Agenda

Geen geplande activiteiten.

Populair

Zestig jaar Midden-Oosten PDF Print Email
Geschreven door Arthus Bruls op donderdag, 30 september 2004

Gilbert Achcars nieuwste boek Eastern Cauldron –Oosterse ‘heksenketel’- gaat over de politieke geschiedenis van het Midden-Oosten sinds de jaren veertig van de twintigste eeuw. Een regio waar door de vele conflicten mensen vaak door de bomen het bos niet meer zien. Achcar, Midden-Oosten specialist en hoogleraar in Parijs, lost dat probleem op door zijn boek te beginnen met een speciaal voor deze bundel geschreven stuk over de politiek van de Verenigde Staten ten aanzien van het Midden-Oosten.

De reden dat het Amerikaanse imperialisme sinds de Eerste Wereldoorlog zo’n belangstelling voor dit gebied heeft ontwikkeld is de aanwezigheid van grote aardolievoorraden. Achcar realiseert zich dat sommige mensen zo’n verklaring eendimensionaal vinden. Maar er is ook geen andere reden te bedenken waarom ze zo’n belangstelling voor dit gebied ontwikkeld hebben.

Controle

Om de controle over de aardolie te houden hebben de Amerikanen altijd gesteund op de Saoedi-Arabische monarchie, een van de meest repressieve regimes ter wereld. In de jaren veertig en vijftig van de vorige eeuw moesten de Amerikanen nog concurreren met de Britten en de Fransen over de macht in het Midden-Oosten. De Amerikanen presenteerden zich als kampioenen van de nationale onafhankelijkheid in dit gebied. In de loop van de jaren zestig radicaliseerde het Arabisch nationalisme dat ze aanvankelijk steunden steeds meer in een socialistische richting. Het vond weerklank onder de bevolking van Saoedi-Arabië, waar de Amerikanen om die reden gedwongen waren de belangrijke luchtmachtbasis Dharhan in Saoedi-Arabië te verlaten. Nasser in Egypte was bovendien in 1967 betrokken bij een linkse opstand in Noord-Jemen, een land dat grenst aan Saoedi-Arabië. Dit alles zorgde ervoor dat de Amerikanen naar Israël als bondgenoot gingen kijken. De regering van Egypte, Syrië en Irak moesten eronder gehouden worden, de VS hadden een uitvalsbasis nodig en een staat die ze konden vertrouwen. De militaire steun aan Israël liep snel op - voor 1959 ontving Israël helemaal niks, in 1959 voor het eerst een bedrag van 400.000 dollar, in 1965 was dat al opgelopen tot 12,9 miljoen om twee jaar later op te lopen tot negentig miljoen dollar.

In 1967 brak de zesdaagse oorlog uit, tussen Egypte, Syrië, Jordanië aan de ene kant en Israël aan de andere. Israël won die oorlog en Nasser staakte twee maanden later zijn steun aan de opstandelingen in Jemen. Dat is niet het enige voorbeeld van de verrechtsing van de Arabische wereld vanaf de late jaren zestig. Na het verlies van de zesdaagse oorlog greep Saddam Hoessein de macht in Irak, en in 1970 deed Assad hetzelfde in Syrië. Net toen links in de rest van de wereld in de lift zat, kwamen in de Arabische wereld reactionairen aan de macht. Is dat misschien een van de redenen waarom de belangstelling van Europees links voor Latijns-Amerika altijd veel groter is geweest dan die voor het Midden-Oosten?

Israël

Het is belangrijk dat Achcar overtuigend laat zien dat Israël voor de Amerikanen alleen maar een middel is en geen doel op zich. Ideeën als dat er allerlei mythische verbanden tussen de VS en het jodendom zouden bestaan, hebben niets met de werkelijkheid te maken. Grote delen van de Israëlische bevolking en zionisten buiten Israël gaan er vanuit dat de Amerikaanse steun vanzelfsprekend is en dat men zich dus tegenover de Arabieren alles kan permitteren. Grote broer Amerika zal de Israëli’s immers altijd te hulp schieten. Die illusie zorgt ervoor dat Israël helemaal niet geïnteresseerd is in een betere relatie met de Arabieren. Achcar wijst er trouwens op dat een breuk tussen de Amerikanen en Israël nu niet echt waarschijnlijk is. Israël speelt nog steeds een belangrijke rol in het opknappen van klusjes voor de Amerikanen. De VS zouden het zelf niet beter kunnen.

Democratie

De mythe dat de Arabieren niet rijp zijn voor de democratie wordt door Achar radicaal van de hand gewezen. Democratische regeringen in de regio, zo stelt hij, zouden keuzes maken die onverenigbaar zijn met Amerikaanse belangen. De Amerikanen zijn dan ook tegen het vestigen van democratie in de regio. Het beste voorbeeld daarvan –dat Achcar overigens niet geeft - is de vijandigheid van het Amerikaanse imperialisme ten opzichte van de nette Arabische liberalen van Al Jazeera. Het structurele karakter van de Amerikaanse afkeer van democratie in het Midden-Oosten, die er alles mee te maken heeft dat in die regio niemand vertrouwen heeft in de VS, wordt door veel mensen onvoldoende begrepen. Daarom bestaan er ook binnen links nog steeds illusies over de mogelijkheid om een land als Irak te democratiseren terwijl de bezetting voortduurt.

