Agenda

Geen geplande activiteiten.

Populair

Fiscale crisis of een crisis van de inkomensverdeling? PDF Print Email
Geschreven door Özlem Onaran op maandag, 17 mei 2010

De daling van de arbeidsinkomensquote in het Nationaal Inkomen is echter de bron van een potentiële afzetcrisis voor het gehele kapitalistische systeem. De daling van de koopkracht van de werknemers beperkte hun mogelijkheden om te consumeren. Afzetmarkttekorten en financiële deregulering verminderden de investeringen ondanks de stijgende winstgevendheid. Het neolibe- ralisme heeft de profitsqueeze en de overaccumulatieproblemen van de jaren 70, dus vervangen door een realisatie- of afzetprobleem. Financiële innovaties en op schuldengebaseerde consumptie leken een korte termijn oplossing te bieden voor deze potentiële afzetcrisis. Sinds de zomer van 2007 is deze oplossing ook ingestort. De crisis werd getemd door grote bancaire reddingsoperaties en fiscale stimuli. Nu zijn de financiële speculanten en de ondernemingen bezig deze afzetcrisis een nieuwe naam te geven als ‘fiscale’ of soevereine schuldencrisis’ en zetten de regeringen in diverse landen variërend van Griekenland tot Groot Brittannië onder druk om te bezuinigen, om daarmee belastingen op hun winsten en vermogens te vermijden.

De regeringen die instemmen met de bezuinigingen handelen alsof deze zelfde speculanten niet decennialang de begunstigden waren van dit neoliberale beleid en de belangrijkste veroorzakers van de crisis. De bezuinigingen worden geformuleerd als ‘het wegsnijden van de verspilling” en verhullen het zicht op het feit dat de staatschuld er niet zou zijn, als er geen bankreddingspakketten, geen anticyclische fiscale stimuli, en geen verlies van belastinginkomsten zouden zijn ten gevolge van de crisis. De druk op de lonen in verband met de crisis is geweldig nieuws voor de bedrijven! Maar het streven naar vermindering van de overheidsschuld is de grootste bedreiging voor het economisch herstel. Het is de vraag waar het herstel vandaan moet komen zelfs als de bodem van de recessie bereikt zou worden, zodra de fiscale stimuli worden ingetrokken.

Druk op de lonen, mondiale onevenwichtigheden en Europa.

De afzetcrisis als bron van de huidige crisis veroorzaakt door constante neerwaartse druk op de lonen is nauw verbonden met de mondiale onevenwichtigheden (1). Het op schulden gebaseerde consumptiemodel genereerde een tekort op de lopende rekening, in landen als de VS en Groot Brittannië. Dit tekort werd gefinancierd door de overschotten van de ontwikkelde landen, zoals Duitsland en Japan, de ontwikkelingslanden als China en Zuid-Korea, of de olierijke landen in het Midden Oosten. In de meeste landen werden overschotten op de lopende rekening mogelijk gemaakt door deze neerwaartse druk op de lonen.

In de Europese context komen de loonmatigingsstrategie en de overschotten op de lopende rekening van de betalingsbalans van landen (2) als Duitsland overeen met de tekorten, de publieke en private schulden van de periferie in de Eurozone, vooral in Griekenland, Spanje, Portugal en Ierland. Echter ook in Oost-Europa in Hongarije, de Baltische staten, Roemenië en Bulgarije en ook in een aantal kernlanden als Groot Brittannië en Italië. Deze crisis legde de historische verschillen binnen Europa bloot, en veranderde de mondiale crisis in een Europese crisis.

In de huidige crisis is eens te meer gebleken dat de EU met haar huidige instellingen, een vereniging van banken en bedrijven is. De Europese Centrale Bank (ECB), die optrad als lender of last resort aan de particuliere Europese banken, heeft dezelfde functie niet vervuld in het geval van de eurozone regeringen dit als gevolg van haar juridisch statuut. De ECB is verboden om recht- streeks staatsobligaties van de lidstaten te kopen. De banken werden niet alleen gered door de ECB maar ook de macro-economische omgeving waarin ze opereren werd gesteund door anti- cyclisch expansief begrotingsbeleid om te voorkomen dat de recessie in een grote depressie zou omslaan.

