een nieuwe politieke kracht die dit wel zou kunnen of die de PS kan doen begrijpen dat de medeplichtigheid met het liberalisme geen uitweg biedt. In elk van de twee gevallen is er een democratische politieke kracht nodig die radicaal reformist is, wat wil zeggen dat deze kracht werkt aan de breuk met de neoliberale politiek.

 

Tot hier zie ik geen enkele moeilijkheid. Moeilijker wordt het wanneer men de vraag stelt: “Wie?”. Er zijn vandaag de dag een reeks kleine of minder kleine partijen, oude en nieuwe, die pretenderen de toekomst van radicaal links in België te worden. Voor het ogenblik lijkt er geen wil te zijn om tot eenheid te komen. Behalve dan het recente succes van de PVDA bij de gemeente- en provinciale verkiezingen ( Succes dat we trouwens begroeten), ziet men voor het ogenblik geen kritische massa zich verzamelen en iets betekenen ter linkerzijde van de ‘sociaal – democratie van het verzaken’ dat de PS geworden is.

 

FGTB (ABVV) en CSC (ACV) hebben een verschillende oorsprong en een verschillende geschiedenis. DE FGTB, die aanvankelijk zo niet heette, is opgericht door de Belgische Werklieden Partij. Het is hier dus een partij die een vakbond heeft opgericht. De CSC, al is ze verbonden met de christelijke zuil, stelt duidelijk dat ze geen ‘politieke vrienden’ heeft. Vandaar mijn vraag: Is het voor CSC militanten denkbaar om een politieke kracht te vormen, of gaat dit integendeel volledig in tegen de tradities van het CSC?

 

Eerst een kleine commentaar op wat je komt te zeggen. Er is bij de CSC inderdaad de wil om geen partijpolitieke banden te hebben. Ik betreur bitter dat bepaalde van mijn collega’s dit uit het oog verliezen en uitpakken met persoonlijke vriendschappen met politieke partijen. Maar de lijn die je daar beschreven hebt is wel degelijk de lijn van het CSC. Spijtig genoeg is dat niet altijd het geval geweest in de politieke geschiedenis van het ACV in Vlaanderen, die zeer nauwe banden onderhield met de CVP. En ook vandaag nog is dit nog niet helemaal voorbij. Maar er is een grote vooruitgang geboekt en vandaag kan men wel stellen, zeker aan Franstalige kant, dat de CSC zich onafhankelijk opstelt tegenover de politieke wereld.

 

De syndicale onafhankelijkheid respecteren

 

Nu, het is waar dat er een contradictie is tussen het feit dat we enerzijds zeggen dat we wensen dat er een nieuwe linkse politieke kracht oprijst, links van de bloedarme sociaal-democratie en het feit dat we anderzijds niet verbonden zijn met partijen. Ik ben me bewust van deze contradictie. Dit wil zeggen dat voor het ogenblik mijn stelling is dat ik die nieuwe kracht wens want ze beantwoordt aan een nood om de goed begrepen belangen van de werkers te verdedigen in de brede zin van het woord. Maar we gaan het niet zelf doen. Ik niet als secretaris-generaal van het CNE, en ook geen enkele verantwoordelijke van het CNE zal zich engageren in de constructie van zo een politieke kracht. Want onze allereerste verantwoordelijkheid is het vrijwaren van de onafhankelijkheid van onze syndicale organisatie. We denken dat, moest morgen een leider van CNE een politieke en een syndicale pet gaan dragen, dit beiden zou schaden. Ook denken we dat er in België genoeg mannen en vrouwen zijn met politieke competenties, met ideeën en met moed die in staat zijn om dergelijk project te stuwen. Als dit gebeurt zullen we blij zijn dat er tegemoet gekomen wordt aan de nood van de arbeiders aan een politieke vertegenwoordiging.

 

Indien dit morgen gebeurt, zullen we Ecolo, CDH en PS blijven interpelleren zoals we dit nu doen en de vinger leggen op hun politieke verantwoordelijkheid als ze in de regering zitten. Net zoals we dat morgen zouden doen tegenover om het even welke linkse partij die een betekenisvol politiek gewicht zou verwerven en daardoor in de positie zou komen om te besturen.

 

Het zou kunnen dat een partij – een vernieuwde PS, de PVDA, om het even welke partij – die een radicaal links standpunt zou innemen, meer onze sympathie zou wegdragen… maar we zouden nooit “hun vrienden” worden. We hebben geen politieke vrienden en we willen er ook geen hebben. Ik blijf denken dat zo een politieke kracht nodig is, maar we wensen niet dat syndicale leiders verwarring zouden stichten of de syndicale onafhankelijkheid zouden schaden door zich rechtstreeks te engageren in de uitbouw van zo een partij.

 

Je vermeldde in het begin van dit interview als één van de belangrijke elementen van de gemeenteverkiezingen van 14 oktober, de spectaculaire stemmenwinst van de PVDA, die haar aantal verkozenen minstens verdubbelt. In zekere mate, lijkt de PVDA vandaag wel een kracht die zowat essentieel is. Denk je dat de electorale winst van de PVDA een springplank kan zijn voor de creatie van een linkse kracht, of wordt het integendeel een obstakel op deze weg?

