Agenda

Geen geplande activiteiten.

Populair

De geesten van Leopold II en Lumumba dwalen nog steeds door dit land PDF Print Email
Geschreven door Ludo De Witte op donderdag, 29 april 2010

Auteur en Congokenner Ludo De Witte ergert zich steeds meer aan het officiële beeld dat van de Belgische aanwezigheid in Congo wordt opgehangen. In een opiniestuk voor Apache hekelt De Witte de censuur die het Afrika Filmfestival te beurt valt, alsook de zeer selectieve berichtgeving van de VRT. ‘Er staat ons bijgevolg een zachte, weemoedige blik op de kolonie en de Belgisch-Congolese betrekkingen te wachten, ver weg van een parler-vrai en het oprakelen van ‘pijnlijke’ herinneringen’, aldus De Witte.

Op 30 juni is Congo 50 jaar onafhankelijk, en dat blijft niet onopgemerkt. Een stapel tentoonstellingen, boeken, essays, opiniestukken, interviews, reportages en documentares wordt over kijker, lezer en luisteraar uitgestort. Maar brengt het veel inzichten bij? ‘Opiniemakers’ vallen over elkaar over de vraag of koning Albert naar Congo moet, en wie hij er dan wel de hand moet schudden. Sommigen sluiten zich aan bij Karel De Gucht (Open Vld), die jarenlang geen graten vond in de lucratieve mijnbouwcontracten die westerse bedrijven in de wacht sleepten maar in woede ontstak toen de Chinezen een deel kwamen opeisen. De Gucht gelooft dat de Congolese president het hoofd zal buigen als hij maar genoeg publiekelijk wordt vernederd.

De mensen die zijn spoor volgen, laten hun – op zich begrijpelijke – emoties voorgaan op hun verstand en geloven dat de simpele aanwezigheid van de koning op de plechtigheden de plunderingen, moordpartijen en verkrachtingen in Oost-Congo in de hand zal werken. Anderen dichten de koning even grote tovenaarskunsten toe door te geloven dat zijn lege stoel op het defilé in Kinshasa weldoende effecten zal hebben. De onderliggende gedachte delen ze allemaal: België heeft sinds 1960 wel aan macht ingeboet, maar ‘we’ tellen vandaag nog altijd mee.

Vechtende stammen

Die grondtoon sluit naadloos aan bij de nostalgische kijk op Congo die we in boeken, programma’s en tentoonstellingen zien opduiken. Het is een queeste naar le Congo des Belges, of wat ervan rest in architectuur, landschap en herinnering. Typevoorbeelden zijn de memoires van oud-kolonialen, het fotoboek van Carl De Keyzer en reisreportages zoals de onlangs uitgezonden Terzake-reeks over de terugkeer van oud-gewestbeheerder Jef Geeraerts naar Bumba, of de zevendelige tv-documentaire van Rudi Vranckx, die in mei op Canvas wordt uitgezonden. Vranckx maakte een reportage met een afvaart van de Congostroom als kapstok. Seks mag niet ontbreken, want zwarten zijn slaaf van hun driften, zo wisten de kolonialen al, en dat kwam prominent aan bod in de ‘Terzake’-reportage met Jef Geeraerts.

Het ontbreekt niet aan reisreportages, aanschurkend tegen het exotisme en de liefdadigheid, inclusief mooie natuurbeelden en BV’s uit de boekskes in een hoofdrol, zoals supermodellen en filmsterren die zich over Afrikaanse kinderen ontfermen (Louis Vuitton-model Tasha de Vasconcelos, Madonna,…). En niet te vergeten: de muziek, de dans, de joie de vivre van de Congolees, want ‘de zwarte’ heeft ritme in zijn bloed en is het goedlachse, bijna kinderlijke optimisme nog niet verleerd. Seks mag niet ontbreken, want zwarten zijn slaaf van hun driften, zo wisten de kolonialen al, en dat kwam prominent aan bod in de Terzake-reportage met Jef Geeraerts. Als koloniaal ambtenaar heerste hij over een groot gebied en zoals veel kolonialen haalde hij zijn hart op aan het vrouwelijke schoon: “De zwarte vrouwen geven zich totaal over… Het is zeer aangenaam. Ze doen niet zo nuffig als de rich bitches van de beschaving… Het zijn wilde beestjes.” (Terzake, ‘Negerinnen zijn wilde beestjes’, 7/4/2010) De redactie van Terzake maakte zich probleemloos de koloniale machopropaganda van ‘Gangreen Jef’ eigen en kondigde op de Canvassite de schrijver aan als een man die in de jaren vijftig in Congo “onder meer vechtende stammen uit elkaar moest houden”.