Nu zijn het weer dezelfde banken die vragen om hoge rentetarieven tegen het risico van wanbe- taling door regeringen met hoge overheidstekorten en staatsschulden en dreigen met stopzetting van de kredietverlening aan regeringen die niet instaat, zijn het risico van wanbetaling of faillisse- ment te verminderen. In landen als Griekenland waar zowel de staatschuld als het overheidstekort hoog is, in combinatie met een oplopend tekort op de lopende rekening, heeft de aanval van de speculanten het land op de rand gebracht van een crisis in de overheidsschulden. Sterker nog vóór Griekenland werden in 2009 de Oost-Europese landen aangevallen. Na Griekenland was de aan- dacht al snel gericht op Portugal en Spanje.

Aan de wortel van het probleem ligt het neoliberale model dat de periferie van Europa tot markten maakt voor de kernlanden zonder enig uitzicht op een inhaalmanoeuvre. Het ontbreken van een voldoende grote Europese begroting en fiscale overdrachten gericht op productieve investeringen in de periferie voorkomen het verkleinen van de productiviteitsverschillen in verhouding tot de kern- landen. Het stabiliteit- en groeipact evenals de EU-concurrentieregels beperken het voeren van een nationaal industriebeleid in de periferie. Bij het ontbreken van een nationaal industriebeleid en productieve investeringen om de productiviteit te verhogen, bij het ontbreken van de mogelijkheid van devaluatie van de nationale munt door invoering van de euro, is de strategie om te komen tot verhoging van het concurrentievermogen hoofdzakelijk gebaseerd op loonmatiging, deregulering en flexibilisering van de arbeidsmarkt. Echter zelfs loonmatiging kon landen als Griekenland, Spanje, Portugal en Ierland niet redden aangezien landen als Duitsland en Nederland bezig waren met een veel agressiever loon- en arbeidsmarktbeleid. Over de hele linie genomen is het loon - aandeel in het Nationaal Inkomen in geheel Europa sterk gedaald.

Tussen 2000-2007 zijn de nominale arbeidskosten jaarlijks met 0,2 % in Duitsland gedaald, terwijl ze met 2% in Frankrijk, 2,3% per jaar gestegen zijn in Groot-Brittannië, tussen de 3,2% en 3,7% zijn gestegen in Italië, Spanje, Ierland en Griekenland. Vooral in de periferie zijn de nominale arbeidskosten sneller gestegen dan in Duitsland als gevolg van een hogere inflatie. Dit betekent echter niet dat er geen loonmatiging was in deze landen. In de jaren 1990 tot 2000 overschreden de productiviteitsstijgingen de stijgingen in de reële lonen in alle Westerse landen van de EU. In Duitsland, evenals Italië, Spanje en Portugal zijn de reële lonen in de periode 2000-2007 zelfs gedaald met de grootste kloof tussen reële loonstijging en productiviteitstijging in Duitsland. Dit geweldige concurrentievoordeel van Duitsland was gewoon het gevolg van neerwaartse druk op de lonen, in plaats van de verhoging van de productiviteit. Inderdaad de productiviteitsstijging in Duitsland is heel bescheiden, en bijvoorbeeld lager dan in Groot-Brittannië, Ierland, Griekenland en Portugal in de periode 1991-2007.

Met een zwakke binnenlandse vraag ten gevolge van lage lonen, is de export de belangrijkste bron van economische groei in Duitsland, maar dit heeft geleid tot overschotten op de lopende rekening van de betalingsbalans in Duitsland ten koste van tekorten op de handels- en de lopende rekening van de betalingsbalans in de periferie van Europa. Inderdaad Duitsland is als het China van Europa met overschotten op de handels- en de lopende rekening van de betalingsbalans, een hoog spaar-overschot en een laag binnenlands vraagniveau. In de landen van de periferie heeft op private schulden gebaseerde consumptie het gat opgevuld dat ontstaan is door de lage export en de hoge importen uit de kernlanden van Europa. In Griekenland en in mindere mate in Portugal zijn ook de overheidstekorten gestegen samen met de schulden van de private huishoudens en de bedrijven.

