Agenda

Geen geplande activiteiten.

Populair

Politiek voor de armen – Links in Indonesië PDF Print Email
Geschreven door Alex De Jong op vrijdag, 10 september 2010

Twaalf jaar nadat in Indonesië een van ’s werelds meest bloedige militaire regimes ten val kwam, is het in de voormalige kolonie van Nederland nog steeds erg moeilijk links te zijn. Een interview met de Indonesische socialist Paulus Suryanta Ginting.

‘Ik ben een woordvoerder van een organisatie genaamd Komite Politik Rakyat Miskin – Partai Rakyat Demokratik (Politiek Comité van de Armen - Democratische Volkspartij, KPRM-PRD). Naast werk voor mijn organisatie ben ik vooral actief geweest in arbeiders- en studentenbewegingen in Jakarta, op Java. In 2004 was mijn groep nog lid van de PRD en toen werd ik in het bestuur van de PRD gekozen als organisatiesecretaris. Later, in 2006, werd ik algemeen secretaris van de Nationale Studenten Bond voor Democratie.’

Kun je iets zeggen over de dagelijkse problemen van de mensen in Indonesië?

‘Een groot probleem op het moment is werkeloosheid – die ligt boven de dertig procent. Vooral arbeiders uit de textielindustrie zijn de laatste jaren hun baan kwijtgeraakt. Na 1998 gingen veel textielfabrieken in Bandung op Java failliet omdat ze niet konden betalen voor grondstoffen uit bijvoorbeeld China omdat de Indonesische rupiah veel minder waard werd. Na 1998 werd de invoerbelasting op textiel uit China en India drastisch verlaagd. De Indonesische fabrieken konden niet concurreren met deze buitenlandse firma’s. Onder het Asia China Free Trade Agreement vallen ook veel producten uit China die nu zonder of tegen een zeer lage importbelasting ingevoerd kunnen worden. Daar kan de Indonesische industrie niet tegen op. Daarnaast zijn onderwijs en gezondheidszorg erg duur en stijgen de kosten van levensonderhoud.’

In 1998 kwam Soeharto ten val maar waarom is het ook economisch zo’n sleutelperiode?

‘Soeharto had al eerder enorme schulden gemaakt bij het Internationaal Monetair Fonds (IMF). Eind jaren negentig werd heel Azië ook nog getroffen door een zware economische crisis, voor een groot deel veroorzaakt door financiële speculaties. Het IMF wilde Indonesië alleen geld lenen tegen bepaalde voorwaarden, zogenaamde Structural Adjustment Programs. Deze programma’s werden door Soeharto getekend maar uitgevoerd door zijn opvolger Bacharuddin Jusuf Habibie. Deze ging weer nieuwe overeenkomsten aan met het IMF, net zoals Gus Dur, Megawati Soekarnoputri en de daarop volgende presidenten. Die SAP’s legden Indonesië een ingrijpende economische liberalisering op. Tijdens het bewind van Soeharto, de zogenaamde Nieuwe Orde, was Indonesië behoorlijk populair onder buitenlandse investeerders. Soeharto en zijn kliek hadden echter monopolies over grote delen van de economie. Het IMF en de Wereldbank stelden als voorwaarde voor leningen en hulp na 1998 dat de economie geliberaliseerd werd. Alles moest geprivatiseerd worden en er moest grotendeels een einde komen aan de staatssteun voor gezondheidszorg, onderwijs, openbaar vervoer, voedsel – het Soeharto regime had subsidies op dit soort uitgaven ingevoerd om steun te winnen. Deze uitgaven stegen dus na de val van Soeharto en het invoeren van het neoliberale beleid. Voor veel van de gewone mensen zijn de kosten van het levensonderhoud nu nog hoger dan onder Soeharto. Toen ik rond de eeuwwisseling in Jogjakarta studeerde kon je voor minder dan 2000 rupiah een maaltijd kopen van rijst, ei, groenten en tofu – dat kost je nu meer dan 4500 rupiah.’ 

Sinds 1998 is Indonesië officieel een democratie maar in werkelijkheid schort het nog vaak aan elementaire democratische rechten…

‘Inderdaad, linkse bewegingen worden bijvoorbeeld regelmatig geconfronteerd met knokploegen die indirect voor machthebbers werken die vaak nog afkomstig uit het Nieuwe Orde regime zijn. De oude machthebbers uit de tijd van Soeharto hebben nog steeds veel invloed en in delen van het land zie je zelfs dat ze weer nieuwe macht naar zich toe trekken. Er bestaan ook nog altijd wetten die marxistische bewegingen verbieden. De democratische speelruimte neemt weer af. Religieuze conservatieven zijn ook een bedreiging. In Atjeh bestaat bijvoorbeeld een zedenpolitie die erop toeziet dat vrouwen een hoofddoek en geen spijkerbroeken dragen. In Banten gelden wetten voor vrouwen die sterk geïnspireerd zijn door de islamitische religieuze wetgeving, de sharia, en die hun vrijheid sterk beperken. Ze mogen bijvoorbeeld ’s avonds niet over straat zonder begeleiding van een man. In Jakarta werd een bijeenkomst over de mensenrechten van seksuele minderheden aangevallen door een knokploeg van islamitische fundamentalisten. Dit soort organisaties werd vaak in de jaren negentig door het leger opgezet om de democratische beweging aan te vallen. Toen kwam het tot heftige botsingen waarbij mensen zich tegen de rechtse milities verdedigden met alles waar ze maar hun handen op konden leggen, stokken, stenen, geïmproviseerde speren. Uiteindelijk hebben ze toen de milities verslagen en moest het militaire regime het veld ruimen.’ 