Zwaar weer

Er staat ons bijgevolg een zachte, weemoedige blik op de kolonie en de Belgisch-Congolese betrekkingen te wachten, ver weg van een parler-vrai en het oprakelen van ‘pijnlijke’ herinneringen. Men zou nochtans mogen verwachten dat de herdenking van 30 juni 1960, naast een feest, ook een moment van reflectie is: van het ‘opnieuw overdenken’ van die cesuur, toen de kolonie de moderniteit instapte. Dat keerpunt in de Congolese geschiedenis belichten, betekent dat men blootlegt hoe de interne contradicties van de kolonie en de buitenlandse context als barensweeën fungeerden voor de geboorte van een nieuw land, en hoe de koloniale erfenis en de neokoloniale bemoeienissen de geschiedenis ervan tot vandaag mee bepalen. Want de vernietiging van de regering-Lumumba, met militaire interventies, massamoorden, omkoperij, intimidatie en de moord op de nationalistische leiders, en het aan de macht brengen en houden van Mobutu, doet zich tot vandaag gevoelen. Kortom, men zou kunnen verwachten dat de vijftigste verjaardag van Congo ruimte creëert voor wat geschiedenis, met de imperiale verhoudingen tussen Congo en België als rode draad. Maar daar lijken de manifestaties niet op uit te draaien. Integendeel: men schijnt er alles aan te willen doen die herinnering uit te vlakken, getuige wat het Leuvense Afrika Filmfestival (AFF) overkomt.

Het AFF is op 17 april aan zijn vijftiende editie toe: tientallen films, kortfims en documentaires worden in een rits Vlaams-Brabantse steden vertoond. Geen eendagsvlieg dus, en een initiatief dat zijn netten ver uitgooit: Afrikaanse films, die zelden in het commerciële circuit geraken, bij de Vlaming brengen, Vlamingen en Congolese Belgen samenbrengen, films bij distributeurs en organisaties slijten, contacten tussen mensen uit de Belgische en Afrikaanse cinemasector bevorderen. Medewerkers van het AFF adviseren en ondersteunen internationale filmevenementen, in Nederland en Frankrijk, maar ook in Congo, Rwanda en Mozambique. Maar vandaag, uitgerekend op de vooravond van de verjaardag van de Congolese onafhankelijkheid, komt het AFF in zwaar weer terecht. Informeel kreeg het AFF te horen dat voor de Congodesk van het ministerie van Buitenlandse Zaken de programmatie van films als Lumumba van Raoul Peck of Mobutu van Thierry Michel moeilijk ligt. Ook de aanwezigheid van Pauline Kie, de weduwe van Patrice Lumumba, op de openingsavond van het festival wordt niet gesmaakt.

Nauwelijks verholen censuurbevel

De geviseerde films zijn eigenlijk erg braaf voor de Belgen. Peck draaide zijn Lumumba nog voor mijn boek over de Belgisch-Amerikaanse rol in de moord op de afgezette premier was verschenen, en focust dus begrijpelijkerwijze op de gedeeltelijk bekende rol van Congolezen en Amerikanen in de affaire. We zien in de film wel enkele Belgen ‘aan het werk’ – zoals de Belgische politiecommissaris Gerard Soete, die Lumumba’s lijk in stukken hakt en het in zwavelzuur oplost. Maar de beslissende rol van de Belgische big shots in Kinshasa, Lubumbashi en Brussel blijft buiten beeld. Hetzelfde geldt voor de film Mobutu: we zien Leo Tindemans wel met Mobutu aan de dis, maar de Belgische steunberen van het regime krijgen we niet te zien, meer aandacht gaat uit naar de rol van de Fransen en Amerikanen. Zou dat kunnen te maken hebben met het feit dat voor die productie Belgische geldschieters in hun portefeuille tastten?

