Agenda

Geen geplande activiteiten.

Populair

Amerikaanse arbeiders onder vuur PDF Print Email
Geschreven door Michael Marchmann op woensdag, 27 juni 2012
Verspreid door de Verenigde Staten worden arbeidsrechten en vakbonden heftig aangevallen door rechts. Occupy biedt enige hoop dat een verdediging mogelijk is, maar op het moment staan Amerikaanse arbeiders er slecht voor.

Het zogenaamde economische herstel van de Verenigde Staten heeft nauwelijks geleid tot groei van het aantal banen. Het officiële werkloosheidcijfer bedraagt 8,2 procent: 12,5 miljoen mensen. Dat is minder dan de piek van 10,2 procent in oktober 2009, maar de officiële cijfers onderschatten het aantal werklozen; mensen zonder een volledig baan of die het al opgegeven hebben om werk te zoeken worden niet meegerekend. Het werkelijke werkeloosheidscijfer ligt waarschijnlijk ergens tussen de 11 en 15 procent. Bijna vier miljoen Amerikanen zijn langer dan een jaar werkloos.

De economische crisis betekende een nog verdere verslechtering van hun sociale omstandigheden: al bijna vier decennia lang krijgen Amerikaanse arbeiders harde klappen. Hun lonen stagneren in wezen al sinds de late jaren zeventig. Het minimumloon is niet meer dan 7,25 dollar per uur (ongeveer 5,80 euro) en de meeste laagbetaalde banen bieden niet of nauwelijks gezondheidszorg of pensioenopbouw. Ongeveer 50,3 miljoen Amerikanen, zo’n 14 procent van de bevolking, heeft geen medische verzekering: een ongeluk of ernstige ziekte kan hen in diepe financiële ellende storten. Schulden gemaakt om medische zorg te betalen zijn de voornaamste reden waarom mensen faillissement aanvragen. In april bedroeg het totaal van studieschulden meer dan een biljoen dollar – een hele generatie zal levenslang in de schulden zitten.

Sinds Ronald Reagan in 1981 11.345 luchtverkeersleiders ontsloeg wegens deelname aan een illegale staking zit de vakbeweging in het defensief. Met steun van de Democraten zijn de Republikeinen zeer succesvol geweest in het afbreken van vakbonden in de privé-sector. In 1975 was een kwart van de werknemers in de privé-sector lid van een vakbond, tegenwoordig is dit minder dan zeven procent.

In de publieke sector is nog zo’n 36 procent lid van een vakbond maar sinds 2011 heeft rechts het offensief geopend om het laatste bolwerk van de vakbeweging te slopen. Sinds januari vorig jaar werden er verspreid door het land meer dan 400 anti-vakbondswetten aangenomen, veelal met het doel om werknemers in de publieke sector het recht op collectieve vertegenwoordiging te ontnemen.

Collectief arbeidsoverleg is een ingewikkeld gebeuren in de VS. Per deelstaat hebben arbeiders andere rechten. Een nationale wet uit 1935 waarborgt het recht op collectieve onderhandelingen voor arbeiders in de privé-sector en leidde tot het oprichten van het National Labor Relations Board (NLRB) dat verkiezingen in vakbonden controleert en in principe illegale arbeidsomstandigheden zou moeten aanpakken. De publieke sector kent geen vergelijkbare instelling, elke staat heeft zijn eigen instellingen en wetten.

In 1947 werd de zogenaamde Labor-Management Relations Act (beter bekend als de Taft-Hartley Act) ingevoerd om een einde te maken aan de stakingsgolf en groei van de vakbeweging na de oorlog. Deze Act gaf staten het recht om verplicht vakbondslidmaatschap in bedrijven, de zogenaamde closed shops, te verbieden. De cynisch genaamde right-to-work wetten geven werknemers in een bedrijf waar de bond aanwezig is het recht op alle voorzieningen en vertegenwoordiging van en door de bond – zonder hier lid van te hoeven zijn. Met als doel de onderlinge solidariteit te verzwakken, hebben drieëntwintig staten dergelijke wetten ingevoerd.

De bonden blijven ondanks alles energie en geld steken in de verkiezing van Democratische politici. In 2008 zwoegden tienduizenden vakbondsleden voor de campagne van Barack Obama waar bonden zo’n 300 miljoen dollar in staken. In ruil voor die steun hij zou hij de Employee Free Choice Act (EFCA) steunen. Dit voorstel zou werknemers in een bedrijf het recht geven een bond te vormen als een meerderheid zich daarvoor inschrijft. Werkgevers en Republikeinen steunen al lange tijd wetten die voor de vorming van een bond een geheime stemming vereisen. Dit geeft hen tijd om tegen de bond campagne te voeren. Dit soort campagnes zijn nu een vertrouwd gezicht: bazen besteden er grof geld aan en huren bureaus in die gespecialiseerd zijn in het tegenwerken van de vakbeweging.

Intimidatie en ontslag van arbeiders die de bond steunen is in principe illegaal, maar vindt op grote schaal plaats. Dit soort wetsovertredingen wordt nauwelijks vervolgd omdat Republikeinen en Democraten de instellingen die hiervoor zouden moeten zorgen, zoals de NLRB, gevuld hebben met leden die meer sympathie hebben voor de bazen.

Ondanks alle steun van de bonden liet Obama de EFCA toen hij eenmaal verkozen was snel vallen: binnen zes maanden was de EFCA van tafel geveegd. Het had een kans kunnen zijn geweest om de vakbeweging een nieuwe impuls te geven en Obama’s weigering om ervoor te vechten werd door veel vakbondsleden als verraad ervaren. Ondanks deze en vele andere teleurstellingen voerde Obama enkele belangrijke verbeteringen in voor de NLRB. Veel van de grootste bonden zullen opnieuw geld en energie in zijn campagne steken.