Dit is de achtergrond van de crisis in de overheidsfinanciën c.q. overheidschulden in de periferie zoals deze werd ontketend in Griekenland in december 2009. Naar aanleiding van speculaties over het faillissement van Griekenland en het verlaten van de Eurozone, kwam er het besluit van de eurozone regeringen om iets aan deze crisis in Griekenland te gaan doen aan het eind van maart 2010, na maanden van aarzeling en zorgen over het Duitse constitutionele hof, die elke bail-out zou kunnen afwijzen als zijnde in strijd met de bestaande Europese verdragen. Als onderdeel van een pakket met aanzienlijke IMF financiering en een meerderheid aan Europese financiering via gecoördineerde bilaterale leningen, hebben lidstaten van de EU zich bereid verklaard Griekenland te ondersteunen.

Elke uitbetaling is onderworpen aan draconische bezuinigingen op basis van een evaluatie door de Europese commissie en de ECB. De lening zal alleen beschikbaar worden gesteld als Griekenland niet kan lenen op de financiële markten en de rente op deze leningen zal dan gelijk zijn aan een boeterente. Echter de speculanten zijn zich bewust dat dit geen oplossing is van het faillissement- probleem van Griekenland en vinden het bedrag onvoldoende om een wanbetaling te voorkomen.

In april 2010 toen de IMF en eurozone technocraten bezig waren met het onderhandelen over de voorwaarde van het krediet aan Griekenland, was de rente op 2 jarige staatsobligaties gestegen tot 15% en werden Griekse staatsobligaties gedegradeerd tot junkstatus. De besmetting begon Spanje en Portugal te bedreigen waarvan de obligaties dan ook licht in waarde verminderden; In Ierland werd de rente op obligaties verhoogd en de blik wendde zich tot de overheidsschulden in de kern- landen als Italië, België, Groot-Brittannië en zelfs de VS. De latere verhoging van het bedrag van het pakket maatregelen om Griekenland te ondersteunen zal slechts uitstel van het probleem van wanbetaling betekenen. De EU stelt geen vraagtekens bij de oorzaken van deze tekorten, maar negeert alle problemen met betrekking tot verschillen in productiviteit, de onevenwichtigheden op de lopende rekening van de betalingsbalans als het gevolg van “beggar my neighbor” beleid van Duitsland en andere kernlanden in de EU. Opvallend is dat het oorspronkelijke bedrag van 30 miljard euro aan bail-outpakket voor Griekenland zoals gepland door de regeringen in de eurozone bijna gelijk is aan het bedrag dat Europese banken, waarvan de meeste gevestigd in Duitsland en Frankrijk zouden verliezen op hun bezit aan Griekse staatsobligaties als Griekenland haar schuld zou moeten herstructureren (The Economist 2010A). En dus staan de regeringen in de eurozone borg voor hun eigen banken (3). Onder de druk van de bankenspeculatie bleek het aanvankelijk geformuleerde bedrag het eerste deel van een groter pakket voor 3 jaar te worden.

Het rolmodel voor de EU-politici voor Griekenland was Ierland: Ierland heeft al de lonen in de publieke sector tussen de 5 en 15% verlaagd, gesneden in de maatschappelijke dienstverlening en andere uitgaven om het begrotingstekort van 12,5% in 2009 tot 2,9% in 2014 te laten dalen. Deze omvangrijke bezuinigingen in Ierland werden geprezen omdat zij het vertrouwen van de markt hersteld hebben zonder steun van de EU. Maar dit beletten de speculanten niet om een hogere rente te vragen op de Ierse staatsobligaties na de besmettingsgevolgen van de crisis in Griekenland. Het andere rolmodel gevierd om haar zelfdiscipline is Letland, die erin geslaagd is een echte devaluatie door te voeren niet door af te zien van haar gekoppelde wisselkoers de Lat aan de euro, maar door forse verlaging van de lonen en de overheidsuitgaven, ten koste van het verlies aan 25,0% van het BBP in twee jaar en 22,9% werkloosheid in 2009.