 

Het is een goede vraag want de twee scenario’s lijken me mogelijk. Wanneer je suggereert dat de PVDA een essentiële kracht geworden is waar men moet rekening mee houden, zou ik zeggen “laat ons beide voeten op de grond houden!”. 3% hier, 4% daar, zeer lokaal bovendien, is een opmerkelijke vooruitgang, maar die toch beperkt blijft. Daar waar de PVDA sterk vooruitgaat is zij van een klein percent overgegaan naar 3 of 4 percent. Op schaal van links met radicale ambities in België, kan dit veel lijken, gezien de zwakheid van de andere componenten. Maar de PVDA is nog geen grote politieke macht. Voor mijn part zou ik zeggen dat de ingrediënten bestaan om een echt linkse kracht samen te stellen. Het zou ook kunnen dat binnen de PS, binnen Ecolo, zelfs binnen CDH – wie weet? – een aantal politieke tegenvallers ( niet alleen slechte verkiezingsuitslagen, maar ook slechte resultaten van de neoliberale politiek waaraan deze partijen feitelijk meewerken) beginnen te wegen op bepaalde militanten. Die gaan zeggen: “ Zie waartoe onze situatie van gijzelaars en van steeds terugkerende compromissen met een neoliberaal project ons gebracht heeft. Het is geen kwestie van een beperkt meningsverschil op dit of dat detail, maar een samenwerken met een neoliberaal project dat volledig tegengesteld is aan democratie, aan vooruitgang, aan sociale bescherming, aan syndicale rechten enz… Op een bepaald moment zullen leden van deze traditionele partijen wellicht zeggen “Nu is het verdomme genoeg geweest!”

 

De relatief recente modellen die in Europa bestaan, ik denk o.m. aan het “Front de Gauche “ in Frankrijk en aan Syriza in Griekenland, zijn ook modellen die traditioneel radicaal links hebben weten linken aan min of meer expliciete marxistische referenties. Deze referenties zijn trouwens heel nuttig voor het politieke debat met ontgoochelden of ‘ontwaakten’ van traditioneel links of van groen. Die hebben moeten vaststellen dat het zwaartepunt van de regeringspolitiek meer en meer naar rechts verschuift en steeds radicaler wordt en zelfs een deel van uiterst rechts gaat binnenhalen. Dus naarmate traditioneel links evolueert van stappen achteruit naar terugtrekken, van verzaking naar capitulatie, zullen een aantal mensen rechtveren die hun intelligentie en hun integriteit niet zomaar willen opofferen.

 

Er is historische urgentie

 

Er is de PVDA die vandaag iets betekent. Hoed af! Hoed af ook voor die kiezers die verlangen naar een andere politiek dan die van micronuanceringen van het neoliberalisme. Nu is het scenario niet op voorhand uitgetekend. Indien de PVDA inziet dat wat er politiek en historisch op het spel staat in België en Europa, vraagt om een openheid, een coalitie, zo mogelijk gedragen door het enthousiasme van een sociale beweging, eerder dan de kleine apothekersberekeningen van oude eigenaars van kleine partijapparaten – wat in het verleden jammer genoeg het geval was bij pogingen om tot een coalitie van links te komen -, in dat geval kan de verkiezingsoverwinning van de PVDA een stimulans worden voor de vorming van een significante, democratische en eco-socialistische linkse kracht, draagster van syndicale mobilisaties. Een dergelijke linkse kracht is radicaal omdat ze de belangen verdedigt van de grote meerderheid van de bevolking, en dus niet radicaal in de zin van een splintergroep.

 

Maar het omgekeerd scenario is ook mogelijk. Het succes kan de PVDA naar het hoofd stijgen en hen doen geloven dat hun propagandacampagnes (meestal zeer goed gemaakt trouwens) hen van 3% naar 5% zullen brengen, en dan op een schone dag van 5% naar 7%. Indien ze deze keuze zouden maken, zouden ze de urgenties waarmee we geconfronteerd worden, verkeerd inschatten. Op die manier zouden ze geen steun betekenen voor die coalitie van sociale en politieke bewegingen in brede zin, die zou toelaten om een politieke kracht te vormen die snel een significante betekenis zou krijgen van 10% . En juist die coalitie, waarbinnen de PVDA haar rol zou spelen zij aan zij met andere actoren, zou een nogal verheugend perspectief bieden. Een verheugend perspectief zowel omwille van de rijkdom van het pluralisme en de diversiteit van het debat binnen radicaal links als omwille van de urgentie om een snel antwoord te bieden aan de Europese crisis.

 

Maar ik heb niets te zeggen, niet binnen de PVDA en ook niet binnen een andere politieke partij. Maar als syndicale militant en syndicale leider moet ik onze bezorgdheid en onze nood uiten dat er snel (we kunnen geen 15 jaar wachten) een politieke kracht van links oprijst met de ambities mee te tellen en te wegen op de loop der dingen. Een politieke kracht die de sfeer van het protest overstijgt en tezelfdertijd een klare kijk behoudt op de radicale situatie waarin we zijn terecht gekomen. Dat betekent dat we bereid zijn het hoofd te bieden aan de financiële machthebbers en duidelijk te stellen dat de belangen van het kapitaal niet dezelfde zijn als de belangen van de arbeiders.

 

Nederlandse vertaling door Beweging

 

 

 

Naar boven