Agenda

Geen geplande activiteiten.

Populair

Is er nood aan een nieuwe linkse partij in Brazilië? PDF Print Email
Geschreven door Mario Maestri en Gilberto Calil (PSol) & Valter Pomar (PT) op dinsdag, 23 november 2004

De neoliberale bocht van Lula leidde tot de oprichting van een nieuwe linkse partij in Brazilië, de Partij voor Socialisme en Vrijheid (de PSol, waarbij die Sol ook als 'zon' kan gelezen worden). En de oprichting van die partij ontketende dan op zijn beurt een levendig debat in de Braziliaanse linkerzijde over de juistheid en de mogelijkheden van deze keuze. Rood publiceert twee verschillende standpunten: de eerste tekst is van de hand van Mario Maestri en Gilberto Calil, stichtende leden van de PSol. De tweede bijdrage staat kritisch tegenover de nieuwe partij. Het gaat om een artikel van Valter Pomar, een vroegere ondervoorzitter van de Arbeiderspartij (PT, de partij van president Lula). Hij maakt deel uit van een linkse tendens die samen met Socialistische Democratie (Vierde Internationale) de linkerzijde van de PT groepeert. De Braziliaanse afdeling van de Vierde Internationale is verdeeld over de zaak. Een meerderheid van Socialistische Democratie besloot in de PT actief te blijven, terwijl andere kameraden dan weer volop meewerken aan de oprichting van de PSol. Onder hen bijvoorbeeld Heloïsa Helena, parlementslid uit Alagoas, die net verkozen werd tot voorzitster van de PSol.

Mario Maestri en Gilberto Calil. De oprichting van de PSol beantwoordt aan een echte behoefte binnen de wereld van de arbeid. Die wordt immers op een systematische wijze aangevallen door een regering die geleid wordt door een partij die voorheen nochtans gesticht werd door militanten van de sociale bewegingen. Vandaag staat die PT echter voor een totale kapitulering voor de neoliberale politiek; er zijn de aanvallen tegen de sociale rechten, er is de samenwerking met obscure gecorrumpeerde milieus, een actieve steun aan de dominante politiek van het imperialisme (door het sturen van Braziliaanse troepen naar Haïti bijvoorbeeld), de ondersteuning van de VN-legitimatie van de oorlog in Irak etcetera.

Die metamorfose van de PT is echter niet gisteren gestart. Ze maakt deel uit van een lang proces dat onder   meer leidde tot de financiering van electorale campagnes door grote private firma's, tot een groeiende bureaucratisering van de instanties van de partij, tot het achterwege laten van klasseneisen etcetera.

Naarmate dit conservatisme zich in de partij wist te nestelen, daalden de kansen evenredig om nog langer de historische eisen van de PT te verdedigen. De partij was niet langer een organisatie die opkwam voor het socialisme en die kon steunen op het militante engagement van de basis.

Algemene kapitulatie

Tijdens de tweede helft van de jaren 90 begonnen duizenden militanten van de sociale bewegingen te breken met de PT, zonder zich te gaan identificeren met een andere bestaande partij. Dit proces werd nog eens versneld door de politiek die gevolgd werd door de PT in de administraties van de staten waar de partij aan de macht kwam en vooral door de algemene kapitulatie die bleek uit de "open brief aan alle Brazilianen" van Lula voor de verkiezingen van 2002. In 2003 kreeg dat proces nog maar eens een duw door het feit dat de regering onder leiding van Lula Da Silva de neoliberale politiek van zijn voorganger Fernando Henrique Cardoso voortzette.