Griekenland wordt nu onder druk gezet om haar begrotingstekort te verlagen van 13,6% van het BBP in 2009 tot 3% in 2013 via de drastische vermindering van de uitgaven, de lonen in de publieke sector, de verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd, fiscale routes, verkoop van openbare grond, en een strijd tegen de fiscale fraude -het enige juiste in dit pakket. Het merendeel van de bezuinigingsmaatregelen zal pijn de werkende mensen doen. Het is echter onduidelijk hoe dit bezuinigingsplan Griekenland zal redden van insolventie: als de recessie dieper wordt, zullen de belastinginkomsten lager worden en ondanks de omvangrijke bezuinigingen, het begrotingstekort misschien niet verbeteren. De hoge rente draagt ook bij aan het toenemende probleem van de insolventie. The Economist (2010b) schat dat het nominale BBP van Griekenland 5% lager zal zijn in 2014, als het begrotingstekort teruggebracht wordt tot 2,6% van het BBP in 2014, wat echter nog steeds een gemiddelde schuld van 153% van het BBP oplevert.

Buiten de eurozone, is Groot-Brittannië een ander belangrijk geschilpunt tussen de gevestigde partijen over hoe en wanneer het begrotingstekort te verminderen. Hoewel het tekort een van de hoogste in de EU is met een ratio van 11,7% van het BBP in 2009, is de hele buzz over de staatsschuld in Groot-Brittannië verrassend wanneer men weet dat de gemiddelde looptijd van de schuld 13,7 jaar is, de basisrente op een historisch dieptepunt staat, en de verhouding van de schuld tot het BBP 68,6% is. Bovendien is een deel van de stijging van de overheidsschuld in verhouding tot het BBP het gevolg van een lager BBP. Sinds het einde van 2009 heeft de recessie zich in een stagnatie omgevormd; bezuinigingen op de uitgaven in de publieke sector in dit stadium, zou de stagnatie in een dubbele dip recessie/depressie veranderen. Het veronderstelde positieve effect van het verlaagde begrotingstekort op de private investeringen is gebaseerd op het argument dat de lagere financieringsbehoefte van de overheid leidt tot een lagere rente en hogere particuliere investeringen en consumptie. Onder de huidige omstandigheden waarin de consumenten zich inspannen om hun schulden terug te dringen, de investeringen uitgesteld zijn wegens onzekerheid over het economisch herstel en de rente al laag is, is deze uitweg niet relevant. Achteruitgang in inkomen en vertrouwen, verlies aan arbeidsplaatsen, en de druk om de schuld terug te betalen, beteugelen de consumptie door de huishoudens. Zowel de investeringen als de consumptie zullen niet terugkeren naar het normale peil van voor de crisis, zelfs wanneer de banken hun kredietverlening vergemakkelijken. Onder deze omstandigheden te praten over een fiscale crisis lijkt meer op een excuus van de bedrijfslobby’s om een verhoging van de belastingen te vermijden om het begrotingstekort te financieren, en om de loonafhankelijke beroepsbevolking de kosten van de crisis te laten betalen door middel van bezuinigingen op inkomen, werkgelegenheid en sociale diensten, en om een situatie te creëren van 'nationale noodtoestand' om de resterende macht van de vakbonden in de publieke sector te breken.

De bezuinigingspakketten overal in de EU duwen de landen in een model van chronisch lage interne vraag. De deflatoire gevolgen van de loonmatiging kunnen het probleem van de schulden doen omslaan in een probleem van insolventie of faillissement voor zowel de private als de publieke sector. In het verleden werd in Duitsland een geringe binnenlandse vraag vervangen door een grote exportvraag. Maar het is niet mogelijk om geheel Europa te veranderen in een Duits model dat is gebaseerd op de loonmatiging en soberheid, want zonder de tekorten van de andere Europese landen zal ook de Duitse exportmarkt stagneren. Als 's werelds periferie uit de recessie komt kan deze effectieve vraag voor enige tijd de afzet van de exporteurs in Duitsland helpen maar niet elk land kan de winnaar in dit spel zijn. Vooral voor de periferie van Europa betekent dalende binnenlandse vraag langdurige stagnatie of zelfs recessie, die noch economisch, noch politiek stabiel is.

