Agenda

Geen geplande activiteiten.

Populair

Opstand, repressie en het imperialisme: Syrië op een kruispunt PDF Print Email
Geschreven door Mona Dohle op vrijdag, 12 augustus 2011

Toen de Tunesische en Egyptische opstanden begin dit jaar aan bekendheid wonnen, werd er door veel Midden-Oostendeskundigen benadrukt dat het onwaarschijnlijk was dat de opstanden zich ook naar Syrië zouden uitbreiden. Inmiddels gaan echter ook in Syrische steden steeds meer mensen de straat op, ondanks de meest bloedige repressie door het regime van Assad. De aanzwellende kritiek uit Washington laat echter zien dat de protestbeweging ook gevaar te duchten heeft uit imperialistische hoek.

De protesten in Syrië begonnen in maart met voorzichtige eisen van democratisering. Het antwoord van het regime was een bloedbad. Naar schatting zijn inmiddels meer dan 1700 mensen door het geweld van het leger om het leven gekomen. Het leger valt systematisch ongewapende burgers aan en schiet op bejaarden en kinderen. De beschietingen van woonwijken in de stad Hama afgelopen zondag, waarbij circa 100 mensen werden gedood, laten op gruwelijke wijze zien hoe ver Assads regime bereid is te gaan om in het zadel te blijven. 

De golf van geweld heeft echter een radicaliseringsproces ingeleid. Inmiddels is zelfs in de straten van Syrië de leus te horen die symbool staat voor de woede van de Arabische lente: ‘Het volk wil het einde van het regime’. Sterker dan in Tunesië en Egypte worden echter in Syrië de tegenstrijdigheden van het revolutionaire proces duidelijk. 

Er zijn verschillende redenen waarom veel experts over de regio eraan twijfelden dat een revolutie in Syrië succesvol zou zijn. In tegenstelling tot Mubaraks regime stond Bashar al-Assads regering namelijk nog relatief sterk. De macht van het regime werd op twee manieren gehandhaafd. 

Aan de ene kant onderdrukte het regime het volk met puur geweld. Sinds 1963 is Syrië in de praktijk een eenpartijstaat. In 1982 werd een opstand in Hama bruut neergeslagen. Daarbij kwamen 20.000 mensen om het leven. Het regime liet de stad met opzet enkele maanden in puin liggen om angst te verspreiden. Elke vorm van politiek verzet werd zo systematisch de kop ingedrukt dat mensen niet meer over politiek durfden te praten. Het regime van Assad genoot ondanks alle repressie echter ook relatief veel populariteit. 

Militaire coup 

Sinds 41 jaar houdt de Assad-clan het land in zijn greep. In 1970 kwam Hafez al-Assad, de vader van de huidige president, door een militaire coup aan de macht. Hij was deel van de rechtervleugel van de seculiere Ba’athpartij. In de Koude Oorlog werd Syrië bondgenoot van de Sovjet-Unie. De linkervleugel van de Ba’athpartij werd effectief monddood gemaakt. 

Net zoals in Egypte werd ook in Syrië het ‘Arabisch socialisme’, een vorm van staatskapitalisme, dominant. Terwijl in Egypte in de jaren zeventig een radicale breuk met dit ‘socialisme’ plaatsvond en de kant van de VS werd gekozen, vond in Syrië geleidelijk verandering plaats. Dit had belangrijke gevolgen voor de economische en geopolitieke ontwikkelingen. 

Op economisch niveau betekende dit dat de staat een sterkere controle over de verdeling van welvaart had. Er zijn verhoudingsgewijs weinig bedrijven geprivatiseerd. Pas onder de huidige president, Bashar al-Assad, vinden er geleidelijk neoliberale hervormingen plaats, die de klassentegenstellingen binnen de maatschappij aanscherpen. 

In Egypte bestaat er een sterk ontwikkelde arbeidersklasse. Sinds begin 2000 hebben miljoenen mensen aan stakingen en sit-ins deelgenomen en de arbeidersklasse speelde een sleutelrol in het succes van de Egyptische revolutie. In Syrië heeft de arbeidersbeweging zich nog niet op deze manier ontwikkeld. Tot nu toe hebben er bijna geen stakingen plaatsgevonden als middel tot verzet. 

