Olympische held John Carlos: ”Ik ben niet bang om mijn onderdrukkers te beledigen” PDF Print Email
Geschreven door Ken Olende op woensdag, 08 augustus 2012
Tijdens de Olympische Spelen van 1968 in Mexico wonnen Tommie Smith en John Carlos, twee zwarte Amerikanen, de gouden en de bronzen medaille bij de 200 meter hardlopen. Toen het Amerikaanse volkslied inzette, lieten de twee hun hoofd hangen en hieven ze hun vuisten in een zwarte handschoen. De foto is beroemd over de hele wereld. Ken Olende sprak met Carlos over het iconische protest.


John heeft vaker gezegd dat zijn leven nooit ging om het winnen van medailles. Hij ziet zichzelf als “een vrijheidsstrijder”, die met anderen campagne voerde: ”Tweeënhalf jaar hadden we voor een Olympische boycot gevochten,” vertelt hij.

 
Ze wilden een boycot vanwege het racisme in sport, dat door de Olympische organisatie genegeerd werd. “Maar velen waren niet bereid hun 15 minuten in de zon op te geven. Er werd over gestemd in de Olympic Project for Human Rights (OPHR) en er werd besloten toch naar de Spelen te gaan.”

 
“Ik was daar niet gelukkig mee en in eerste instantie was ik van plan thuis te blijven”. Toen dacht ik: “Als ik thuis blijf zal iemand anders gaan en een medaille winnen, maar ze zullen niet mijn standpunten vertegenwoordigen op de manier waarop ik denk dat ze vertegenwoordigd zouden moeten worden.”


Ik voelde nog steeds dat een soort statement gemaakt moest worden om aan te geven dat we een sociaal en humanitair probleem in de maatschappij hadden. We moesten dat onder ogen zien en aanpakken. Dus zei ik tegen Tommie: “Ik ben ontgoocheld door het afblazen van de boycot en ik wil een statement maken. Hoe denk jij hierover?” Hij zei: “Man, ik wil ook een statement maken”.’


John herinnert zich: “We hadden nog één stap te gaan – we moesten het recht winnen om op het erepodium te komen. We gingen door hel en ontberingen om in de finale te komen, en toen moesten we bij de beste drie zien te komen. Na de race hadden we 25 minuten om te overleggen wat we wilden doen, hoe we onder andere onze handschoenen zouden gebruiken. Tommie droeg een zwarte sjaal en ik een zwarte trui onder mijn officiële USA-kleding.”


Beide droegen bovendien geen schoenen: dit stond voor de armoede waarin vele zwarte Amerikanen moeten leven. John heeft elders aangegeven dat “de kralenketting symbool stond voor de personen die gelyncht werden en vermoord, waar niemand ooit voor zou bidden. Het was voor degenen die overboord van de schepen zijn gegooid op de Slavenroute. Dat zat allemaal in mijn gedachten.”


De winnaar van de zilveren medaille Peter Norman, een Australiër, steunde hun actie. John: ‘Ik benaderde Mr. Norman en vroeg hem of hij in mensenrechten geloofde. Hij zei dat hij daar uiteraard in geloofde, hij droeg een OPHR-badge. En toen was het moment daar! We gingen naar het erepodium en presenteerden onze boodschap aan de wereld.’


Sindsdien is het beeld van John en Tommie’s protest iconisch. Maar destijds werden ze door officials naar huis gestuurd en in de media aangevallen. Ze werden ook met de dood bedreigd. De voorzitter van het Olympisch Comité verweet ze “politiek in de wereld van de sport te brengen”.


John is hier nog steeds woedend over: “Atletiek en politiek zijn verbonden. Het was politiek toen men naar de Spelen in Berlijn ging in 1936. En het was politiek toen ze besloten Joodse atleten uit het team te verwijderen om Hitler niet te beledigen.


Mensen zagen mij overal in Europa hardlopen met “USA” op mijn borst. Mensen zouden denken dat dat betekende dat alles goed was voor zwarte mensen in de VS. Dus sprak ik over de sociale problemen die we moesten aanpakken en opeens was ik een bad guy.


We werden geweerd door het sport-establishment, grote bedrijven en de staat. Mensen van wie ik dacht dat het vrienden waren, liepen weg. Sommigen zeiden: “Man, je hebt je eigen leven verziekt. Je krijgt geen andere kans meer.” Maar als kind vertelde God me dat ik moest opkomen voor datgene waarin ik geloof, en dat heb ik mijn hele leven gedaan.”


De Olympische Spelen van 1968 vonden plaats in de context van demonstraties en staatsgeweld. Tien dagen voor de Spelen richtte de Mexicaanse staat een bloedbad aan tijdens een studentenprotest. John was hier niet van op de hoogte toen hij zijn protest bracht: “We wisten dat er een studentenbeweging was en we waren in contact met haar leiders, maar we wisten niet van al die jonge studenten die hun leven had verloren.


Als mensen tegenwoordig een passie hebben voor hun medemens zoals ik, zouden ze naar voren moeten stappen en de waarheid laten horen. Ze moeten het lef hebben om dat te doen.” John onderstreept daarbij dat er één ding is dat we van hem kunnen leren: “Ik ben niet bang mijn onderdrukkers te beledigen.”

 

Dit artikel verscheen eerder in Socialist Worker. Nederlandse vertaling door redactie socialisme.nu.

           

 

Naar boven