Journaliste Colette Braeckman van Le Soir schreef een stuk over de druk op het AFF, en het RTBF-journaal bracht een item. Afgezien van een artikel in De Morgen (18/3/2010) en een berichtje op de VRT-site deredactie.be besteedde de Vlaamse massapers geen aandacht aan dit nauwelijks verholen censuurbevel. Vreemd, want deze zaak kun je niet afdoen als een scheve schaats van een overijverige ambtenaar of een overspannen reactie van Guido Huysmans, organisator van het AFF, die de kat de bel aanbond. Afrique Taille XL, het Brusselse broertje van het AFF, kreeg immers dezelfde boodschap. “Men zei ons dat de financiering van ons festival problematisch wordt als we de film van Raoul Peck vertonen”, aldus organisatrice Aurore Engelen, die eraan toevoegt dat die subsidie de helft van haar budget vertegenwoordigt. (Geciteerd in het artikel van Colette Braeckman.) De tactiek is beproefd én hij loont, want volgens onze informatie hebben de organisatoren van het Festival International du Film Francophone de Namur (FIFF) in oktober 2009 de prent van Peck afgevoerd om te voorkomen dat de subsidiekraan zou worden toegedraaid. Minister van Buitenlandse zaken Steven Vanackere (CD&V) reageerde op de Congoavond van Radio 1 erg korzelig op een vraag over druk op de programmatie van het AFF: hij wou zelfs niet ingaan op de vraag.

Raciale opdeling

Er zijn wel meer indicaties dat Congo 1960-2010 in een richting wordt gestuurd die reflectie niet echt in de hand werkt. De VRT plant slechts één historische documentaire, waarin Peter Verlinden zal focussen op de exodus van kolonialen uit de kolonie. Basismateriaal is zijn boek Weg uit Congo, dat een poging is om de liquidatie van de eerste Congolese regering door het Westen te maskeren met verhalen over koloniaal leed en frustratie. De Congowebsite van Canvas bevat een historisch overzichtje dat gerust revisionistisch mag worden genoemd. In ‘Congo: koninkrijk, vrijstaat, kolonie, republiek’ worden het schrikbewind en de miljoenen doden onder Leopold II vermeld, maar dan ontspoort het verhaal, en wordt het officiële standpunt van Buitenlandse Zaken opgedist: aan de misbruiken in Congo Vrijstaat kwam een einde toen het land een Belgische ‘modelkolonie’ werd. Het is de stelling die toenmalig minister Karel De Gucht bij de opening van Het geheugen van Congo, de tentoonstelling in Tervuren in 2005, de wereld instuurde.

In de ‘modelkolonie’ bestond er volgens Canvas “strikt genomen geen racistische ‘colour bar’, zoals in Brits Zuid-Afrika. Naar de buitenwereld toe was Belgisch Congo een modelstaat.” Dat de colour bar – een eufemisme voor apartheid – in koloniaal Congo erger was dan in het Zuid-Afrika van die jaren mag de lezer niet geweten hebben. Een raciale opdeling van de bewoners van de kolonie bepaalde welke rechten en plichten van toepassing waren, met alomvattende consequenties die diep in het dagelijkse leven ingrepen. In de woorden van Jef Van Bilsen: “In Kongo waren racisme, segregatie en de colour bar diep in de mentaliteit van vele blanken en in de wetten en reglementen geworteld.” De gerespecteerde katholieke advocaat Antoine Rubbens schreef hierover vanuit Congo in 1949: “Het is duidelijk dat de wreedste Angelsaksische ‘colour bar’ nooit zoveel discriminerende wetten of zoveel rigide maatregelen ter segregatie heeft uitgevaardigd als de Belgische voogdij.”

Negationistisch

Op de Canvassite lezen we in het luikje over de vijf eerste onafhankelijkheidsjaren, waarin de prille Congolese democratie werd vernietigd en Mobutu aan de macht werd geholpen, geen woord over de Belgische en westerse rol in die ontwikkelingen, die in elke fase nochtans van beslissende betekenis was: “Patrice Lumumba werd premier, Kasavubu de eerste president. Amper een week later brak er muiterij uit en de aanwezige Belgen werden doelwit van grootscheepse onlusten. Het land stond op de rand van een burgeroorlog tussen de diverse fracties van Lumumba, Kasavubu en Tsjombé. Die laatste scheurde zijn provincie Katanga af en riep een aparte staat uit. Lumumba werd vermoord en het land dreigde uiteen te vallen. De rol van België bij dit alles blijft omstreden. In 1965 greep één man de macht: legerleider Mobutu werd de nieuwe sterke figuur, die Congo regeerde als een éénpartijstaat.” Hetzelfde verhaal dist de International Crisis Group, een invloedrijke denktank, op: geen woord over de westerse regisseurs, het was allemaal een zaak van bantoes, zoals men in koloniale kringen pleegt te zeggen. (ICC, Congo: l’enlisement du projet démocratique, 8/4/2010)

Zelfs een klare kijk op Leopolds Congo Vrijstaat, inmiddels meer dan 100 jaar dood en begraven, is anno 2010 geen evidentie. Jarenlang (en tot eind maart van dit jaar) stond op de website van het departement van Buitenlandse Zaken de afkeurende reactie van toenmalig minister van Buitenlandse Zaken Louis Michel (MR) op de film van Peter Bate over het schrikbewind van Leopold II (White King, Red Rubber, Black Death, 2003). Michel brandde de prent af als “partijdig”, “ongenuanceerd”, “negationistisch”, “een eenzijdige uitval die abstractie maakt van een geheel van positieve bijdragen” van het Belgische kolonialisme.