De reële lonen daalden al in 2008-09 ten opzichte van 2007 in Groot-Brittannië, Duitsland, Italië, Zweden, Hongarije, de Baltische staten en Roemenië. Ierland, Griekenland, Portugal en Spanje bereiden diepe reële loonsverlagingen in 2010 voor. Scherpe en langdurige stijging van de werkloosheid zullen waarschijnlijk het loonverlies veel sterker maken. De werkloosheid is in 2009 toegenomen met 1,9%-punt in de eurozone, 2,3%-punten in Groot-Brittannië. Bijzonder hoge stijgingen vonden plaats in Ierland en Spanje (6,0 en 6,7% - punten respectievelijk) te wijten aan de ineenstorting van de bouwsector en het verlies van tijdelijke banen. De werkloosheid zal naar verwachting verder toenemen en een lange tijd aanhouden. Bedrijven kunnen gebruik willen maken van de recessie om te rationaliseren om een strategie van verhoging van de productiviteit te willen doorvoeren en starten dan een nieuwe ontslaggolf of bevriezen de aanname van nieuw personeel ook lang nadat het herstel zich heeft ingezet. Als bedrijven de arbeidsuren verhogen en de aanname van nieuw personeel vertragen, zal dit de kansen op een baan van de werklozen en voor de nieuwkomers op de arbeidsmarkt verslechteren. De crisis zal dan leiden tot een toename van de langdurige werkloosheid, evenals tot ontmoedigde werknemers die vroegtijdig uit de arbeidsmarkt wegvallen. Er zijn ook structurele werkloosheidsproblemen in sectoren zoals de automobielindustrie en bouwnijverheid, waar de crisis al de bestaande knelpunten heeft blootgelegd. Herstel van de totale economie zal niet noodzakelijkerwijs leiden tot het scheppen van nieuwe werkgelegenheid in deze sectoren.

Voor een internationalistisch Europa!

Hoewel de kosten van de reddingspakketten duidelijk zijn, wordt er geen enkele inspanning gedaan om de verantwoordelijken en de rijken de kosten te laten betalen..De belasting op bankbonussen in Groot-Brittannië richt zich alleen op een klein deel van het probleem. De economische crisis is verstrengeld met de ecologische crisis (4) waaruit blijkt dat het kapitalisme economisch, ecologisch en politiek instabiel en onhoudbaar is.

De groeiende sociale strijd in heel Europa kan worden omgezet in een hefboom voor de ontwikkeling van een internationalistisch alternatief voor de crisis in Europa. Het bestaande loonmatigingsbeleid van de verschillende EU-landen heeft de werkende mensen van deze landen in gelijke mate getroffen. De populaire stelling in Duitsland, dat Griekenland een uitgavencrisis heeft, verbergt het punt dat het verlies aan lonen, werkloosheidsuitkeringen, en pensioenrechten van de Duitse arbeiders is dat in het laatste decennium in belangrijke mate heeft geleid onevenwichtig- heden in Europa.

Het blootleggen van deze waarheid is een belangrijke stap op weg naar het bouwen van een werknemersalliantie voor een alternatief Europa. Een internationalistische oplossing zou een sterker front in de kern en de periferie van Europa kunnen genereren in vergelijking tot de nationale alternatieven, zoals voorgesteld door Lapavitsas en collega's (2010) voor Griekenland op basis van het verlaten van de Euro en een antikapitalistische agenda. Een nationale oplossing in een klein land leidt tot isolatie en het voortduren van de problemen van onderontwikkeling op de lange termijn. Bovendien, tactisch gesproken, in de huidige situatie in Europa, heeft een anti-Europees en anti-euro beleid meer kans te leiden tot een nationalistische, rechtse mobilisatie dan tot een pro-labour antikapitalistische strategie. De linkse strategie heeft meer baat bij een internationalistisch alternatief.

De grote crisis pleit voor een belangrijke herstructurering of herziening van het bestaande beleid in de richting van een democratisch gepland, participerend socialistisch economisch model waarbij het uitgangspunt is de dringende problemen van de werkgelegenheid, de inkomensverdeling en de ecologische duurzaamheid:

• Publieke tewerkstelling in het openbaar vervoer, de isolatie van de bestaande woningvoorraad, het opbouwen van nul-energie-woningen, hernieuwbare energie, onderwijs, kinderopvang, verpleeghuizen, gezondheid, gemeenschap en sociale diensten;

• Een aanzienlijke verkorting van de arbeidstijd (parallel met de historische groei van de arbeidsproductiviteit) zonder inkomensverlies voor de werknemers om volledige werkgelegenheid te bereiken tegen een lager groeipercentage in overeenstemming met de koolstofemissie doelstellingen;

