Sociaal-democraten likken hun wonden (2): Onveilig gebruik van thema veiligheid PDF Print Email
Geschreven door Freddy De Pauw op dinsdag, 11 juni 2002


Bij verscheidene recente verkiezingen in landen van de Europese Unie zijn de sociaal-democratische partijen onderuit gegaan omdat ze kiezers verloren aan rechts (ook aan rechtse populisten en uiterst-rechts) of omdat vroegere kiezers thuis bleven. Massa’s kiezers die alle belang zouden moeten hebben bij een linkse politiek, laten zich inderdaad verleiden door zeer rechtse populisten - van Fortuyn over Berlusconi tot Le Pen - die hameren op het thema veiligheid, of veeleer onveiligheid. In een poging die kiezers te houden, hebben verscheidene sociaal-democratische leiders datzelfde thema bespeeld.

Maar over welke onveiligheid hebben ze het dan? De onveiligheid die rechts en uiterst-rechts zo beklemtoont, de criminaliteit. Niet de criminaliteit van de grote georganiseerde misdaad en haar financiële delinquentie die de maatschappij zo erg treft. Nee, want dat levert geen stemmen op, terwijl een kritiek daarop enkele mechanismen van het kapitalisme (zoals het bankgeheim) in vraag zou stellen. En dat is niet de bedoeling van uiterst-rechts.

De partijen van het zogenaamde «centrum-links » gaan echter ook niet in op die criminaliteit. Ook zij hebben het vooral over straatcriminaliteit als ze het over onveiligheid hebben. Maar waarom hebben die partijen het niet over de toch de toenemende sociale onveiligheid? Dat is de logische vraag die Emilio Gabaglio, secretaris-generaal van het Europees Vakverbond (EVV) stelde na de verkiezingen in Frankrijk. Het antwoord ligt jammer genoeg voor de hand: omdat die partijen als regeringspartijen zelf de sociale onveiligheid doen toenemen.

Sociale onveiligheid

Martine Aubry, kopstuk van de Franse PS, ziet wel waar het probleem ligt: «We moeten ingaan op de massale eis van de volksklassen om een beleid te voeren gericht op volledige tewerkstelling, maar dan ook een volwaardige tewerkstelling; we moeten strijden tegen de precaire toestanden in zowel de privé als de openbare sector », zei Aubry na de Franse presidentsverkiezingen.

Dit is in feite een schuldbekentenis van de Franse sociaal-democratie in het bijzonder en de Europese in het algemeen. Als regeringspartijen hebben de sociaal-democraten in het kader van de «modernisering » van de economie en van het op peil houden van het “mededingingsvermogen” (competiviteit) het hunne bijgedragen tot de toenemende sociale onveiligheid. Integendeel, die regeringen hebben zonder uitzondering de wereld van de arbeid onveiliger gemaakt.

Bij precaire toestanden denken we in de eerste plaats aan de vele miljoenen werklozen in de EU. Het is alsof we ons moeten neerleggen bij een zeker (hoog) niveau van werkloosheid, er wordt niet meer bij stilgestaan dat massale werkloosheid een permanent gegeven is, zeker als we daar al de mensen bijnemen die blijvend uit de statistieken worden weggemoffeld. 

Werkloosheid en de dreiging met werkloosheid is een machtig wapen in handen van het patronaat, het jaagt de mensen die wel werk hebben angst aan om ook werkloos te worden, zodat het aantal arbeiders en bedienden dat ermee te maken heeft, veel groter is dan alleen maar de werklozen zelf. In Frankrijk weten ze best sinds de massale afdankingen bij Danone dat verbetering van de “mededingingskracht” ook bij zeer winstgevende bedrijven tot massale ontslagen kan leiden.

Het gevoel van werkzekerheid wordt niet alleen daardoor ondermijnd. Er zijn ook nog de groei van de interim-arbeid en het toenemend aantal arbeidscontracten van beperkte duur. Ook bij ons in België trachten ze weer het stelsel van de stagecontracten te “valoriseren”, d.w.z. jongeren die gratis gaan werken, zogenaamd om te leren, meestal om te leren hoe ze worden uitgebuit. Bovendien schermen de patroons, daarin gesteund door die regeringen, met de groeiende noodzaak voor hun personeelsleden om zich te scholen, om flexibeler en polyvalenter te zijn. Wie in die wedren achterblijft, zal moeten afhaken. Het is een prachtig voorwendsel om oudere werknemers, die meestal duurder zijn, de laan uit te sturen.
Vandaar ook de toenemende vrees van veertigers om te worden uitgerangeerd omdat ze “niet meer kunnen volgen”. De patroons hebben daartoe een steeds meer gebruikt (misbruikt) middel: evaluaties. Het is een systeem dat de deur openzet voor nog grotere willekeur.
Neem daar nog het opgedreven werkritme bij en men weet meteen waarom meer en meer mensen zich onveiliger voelen.

Angst aanjagend

Ook de privatiseringsdrift brengt onzekerheid in de maatschappij. De personeelsleden van geprivatiseerde ondernemingen verliezen een stuk werkzekerheid, voor de nieuwkomers in het meestal nog veel erger, zij komen terecht in ‘precaire’ toestanden waarin de dreiging met ontslag permanent in de lucht hangt. Maar ook bij de gebruikers neemt de onveiligheid toe, soms letterlijk zoals in het geval van de geprivatiseerde Britse spoorwegen. Daarnaast zijn er in de openbare diensten invoeringen van systemen à la Vanden Bossche die bewerend at ze efficiëntie nastreven, maar die in de praktijk vooral meer willekeur toelaat. Ook die systemen zijn een middel om mensen angst aan te jagen.
Dat valt in veel gevallen samen met besparingsdrift in collectieve voorzieningen als onderwijs en gezondheidszorg die steeds duurder worden. Onder de regering van Jospin bijv. is het aantal Fransen dat uit armoede geen toegang meer heeft tot essentiële gezondheidszorgen gestegen. Om nog maar van het Verenigd Koninkrijk te zwijgen.