Wezens zonder geschiedenis

Bates’ film is geen wetenschappelijk traktaat, maar de reactie van Michel is op zijn minst verkrampt te noemen, en intimiderend voor academici die van onderzoekskredieten en toegang tot archieven afhankelijk zijn. Onlangs publiceerden een twintigtal professoren en onderzoekers, vooral mensen van de UCL, het boek Leopold II. Ongegeneerd genie? (Lannoo, 2009) over het buitenlandse beleid van koning Leopold II, met de focus op zijn Congopolitiek. Het is een boek dat bij de Louis Michels van deze wereld geen zure reacties zal ontlokken. Amper één hoofdstukje van 17 bladzijden in het 413 bladzijden tellende boek (Franse versie), van de hand van Pierre-Luc Plasman, laat erg schuchter het ‘wetenschappelijke’ licht schijnen op het leopoldistische uitbuitingssysteem. Alle systeemkritiek op Congo Vrijstaat – van Hugo Claus over Peter Bate tot representaties van Leopold II in de schilderkunst – wordt afgevoerd en onschadelijk gemaakt in het niet-historische luik “herinneringen en voorstellingen”.

Misschien komt er soelaas van het Afrikamuseum in Tervuren, betaald met de opbrengst van dwangarbeid van Congolezen en een van de kroonjuwelen uit de nalatenschap van Leopold II? Het museum was tot onlangs – en is dat vandaag nog altijd in grote mate – een van de laatste echte koloniale musea ter wereld: een rijke vergaarbak van opgezette dieren, gereconstrueerde vegetatie, maskers en werktuigen, maar wel een plek waar de bewoners van het land geen naam of gezicht hadden. In dit bastion van koloniale propaganda kregen de Congolezen hetzelfde statuut als de fauna en flora van het land: wezens zonder geschiedenis, passieve materie die de blanke naar believen kon modelleren.

Chaos en geweld

Het museum worstelt al een tiental jaren met zijn modernisering, initieel gepland voor 2010. Een eerste vingeroefening was Het geheugen van Congo, de tentoonstelling die in 2005 dichte drommen naar Tervuren lokte. Het resultaat stelde teleur. Professor Jean-Luc Vellut (UCL), de verantwoordelijke voor de tentoonstelling, beweerde dat de ontvolking ten tijde van Leopolds bewind wordt geschat op 20 percent – een laag cijfer dat zelfs door de door hem aangehaalde specialisten wordt tegengesproken. De expo toonde enkele beelden van afgehakte handen, maar de verantwoordelijkheid van de koning voor de terreur wordt niet vermeld. De stichting van de Congostaat had niets te maken met ‘beschavingswerken’ en ‘de strijd tegen de slavenhandel’, zoals in Tervuren op een pancarte stond, maar alles met de zucht naar macht, territoria, winst, imperialisme. Professor Jan Vansina, een antropoloog met wereldfaam die – niet toevallig – in de VS werkt, windt er geen doekjes om: “Geweld was de norm. Congo Vrijstaat staat gelijk met landroof, plundering, overheersing en onderdrukking van de inboorlingen.” De ‘beschavingsmissie’ was, afgezien van de goede bedoelingen van individuen, dikwijls niet meer dan een rechtvaardiging, soms een gelukkig bijproduct.

De tentoonstelling onthulde verder een paradox: hoe recenter de geëvoceerde periode, hoe groter de lacunes in de analyse. Over de rol van België in de omverwerping van de eerste Congolese regering, de moord op de premier en de verplettering van de volksopstanden in de periode 1960-1965 tegen de prowesterse regimes vernam je niets. Integendeel zelfs: op plakkaten werd de schuld voor de “chaos en geweld” na de onafhankelijkheid gelegd bij Lumumba zelf. Het negationisme werd consequent doorgetrokken: Mobutu krijgt voor zijn coup van 1965 lof toegezwaaid. Hij “geeft de staat een nieuwe vorm” en “zorgt voor een hechte samenhang tussen elites en volk”. Dat de initiële stabiliteit van dat regime was gevestigd op de repressie van opstanden die in 1964 en 1965 honderdduizenden Congolezen het leven hebben gekost, vernam de bezoeker niet.