De regering van Lula werd van bij haar vorming gedomineerd door rechtstreekse vertegenwoordigers van het groot financieel Kapitaal en van de nationale exportbedrijven (Rodrigues, minister van Landbouw; Furlan, minister van Buitenlandse handel) alsook door vertegenwoordigers van het internationale kapitaal (Meiresses, directeur van de Centrale Bank, Palocci, minister van economie). Vervolgens opende deze regering het vuur op de verworvenheden van de loontrekkenden, wat leidde tot een golf van sociaal verzet, en opnieuw een breuk teweegbracht tussen de PT en een belangrijk deel van haar basis;:de ambtenaren uit de publieke diensten. We kunnen dus spreken over een wig tussen de PT als regeringspartij en haar historische basis.

Die oppositie tegen de neoliberale hervormingen van het pensioenstelsel -een oppositie die in de eerste plaats kwam vanuit de publieke sector- werd ondersteund door vier radicale parlementairen nl. Heloisa Helena, Luciana Genro, Joao Fontes en Baba. Zij kozen onvoorwaardelijk de kant van de loontrekkenden en werden om die reden op smerige wijze uitgesloten uit de PT.

Opnieuw beginnen

De mobilisatie van de werknemers uit de publieke sector heeft de voorwaarden gecreëerd voor het ontstaan van een beweging die ijverde voor een nieuwe partij. In januari 2004 hebben de vier parlementairen, ondersteund door diverse tendensen, stappen vooruit gezet in de oprichting van die nieuwe partij: naast de vier parlementairen met hun achterban bevonden zich onder de oprichters ook nog een groep syndicalisten en militanten die gebroken hadden met de PSTU (Eéngemaakte Socialistische Arbeiderspartij) en de beweging Aarde, Werk en Vrijheid, een organisatie die strijd levert tegen het grootgrondbezit. Het is erg jammer dat de leiding van de PSTU voorwaarden stelde die verhinderden dat het meest militante en strijdvaardige deel van deze partij actief kon meewerken aan de oprichting van de nieuwe partij. In juni, nauwelijks vijf maanden na de eerste intentieverklaring, was het dan zover: er vond een eerste nationale ontmoeting plaats ter gelegenheid van de oprichting van de PSol, waaraan 800 vertegenwoordigers deelnamen; onder hen vertegenwoordigers van de studentenbeweging, de lerarenvakbonden, militanten van boerenbewegingen, arbeiders etcetera.

Deze nationale ontmoeting sloot de eerste fase af van de oprichting van de nieuwe partij, een fase die onvermijdelijk ook moeilijkheden en uitdagingen met zich meebracht. Er werden een voorlopig programma en statuten aangenomen. De aanwezigen konden vrij makkelijk een akkoord bereiken, en dat ondanks hun veelal verschillende politieke tradities. Dit betekent dus een belangrijke stap vooruit in de opbouw van collectief programma dat een vertaling moet zijn van de belangrijkste tendensen, behoeften en noodzakelijkheden van de klassenstrijd in Brazilië vandaag. Een nieuwe afspraak komt eraan in januari 2005 met de tweede nationale ontmoeting van de Psol. (zie www.alencontre.org)

Links staat voor keuzes

Valter Pomar. De regering Lula is het resultaat van minstens twintig lange jaren van accumulatie van krachten in de Braziliaanse linkerzijde. Vandaag voert onze regering een economische politiek die niet raakt aan de hegemonie van het financiekapitaal, de agro-voedingsindustrie en de exportsector. De tegenstelling tussen wat president Lula vroeger deed en wat hij vandaag doet, laat toe om de ambivalente politieke houding van de heersende klasse tegenover deze regering te verklaren. Een nederlaag voor de regering van Lula zou  "objectief" bekeken een versterking van rechts betekenen. En daarom is het nogal gevaarlijk om slechts die mensen 'links' te noemen, die opkomen tegen de regering of die proberen de regering te doen vallen - dat laatste is immers wat anders dan zelf een politieke activiteit ontwikkelen op het publieke terrein om de huidige oriëntatie van de PT te wijzigen.