Daarnaast jaagt men de mensen voortdurend angst aan met het spookbeeld van de pensioenen die niet meer zullen kunnen worden uitbetaald. Er zal langer moeten worden gewerkt, vertellen de regeerders terwijl er miljoenen jonge werklozen zijn. 

Er is aan de ene kant de toenemende angst en het gevoel van onveiligheid, aan de andere kant de verzwakking van de organen voor sociale verdediging, zowel de vakbonden als de linkse partijen. Dat is veel minder het geval in een land als Italië waar de vakbonden onlangs met hun mobilisaties bewezen nog veel slagkracht te hebben en waar Rifondazione Comunista op eigen kracht sterk kan mobiliseren. Dat is wel het geval in Frankrijk met zijn lage syndicalisatie en in Groot-Brittannië waar Thatcher de vakbonden zware slagen toebracht. En waar respectievelijk de PS en Labour als regeringspartijen de sociale onveiligheid hebben vergroot.

Hetzelfde kan worden gezegd van ‘Europa’ (de Europese Unie, EU) dat al jarenlang aandringt op grotere ‘liberalisering’. De sociaal-democraten spelen daarin vaak een vooraanstaande rol, kijk maar naar de ijver die Karel Van Miert in dat verband aan de dag legde.

Dat soort sociaal-democraten weende om de sluiting van Renault in Vilvoorde, ze stellen patroons aan de kaak die met zakken vol winst mensen ontslaan (Danone). Maar ze voeren een beleid dat de macht van die patroons vergroot. Vandaar dat rechtse populisten het zo gemakkelijk hebben om “Europa” als een boeman af te schilderen, omdat zoveel mensen inderdaad het gevoel hebben dat Europa hun zekerheden ondermijnt. Het is niet alleen een gevoel, het is ook zo. “In Frankrijk was de onveiligheid hét thema van de verkiezingscampagne. Ik kan dat begrijpen, maar waarom heeft men de sociale onveiligheid niet naar voor geschoven? Het Europees Vakverbond, het EVV, heeft al lang gewaarschuwd tegen de voorrang die de markt en de monetaire politiek krijgen. De Europese Unie moet nu het geweer van schouder veranderen en ingaan op de concrete bezorgdheden van de mensen. Kunt ge u voorstellen dat we hard moeten knokken hebben om eind 2000 op de top in Nice de sociale rechten in het handvest van de basisrechten te krijgen? Dat is waanzin; we zijn het noorden kwijt”, zegt Gabaglio van het EVV.

Correctie is niet genoeg

Met een dergelijke balans van sociaal-democratische regeerders en EU-commissarissen is het voor sociaal-democratische partijen natuurlijk niet gemakkelijk het thema van veiligheid en onveiligheid op een correcte manier naar buiten te brengen. Dat vergt in de eerste plaats een zelfkritiek, wat sommigen omfloerst doen. Het vergt ook een radicaal ander beleid. Nu zien we in de campagne voor de Franse en de Duitse parlementsverkiezingen, en volgend jaar wellicht ook in België, dat die partijen linksere accenten leggen. Het is hen echter alleen te doen om wat stemmen bij mekaar te halen om nadien als het kan het neoliberaal beleid in grote lijnen voort te zetten. Want in hun optiek is er geen andere politiek mogelijk dan die van de markt, alleen moet die wat sociaal gecorrigeerd worden. 

Maar daar gaat het niet om. Wat we hier vaststellen is de mislukking van een reformistisch sociaal-democratisch beleid tegenover de kapitalistische mondialisering. De fameuze “derde weg” is een korte impasse. Indien dat beleid van werkonzekerheid, van sociale onveiligheid wordt voortgezet, zal de angst groeien. En het is mede die angst waar uiterst-rechtse groepen, van klassieke fascisten tot ‘moderne’ populisten, garen van spinnen met hun campagnes rond onveiligheid. De onveiligheid waar zij het over hebben, de straat- en huiscriminaliteit, komt bovenop die toenemende sociale onveiligheid waarover regerend links niet spreekt. Als uiterst-rechts dat thema dan in de campagne werpt, denkt links ineens aan meer blauw op straat. En zo wordt het thema onveiligheid verengd tot de “kleine criminaliteit” - terwijl over de grote, die van de georganiseerde misdaadbenden en hun hooggeplaatste vrienden en hun fiscale paradijzen (waaronder Gibraltar en de Britse Kanaaleilanden, Tony Blair!) - wordt gezwegen.

De sociaal-democratie kan alleen uit de crisis geraken als ze zich daar goed van bewust is. Het is al goed dat sommige van haar leiders naar het Sociaal Wereld Forum in Porto Alegre trokken. Om de sociale onveiligheid en de angsten in de wereld van de arbeid tegen te gaan, is het echter nodig de conclusies van dat Forum in de praktijk te brengen. Dat betekent een radicale breuk met het reformisme. Fabius en Patrick Janssens mogen dan duizend keer zeggen dat men toch moet “modern” zijn, hun reformisme is allesbehalve modern, want al meer dan honderd jaar oud.r

Volgend artikel: de ontaarding van de Italiaanse en Britse sociaal-democratie.

Naar boven