Het imperialisme kan dus alleen maar regeren door middel van ondemocratische regimes. Maar het optreden van die regimes zorgt op termijn weer voor instabiliteit in de regio. Irak onder Saddam en Iran onder de sjah zijn daar voorbeelden van, net als Saoedi-Arabië. Dat de regering Bush de Saoedische betrokkenheid bij 11 september niet te veel voor het voetlicht plaatst, moet ook verklaard worden uit het feit dat de Amerikanen niet weten wie ze in plaats van het huis Saoed de macht moeten toevertrouwen. De Saoedische koninklijke familie vormt in zekere zin een geïntegreerd deel van de Amerikaanse heersende klasse. Dat aspect wordt ook terecht onder de aandacht gebracht in Michael Moore’s Fahrenheit 9/11.

Fundamentalisme

Het Amerikaans imperialisme probeert voortdurend het ene gat met het andere te vullen om zijn macht te handhaven. Een voorbeeld van zo’n ander gat was het fundamentalisme. In het verleden werd deze beweging ondersteund door de Amerikanen, de Saoedi’s en de Israëli’s. Na de revolutie in Iran in 1979 begon men weliswaar te twijfelen aan die steun, maar meende men dat alleen het sjiietisch fundamentalisme gevaarlijk was en de soenitische variant niet. Daarom bleef men de fundamentalisten in Afghanistan, waaronder de groep rond Osama Bin Laden, ondersteunen.

Achar is overigens niet van mening dat het fundamentalisme alleen maar iets is dat bestaat omdat het van buiten ondersteund werd. Hij wijst er op dat het een ideologie is die aanhang kreeg onder de middenklasse op het moment dat het nationalisme faalde in de strijd tegen het imperialisme. Omdat die crisis van het nationalisme in elk land andere vormen aannam, heeft het fundamentalisme in alle landen een ander gezicht.

Het is jammer dat het laatste stuk over Iran in het boek uit 1988 dateert. Achcar beschrijft de Iraanse revolutie als een permanente revolutie naar achteren –na de val van het absolutisme wordt het regime steeds meer reactionair. Die analyse gaat er aan voorbij dat Iran zich in vergelijking met een hele hoop andere landen in de regio helemaal niet zo slecht heeft ontwikkeld. Je zou het land in die zin zelfs kunnen zien als een voorbeeld van hoe destructief de invloed van het Amerikaanse imperialisme in het Midden-Oosten is. Zelfs onder extreem reactionaire leiding ontwikkelt Iran zich in vergelijking met landen die het imperialisme niet van zich af wisten te schudden, nog redelijk positief.

Palestina

Bijzonder de moeite waard is het stuk over Palestina, waarin Achcar laat zien dat de Israëlische politiek sinds 1967 eigenlijk niet veranderd is. Een groot deel van de Israëlische elite wil sinds het einde van de jaren zestig de Palestijnen een zeer beperkte vorm van zelfbestuur te geven. De ruzies binnen de elite gaan vooral over de vraag om welk gebied het dan moet gaan en hoe groot de invloed van de Palestijnen mag zijn.

Wat er in al die jaren wel veranderd is, is de opstelling van de PLO, die steeds meer bereid was de rol van bestuurder van de door Israël toegewezen thuislanden te vervullen. Achcar beschrijft deze ontwikkeling nauwkeurig en geeft zo een beeld van de PLO dat je nergens anders leest.

Die nauwkeurige beschrijving steekt overigens wel schril af tegen het ontbreken van een analyse van de ontwikkelingen binnen links in het Midden-Oosten. Hij geeft daar ook –en dat is een bedenkelijke gewoonte van marxistische intellectuelen die doorbreken naar een breder publiek- geen visie op wat socialisten nu moeten doen. En dat is jammer. De bewoners van het Midden-Oosten kunnen terecht naar het Amerikaanse imperialisme wijzen als men vraagt wie er verantwoordelijk is voor de huidige malaise in dit deel van de wereld. Maar ze moeten ook naar zichzelf kijken als ze willen weten waarom het verzet tegen die imperialistische dominantie niet effectiever is geweest. Het valt te hopen dat nadat Achcar het antwoord op de eerste vraag zo briljant uit de doeken heeft gedaan, hij in een volgende boek ook op de tweede vraag dieper in zal gaan.

Gilbert Achcar. 2004. Eastern Cauldron: Islam, Afhanistan, Palestine and Iraq in a Marxist Mirror. Monthly Review Press, New York. Het boek kost € 24,50.

Naar boven