Rechts offensief

Na de verkiezing van Obama en de overwinningen van Democraten in 2008 ging rechts in 2010 in het tegenoffensief en wist het in de mid-term verkiezingen grote overwinningen te scoren. Onder leiding van uiterst rechtse, vaak racistische kandidaten van de Tea Party wisten Republikeinen opnieuw een meerderheid te krijgen in het Huis van Afgevaardigden en in verschillende staten grote winsten te behalen. In eenentwintig staten, waaronder enkele traditionele bolwerken van de vakbeweging, veroverden Republikeinen een meerderheid in het Huis van Afgevaardigden en de Senaat en verwierven zij de gouverneurszetel. Daarmee hebben zij in wezen in deze staten de vrije hand.

In tegenstelling tot de Democraten verprutsten de Republikeinen hun kans niet om hun agenda door te drukken. In minstens drieëntwintig staten werden in de eerste vier maanden van 2011 honderden anti-vakbondswetten ingevoerd. Wetten ontnemen werknemers in de publieke sector het recht op collectieve arbeidsovereenkomsten, voeren het right-to-work principe in op staatsniveau of ondermijnen de positie van arbeiders op andere manieren.

De Republikeinen maken gebruik van de crisis om werknemers in de privé- en publieke sector tegen elkaar op te zetten door de economische problemen aan de relatief hogere lonen en betere voorzieningen van georganiseerde werknemers in de publieke sector te wijten. Op die manier konden zij sociale voorzieningen afbreken en ‘luie en inhalige’ verplegers en leraren de schuld te geven.

De aanvallen op arbeidsrechten maken deel uit van de Republikeinse strategie. Ten eerste bieden ze de gelegenheid om de laatste invloedrijke organisaties van Amerikaanse arbeiders te slopen. Ten tweede is de aanval op bonden de rechtvaardiging om sociale programma’s die rechts al lang een doorn in het oog waren af te schaffen. Ten derde betekent het ondergraven van de vakbeweging een permanente verzwakking van de posities van de Democraten voor wie de bonden een belangrijke bron van stemmen en geld zijn.

In Wisconsin voerde gouverneur Scott Walker een bijzonder agressieve wet in. Naast grote bezuinigingen op het openbaar onderwijs en andere sociale voorzieningen maakte Walkers begroting Wisconsin een right-to-work staat, werd bijna alle ambtenaren het recht op collectieve onderhandelingen ontnomen en moesten zij veel meer gaan betalen voor hun gezondheidszorg en pensioenen. Walkers voorstel was het startschot voor vergelijkbare initiatieven in Ohio, Indiana, Michigan, Minnesota en andere staten.

Terugvechten?

Walkers voorstel leidde tot een volksopstand in Wisconsin, een beweging zoals de VS een generatie lang niet gezien had en die een belangrijke inspiratiebron was voor Occupy. Meer dan een maand lang namen honderdduizenden mensen deel aan protesten in de winterse kou en sneeuw. Drie weken lang werd het Capitool bezet. In het hele land organiseerde de vakbeweging solidariteitsacties. Maar op zijn best kan gezegd worden dat dat het resultaat gemengd was.

Ondanks de protesten werden de voorstellen uiteindelijk aangenomen, in Wisconsin en elders. In Wisconsin verplaatsten vakbondsactivisten de strijd van de straat naar de juridische en politieke arena’s. De legaliteit van de wet wordt in twijfel getrokken en er zijn pogingen om verschillende Republikeinse vertegenwoordigers hun zetel te ontnemen via een ‘recall’ procedure. De positie van Walker zelf is de inzet van een speciale verkiezing op vijf juni maar het staat nog lang niet vast dat hij zijn zetel zal verliezen.

In andere staten hebben de Republikeinen voor een andere aanpak gekozen: in plaats van de bonden in een klap te breken, kiezen ze voor een geleidelijke afbraak. In Michigan werden bijvoorbeeld meer dan 80 wetsvoorstellen ingediend om allerlei arbeidsrechten te ondergraven, van collectieve onderhandelingen tot sociale voorzieningen. In plaats van straatprotest kiest de vakbond daar voor een juridische aanpak door te proberen de grondwet van de deelstaat zo te wijzigen dat veel van de voorstellen onwettig zouden worden. Ook van deze strategie valt het succes nog te bezien.

De protesten en de opkomst van Occupy bieden hoop dat er een beweging opgebouwd kan worden die de rechtse aanvallen kan afslaan. In verschillende staten zijn de ergste wetsvoorstellen afgewezen maar in april nog werd Indiana de drieëntwintigste right-to-work staat. De situatie van Amerikaanse arbeiders is een afschrikkend voorbeeld voor Europese werknemers: ze laat zien hoe ver rechts wil gaan om verworven rechten af te breken en gebruik kan maken van de crisis om plannen die ze al veel langer had door te drukken. Het is ook een voorbeeld van waar de logica van steun aan ‘het minste kwaad’ toe kan leiden. Vijftig jaar geleden boekten actieve, sterke bonden belangrijke overwinningen voor Amerikaanse werknemers terwijl tientallen jaren van onvoorwaardelijke steun aan de Democraten de bonden hebben verzwakt. De Democratische partij was vele malen medeplichtig in aanvallen op arbeidsrechten maar wist de vakbeweging aan zich te binden door het Republikeinse spookbeeld. De politieke machteloosheid en de permanente defensieve houding van de Amerikaanse vakbonden gaven rechts het voordeel. Nu is voor de Amerikaanse vakbeweging de overlevingsstrijd aangebroken.

Dit artikel verscheen eerder in Grenzeloos, tijdschrift van onze Nederlandse zusterorganisatie SAP / Grenzeloos.


 

Naar boven