De recent gestichte Psol beweert te bouwen aan een linkse oppositie tegenover de regering Lula. Uiteraard gaat het dan niet om een constructieve oppositie van buitenaf die tot doel heeft om een koerswijziging voor de PT door te drukken. Als dat het geval was, zou er eigenlijk weinig of geen verschil bestaan tussen de opstelling van de Psol en de opstelling van de linkerzijde binnen de PT. De Psol wil net een destructieve oppositie voeren, alsof het mogelijk zou zijn om de rechterzijde én de PT samen te bestrijden en op die manier het land een linkse, socialistische en waarachtig democratische regering te bieden.

Paradoxaal genoeg, lijkt de Psol nu hetzelfde organisatiemodel te volgen als de PT. Dat is eigenlijk normaal want wie reëel wil wegen op de klassenstrijd in dit land heeft een massale basis én parlementairen nodig en moet deelnemen aan verkiezingen. Maar terwijl de PT, die als kleine partij van start ging, is kunnen groeien doorheen een enorme golf van politieke strijd, ziet de Psol vandaag het daglicht in een periode van zwakke strijd. Meer nog, terwijl de PT in die eerste periode relatief weinig belang hechtte aan de institutionele strijd, hecht de Psol vandaag buitensporig veel aandacht aan haar parlementairen en schuift ze nu reeds een kandidaat naar voor voor het presidentschap van de Republiek (waarmee de jonge partij op karikaturale wijze de tragische afhankelijkheid die de PT zelf creëerde ten opzichte van de figuur van Lula, reproduceert).

Het is dus duidelijk dat het politieke en sociale proces dat meer dan twee decennia duurde en dat het politieke en sociale project van de PT deed wijzigen, evenzeer bepalend blijkt voor de Psol en dat vanaf haar eerste dag! En dat zal ook het geval zijn voor andere sectoren die zouden willen breken met het experiment van de PT en de regering -  behalve misschien voor zij die echt energie zouden willen steken in de uitwerking van een heel andere strategie...

De verandering in opstelling van de PT van de jongste tien jaar lijkt veel op een versnelde versie van de beweging die de Europese sociaal-democratie aflegde tijdens een ganse eeuw : van revolutie naar reformisme, van socialisme naar kapitalisme, van sociaal-democratisch kapitalisme naar neoliberaal kapitalisme (eventueel via de ideologie van de 'derde weg'). Het probleem waar we vandaag voor staan betreft veel meer dan enkel de politieke objectieven van de PT of de regering Lula vandaag. Het komt er vandaag op aan om in de Braziliaanse arbeidersklasse terug een democratische, volkse, socialistische impuls teweeg te brengen, die er wel was eind jaren 70 en in de jaren 80.

Is het mogelijk het land te veranderen zonder de kwestie van de macht en de staat te stellen ? Is het mogelijk het probleem van de macht op te lossen zonder strijdbewegingen en een politiek-partidaire organisatie? Hoe kan je verhinderen dat een linkse partij gecoöpteerd wordt door de burgerlijke orde ? Of dat ze herleid wordt tot een "eeuwige kleine minderheid", zoals de meerderheid van de socialistische en revolutionaire partijen ?

Het antwoord op deze vragen zullen we niet vinden door ons ongeduld om te vormen tot een theoretisch argument, noch door te vergeten dat de eigenlijke vijand de rechterzijde is. Wij hebben nood aan politieke en sociale slagkracht om te komen tot een alternatieve strategie en een alternatief programma. Die kracht zullen we niet putten uit een nederlaag van onze regering. Het is eerder zo dat een afgang van de regering Lula zal leiden tot een brutale achteruitgang van de krachten van het socialisme en van de vrijheid op de Braziliaanse politieke scène. Daarom kiezen wij ervoor om in de mate van het mogelijke de strijd verder te zetten voor de transformatie van de doelstellingen van de PT en de regering, met het grootste respect voor zij die ervoor gekozen hebben om een andere weg in te slaan.

(zie Inprecor september 2004)

Naar boven