Tijdens de massale protesten die tot de val van Soeharto leidden in 1998 kwam de PRD naar voren als de belangrijkste radicaal linkse organisatie in Indonesië. Waarom zijn jullie niet langer actief hierin?

‘Wij hadden eigenlijk twee bezwaren tegen de manier waarop de PRD opereerde. We vonden dat organisatie intern te weinig democratie had en we waren het niet eens met de verkiezingsstrategie van de PRD. Omdat uit te leggen moet ik eerst iets vertellen over de organisatie van verkiezingen in Indonesië. Om mee te mogen doen moet een partij vertegenwoordigd zijn in vijftig procent van de provincies en steden en in de steden aanwezig zijn in een kwart van de districten. Dat maakt het voor een kleine partij bijna onmogelijk om mee te doen met de verkiezingen’

‘Na enkele mislukte pogingen om mee te doen met de verkiezingen besloten we in de PRD om een electoraal front, Papernas, op te richten. Dit front had niet een heel socialistisch programma maar stelde enkele minimumeisen: het niet betalen van de nationale schuld, nationalisatie van de olie- energie en mijnbouwindustrie en een programma van industrialisatie om banen te creëren.’

‘Op die manier probeerden we een bredere organisatie op te zetten dan de PRD. Daar was enig succes mee maar het was moeilijk. De groep die later het Politiek Comité van de Armen zou vormen zette vraagtekens bij bepaalde keuzes die gemaakt werden, wij vonden dat het organiseren van acties op straat, acties die mensen bewust kunnen maken en radicaliseren, te leiden had onder het opbouwen van een verkiezingsorganisatie. Verschillende keren werden onze bijeenkomsten aangevallen door islamitische fundamentalistische milities. Dat is een deel van de verklaring waarom ook Papernas niet mee kon doen met de verkiezingen. De meerderheid van de PRD besloot toen een verbond te sluiten met gevestigde partijen als de Partai Bintang Reformasi (Ster Hervormingspartij), een islamitische religieuze partij.’

‘Op die manier konden ze meedoen met verkiezingen maar de prijs die betaald moest worden was het opgeven van de eigen eisen en een bondgenootschap met traditionele politici en met generaals die verantwoordelijk zijn voor schendingen van de mensenrechten – onder andere een generaal die in 1998 vrienden van ons liet vermoorden. Een minderheid binnen de PRD organiseerde een oppositiestroming en toen de verkiezingen eraan kwamen werden we geroyeerd.’ 

‘Veel activisten die in de jaren negentig naam maakten in de beweging tegen Soeharto zie je trouwens tegenwoordig terug als kandidaten van de machtige partijen. Weer andere activisten zijn de NGO wereld binnengestroomd en concentreren zich nu op werk dat binnen de kaders van de status-quo blijft’ 

Waarop is jullie activisme nu op geconcentreerd?

‘De meeste van onze activisten zijn actief in een arbeidersorganisatie die deel uitmaakt van een coalitie genaamd Alliantie van Arbeiderseisen. Dat is een verbond van organisaties van arbeiders uit verschillende bedrijfstakken als de textielindustrie, transport, elektriciteit, et cetera. De alliantie voert campagne voor goede lonen, tegen outsourcing, organiseert stakingen en neemt deel aan politieke campagnes. Daarnaast geeft de organisatie eigen publicaties uit en organiseert ze discussiebijeenkomsten. Onze organisatie houdt politieke bijeenkomsten – die noemen met we met een Nederlands woord ‘vergaderingen’ – om samen met de arbeiders de eisen vast te stellen die de arbeidersorganisaties naar voren brengen. Het opbouwen van de bewegingen is volgens ons de eerste prioriteit.’


‘Daarnaast nemen we deel aan de studentenbeweging en hebben we een vrouwenorganisatie gevormd, Vrouwen Bevrijding. Daarin zijn vrouwen uit verschillende lagen van de bevolking, zoals studenten, arbeiders en boeren, actief. Qua aantal is de arbeidersbeweging veruit de grootste beweging in Indonesië – maar arbeiders kunnen niet snel mobiliseren als er iets speelt omdat zij natuurlijk vast zitten aan hun baan. De studentenbeweging is belangrijk omdat deze snel in actie kan komen en een traditie van politieke mobilisaties heeft, vooral rond kwesties als geweld van de overheid of corruptie. Tijdens de 1 mei viering mobiliseerde de Alliantie van Arbeiderseisen bijna 7000 mensen. Andere groepen brachten ook duizenden mensen op de been, in totaal bijna 24.000 mensen in Jakarta.’ 

 ‘Sinds 1998 zijn politieke mobilisaties een deel van de cultuur in Indonesië, dat is een belangrijke erfenis van de beweging tegen Soeharto. Vaak vinden er spontane betogingen plaats, er gaat bijna geen dag voorbij zonder nieuws over protesten. Die bereidheid om te mobiliseren zie je niet alleen in de steden maar ook op het platteland. Zo verzetten boeren zich tegen landonteigeningen en tegen gedwongen verhuizingen door het leger. Die betogingen kunnen heel radicaal zijn, soms verzetten mensen zich ook met primitieve wapens tegen het leger. Volgens ons kan links in Indonesië een alternatief zijn voor de traditionele elite, we kunnen daar sterk genoeg voor zijn. Het vertrouwen van de bevolking in traditionele politici neemt af en de machthebbers zijn onderling behoorlijk verdeeld. De recente economische crisis heeft ook Indonesië hard geraakt en de machthebbers hebben de bevolking weinig te bieden. Veel mensen zijn op zoek naar nieuwe antwoorden, er is veel belangstelling voor socialistische ideeën en de linkse regeringen in Latijns-Amerika. Ik denk dat als het ons lukt de bewegingen te verenigen, we nieuwe overwinningen kunnen boeken.’ 

 

Naar boven