Congo is gewoon te rijk opdat het Westen het land ongemoeid zou laten

Zelfs een halve eeuw nadat het koloniale tijdperk was afgesloten, kon je in Tervuren geen echte conclusies vinden. Op een pancarte stond er: “Een volledige balans opmaken van de kolonisatie is onmogelijk. Die periode ligt nog niet lang genoeg achter ons om haar met de nodige wetenschappelijke afstand en buiten alle polemieken om te kunnen evalueren.” Wat in 2005 niet kon, zal wellicht ook in 2010 niet mogelijk zijn. In het kader van de herdenking van de 50ste verjaardag van de Congolese onafhankelijkheid krijgt het museum een tweede kans. Tervuren heeft een nieuwe expositie in de maak: Indépendance! Congolese verhalen over 50 jaar onafhankelijkheid. Een uitstekend idee: Congolezen die het allemaal hebben meegemaakt aan het woord laten. Maar dat betekent wellicht dat het museum zichzelf ontslaat van een historische evocatie van de periode, en dat zou doodjammer zijn. En waarom loopt de tentoonstelling van 11 juni 2010 tot 9 januari 2011? De expo wordt acht dagen voor de 50ste verjaardag van de moord op Patrice Lumumba afgebroken. Vreest men manifestaties van actiegroepen die op die datum de affaire in herinnering willen brengen?

Inhalige Chinezen

Het moge duidelijk zijn dat de geesten van Leopold II en Lumumba nog springlevend zijn en – vooral – dat officieel België niet wil dat ze op 30 juni het feestje verstoren. Begrijpelijk, want ze herinneren aan de kwalijke gevolgen van buitenlandse bemoeienissen en interventies, en dat komt ongelegen op een moment dat men in Washington, Parijs en Brussel nadenkt over manieren om Congo in de westerse invloedssfeer te betonneren (en Peking op afstand te houden). Het kolonialisme mag dan wel dood zijn, het neokolonialisme is terug van nooit weggeweest. Congo is een gigantisch, strategisch gelegen en bodemrijk land, en in een wereld van gieren is dat een echte vloek. Eigenlijk kan men over Congo’s rijkdommen hetzelfde zeggen als wat Henry Kissinger ooit over het Midden-Oosten zei: “Olie is te belangrijk om in handen van Arabieren te laten.” Congo is gewoon te rijk opdat het Westen het land ongemoeid zou laten, en daarom is er geen wezenlijk verschil tussen de situaties in 1885, 1960 of vandaag.

Leopold II en Lumumba staan elk op hun manier ook symbool voor misdaden met enorme consequenties. En dat straalt af op de Belgische monarchie. Tenslotte was koning Boudewijn erg actief in de strijd tegen de Congolese premier en heeft ook zijn broer, prins Albert, daartoe een bescheiden steentje bijgedragen. Begin oktober 1960, toen Lumumba als premier was afgezet maar zijn terugkeer op de politieke scène nakend leek en Amerikanen en Belgen moordplannen smeedden, vatte de latere koning Albert II de heersende opvattingen in België bondig samen, toen hij zei: “De Congolese crisis is te herleiden tot één enkele persoon: Patrice Lumumba.” (La Libre Belgique, 3/10/1960) We zijn dus niet verbaasd dat Albert en zijn entourage, die op 30 juni naar ‘de plaats van de misdaad’ gaan, niet aan de affaire herinnerd willen worden. Albert, die door politici en sommige opiniemakers naar voren wordt geschoven om met een bezoek aan Congo het land te redden uit handen van muitende soldaten, corrupte politici en inhalige Chinezen. Maar dat ontslaat journalisten, die geen officiële kroniekschrijvers zijn, toch niet van de plicht de burger te informeren en feiten en ontwikkelingen te duiden?

Ludo De Witte is socioloog, auteur van ‘Crisis in Kongo’ (1996), ‘De moord op Lumumba’ (1999) en ‘Wie is bang voor moslims?’ (2004). Werkt aan een boek over Congo in de jaren 1964-65: de volksopstanden, de Belgo-Amerikaanse interventie, de Ommegang en de repressie, de Congolese missie van Ernesto Che Guevara, de machtsgreep van Mobutu. Werktitel: ‘Huurlingen, geheimagenten en diplomaten. Mobutu grijpt de macht’. Uit www.apache.be

 

Naar boven