• Het opheffen van het bevriezen van de lonen en loonplafonds in de private ondernemingen, het opnieuw toe-eigenen van de failliete bedrijven onder arbeiderscontrole ondersteunt door openbare kredieten;

• Een Europees stelsel van werkloosheidsuitkeringen dat herverdeeld van lage naar hoge werkloosheidsregio’s;

• EU-begroting op het niveau van 5% van het BBP van de EU, gefinancierd door progressieve belastingen op EU-niveau;

• Fiscale coördinatie voor hogere en progressieve tarieven van de vennootschapsbelasting, successierechten, inkomsten- en vermogensbelasting met het hoogste marginale belastingtarief stijgend tot 90% boven een inkomensgrens, die overeenkomt met het inkomen van de rijkste 1% van de bevolking;

• Een progressieve vermogensbelasting op het bezit van staatsobligaties met het hoogste marginale belastingtarief reikend tot 100% boven een bepaalde drempel om de openbare schuld te herstructureren;

• Afschaffing van het Stabiliteit -en Groeipact(SGP);

• Maak van de ECB een echte centrale bank met de mogelijkheid om zowel te lenen aan de lidstaten als aan de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling;

• Nationaliseer de banksector en andere belangrijke sectoren zoals energie, vervoer, huisvesting, onderwijs, gezondheidszorg, sociale zekerheid onder democratische participatie en controle van de arbeiders en de belanghebbenden (consumenten, regionale vertegenwoordigers, enz.);

• Kapitaalcontroles binnen en tussen de grenzen van Europa.

Özlem Onaran is senior docent economie aan de Universiteit van Middlesex, Groot-Brittannië. Dit artikel is de vertaling van haar artikel in International Viewpoint IV Online magazine : IV424 - May 2010; Economic crisis: Fiscal crisis or a crisis of distribution? Squeeze the profits not the wages. Vertaler: Drs. H. van Maasakker, econoom en socioloog.

 


 

Bronnen:

Lapavitsas. C., Kaltenbrunner, N., Lindo, D., Michell, J., Painceira, J.P., Pires, E., Powell, J., Stenfors, A. , Teles, N. (2010). "Eurozone crisis: BEGGAR THYSELF AND THY NEIGHBOUR", Research on Money and Finance Occasional Report, School of Oriental and African Studies (pdf)

The Economist 2010a, "Greece’s sovereign debt crisis", April 17, 66-68.

The Economist 2010b, "Greece’s bail-out maths", March 27, 78. 

Noten:

1) Özlem Onaran heeft de relaties tussen een mondiaal dalend loonaandeel, toenemende mondiale onevenwich- tigheden en de huidige mondiale crisis empirisch geanalyseerd in haar paper “From the Crisis of Distribution to the Distribution of the Costs of the Crisis: What Can We Learn from Previous Crises about the Effects of the Financial Crisis on Labor Share" (pdf)

2) Tot de kernlanden van Europa met zowel een overschot of surplus op de handelsbalans als op de lopende rekening van de betalingsbalans worden volgens Joseph Halevi landen als Duitsland, Frankrijk, de Benelux en Oostenrijk gerekend zie J. Halevi, “G20 and Inter-capitalist Conflicts”

3) Volgens een geheim document besproken in de ecofin, de raad van Europese ministers van financiën, op 12 februari 2009, zaten de Europese banken op een berg aan “toxische financiële producten” van 16, 3 biljoen euro of 44 % van hun balansactiva. In een recent artikel stelt Edward Harrison, voormalig bestuurder van de Deutsche Bank, dat de Duitse banken nog steeds op een berg aan toxische producten zitten en ze ondergekapitaliseerd zijn, dit verklaart volgens hem de recente ommezwaai die Merkel gemaakt heeft in haar standpunt ten aanzien van financiële steunverlening aan Griekenland.

4) Het Amerikaanse en Europese economische model in de kernlanden bestaat uit een industrieel systeem waarbij olieverwerkende basisindustrieën goederen leveren aan de olieverbruikende auto-industrieën. Dit oliekapitalisme heeft ernstige ecologische gevolgen zoals milieu, klimaat, grondstof- en energiecrises (de vertaler).

Naar boven