Geopolitiek 

Ook op geopolitiek niveau neemt Syrië een andere positie in dan Egypte of Tunesië. In 1967 bezette Israël onder andere grote delen van de Egyptische Sinaïwoestijn en de Syrische Golanhoogte. Beide landen hadden verschillende strategieën om te proberen hun land terug te winnen. Egypte zette in op directe collaboratie met Israël. In 1978 sloot de toenmalige president, Anwar Sadat, een vredesverdrag met Israël. Daarna was Egypte een belangrijke bondgenoot van de VS en Israël. Dit is een belangrijke reden waarom veel Egyptenaren geen vertrouwen meer in Mubarak hadden. 

Syrië heeft echter de directe collaboratie met Israël geweigerd en Palestijnse verzetsgroepen gesteund. Assads regime is daarom een doorn in het oog van het Westen. Het ‘anti-imperialisme’ van Assad is echter puur cosmetisch. Het regime wisselt permanent tussen openlijk confrontatie en informele collaboratie. Zo heeft Hafez al-Assad in de jaren zeventig ook de extreem-rechtse Falangisten in Libanon gesteund, en Saddam Husseins invasie van Koeweit. In de ‘oorlog tegen terrorisme’ wordt Syrië door de CIA als detentiecentrum gebruikt. Desondanks voerde Syrië gedeeltelijk een oppositie tegen de hegemonie van de VS in de regio. 

Daarbij komt een ander aspect: het gevaar van westerse interventie. Het voorbeeld van Libië heeft laten zien dat een protestbeweging die met harde repressie geconfronteerd wordt het doelwit kan worden van een ‘humanitaire interventie’ door het Westen. Meer dan in Egypte lopen de opstanden in Syrië het risico om verdeeld te raken door verwarring over wat ‘anti-imperialisme’ inhoudt. Zo heeft Hassan Nasrallah, de leider van Hezbollah, openlijk zijn steun voor Bashar al-Assad steun uitgesproken. Hij hoopt hiermee het imperialisme te verzwakken, maar keert zich tegelijkertijd tegen de massale beweging van onderaf. 

‘Anti-imperialisme’ 

Dit geeft iets belangrijks aan over de veranderde machtsverhoudingen binnen de oppositie. In de afgelopen jaren, waarin er nauwelijks politiek verzet in de Arabische wereld plaatsvond, waren groepen als Hezbollah en de Moslimbroederschap belangrijke factoren in de strijd tegen het imperialisme. Maar op het moment dat de massa’s in beweging komen verschuift hun bewustzijn naar links. Religieuze organisaties als Hezbollah of de Moslimbroeders krijgen nu een spiegel voorgehouden. Zij gedragen zich conservatief en sluiten niet meer bij de radicaliserende massa’s aan. 

Hoe moet links zich ten opzichte van de Syrische opstand opstellen? Het is cruciaal om te benadrukken dat het niet gaat om een keuze tussen het ‘anti-imperialisme’ van Assad en steun voor buitenlands ingrijpen. De oplossing kan alleen liggen in de beweging van onderaf, die nu van dag tot dag groeit. Het is ook niet onvermijdelijk dat de Syrische oppositiebeweging een speeltje in handen van het Westen wordt. De eenheid van de oppositie en haar verzet tegen sektarische en etnische verdeeldheid laten zien dat er de potentieel bestaat om onafhankelijk van het Westen een sterke beweging voor sociale verandering op te bouwen. 

Tot nog toe is het de oppositie echter niet gelukt een doorbraak te forceren. De relatieve zwakte van de arbeidersbeweging en de dreiging van imperialistische interventie kunnen de beweging in de armen van het Westen drijven. 

Wil de beweging resultaat boeken, dan moet zij zich uitbreiden naar de grote, strategisch doorslaggevende steden Damascus en Aleppo, en tegelijk sektarische verdeeldheid en door het Westen gesteunde groeperingen in bedwang houden. De demonstranten moeten vechten om het onafhankelijke karakter van hun opstand te behouden. Anders dreigt eenzelfde rampzalige scenario als het Westen in Libië in gang gezet heeft, en delft de beweging in Syrië het onderspit. 

Dit artikel verscheen eerder op socialisme.nu


Naar boven