Agenda

Geen geplande activiteiten.

Populair

Boekbespreking: De mythe van de groene economie PDF Print Email
Geschreven door Bruno De Wit op zondag, 18 augustus 2013
De mythe van de groene economie van Anneleen Kenis en Matthias Lievens is een interessant, nuttig en goed gedocumenteerd werk, dat een verdiend succes werd. Dankzij dit boek hadden heel wat Nederlandstalige lezers voor de eerste  keer toegang tot een nogal volledig overzicht op de analyses en denkpistes die in de internationale “ecosocialistische” stroming leven. Een boodschap die je als volgt zou kunnen samenvatten: “geen ecologie zonder socialisme, geen socialisme zonder ecologie”. Veel mensen zullen dan ook het oordeel van Prof. Ulrich Melle (KUL) kunnen delen: “Ik ken geen ander boek dat op zo’n heldere, bevattelijke et beknopte wijze de ecologisch-sociale krisis in beeld brengt, vervolgens de wortels ervan blootlegt om tenslotte de voorgestelde oplossingen (…) in kaart te brengen”. 

 

Anneleen Kenis et Matthias Lievens ontwikkelen in hun boek in feite een uiteenzetting die gelijk loopt met degene die door onze kameraad Daniel Tanuro werd gemaakt in zijn boek L’impossible capitalisme vert en een ganse reeks artikels. Heel wat geciteerde voorbeelden komen dan ook in beide werken terug (2). Rode draad doorheen “De mythe van de groene economie” is in feite de verantwoordelijkheid van het kapitalisme in de klimaatverandering, en de uitdaging die deze voor het systeem stelt, de onmogelijkheid deze uitdaging tegemoet tegaan door middel van marktmechanismen (koolstofmarkt enz.), het niet volstaan van antwoorden louter in de sfeer van de consumptie en de noodzaak ook op het terrein van de productie structurele maatregelen te nemen. Maatregelen die niet onderworpen mogen blijven aan de allesoverheersende efficiëntiekosten. 

 

Zoals Tanuro en anderen pleiten beide auteurs voor een overgang naar hernieuwbare energiebronnen, wat een belangrijke vermindering moet inhouden van de energieconsumptie, dus een breuk met het productivisme. Ze leggen ook terecht de nadruk op het feit dat technologiëen niet sociaal neutraal zijn.

 

Bij de meer originele aspecten van het werk, vinden we ondermeer de bedenkingen bij de noodzaak de ecologische strijd te (her-)politiseren, het uitdiepen van de kwestie van de commons en de manier waarop de noodzakelijke gedragswijzigingen worden benaderd, iets waarvan het belang niet kan worden ontkend. De mythe eindigt op een kort overzicht van de eerste aanzetten tot een ecosyndicalisme, een fenomeen dat Anneleen Kenis et Matthias Lievens uiterst wenselijk achten, evenals een samenvloeien van sociale en milieustrijd. Het spreekt vanzelf dat we deze conclusies volledig kunnen delen. 

 

Na lezing van « De mythe », lijkt het ons dat twee thema's toch verder uitgediept moeten worden onder de voorstanders van het ecosocialisme. 

 

Het eerste is historisch: Anneleen Kenis en Matthias Lievens nemen van Daniel Tanuro de analyse over van het “bureaucratisch productivisme” in de vroegere Sovjetunie en de vergelijking ervan met het kapitalistisch productivisme. Maar voor hen is de enorme ecologische schade die onder het “reëel bestaande socialisme” werd aangebracht te wijten aan het “democratische deficit van een aantal van deze regimes” (pag. 234). “Openbaarheid van informatie, vrijheid van onderzoek en democratische inspraak kregen in het “reëel bestaande socialisme” nauwelijks een kans”, schrijven zij (pag. 236). Deze uitleg is manifest onvoldoende. 

 

Ze moffelt de bureaucratische contrarevolutie weg die uitliep op de totale onderwerping van het wetenschappelijk onderzoek, op de gedwongen collectivisering op het platteland -waarvan de sociale en ecologische gevolgen heel groot waren- alsook de realisatie van allerlei onnodige monsterprojecten door honderdduizenden dwangarbeiders, waaronder heel wat mensen wiens enige misdaad was dat ze trouw bleven aan een socialistisch project gebaseerd op de macht aan de arbeidersraden (3). De goelag is geen “democratisch deficit”! 

 

Een tweede onderwerp van discussie betreft de toekomst en de strategie van het ecosocialisme tegenover de groene sector van het kapitaal. Lievens en Kenis hebben gelijk volgende vaststelling te maken: “De vergroening van het kapitalisme leidt ook tot spanningen binnen de kapitalistische klassen zelf. (…) “Verlichte” bedrijfsleiders smeken om een nieuw klimaatakkoord. (…) Maar belangrijke mastodontbedrijven blijven op de rem staan” (pag. 157). Het vervolg van de tekst is nochtans betwistbaar: “Het is nog maar de vraag of de groene kapitalisten hun gevecht tot een goed einde zullen kunnen brengen. Daarvoor zullen ze de steun nodig hebben van milieubewegingen, vakbonden, burgers, werkende mensen, boeren- en vrouwenbewegingen” (pag. 157-158). 

 

Deze conclusie lijkt op het eerste zicht in tegenstelling met de algehele tonaliteit van het boek. Naar het einde van hun werk toe schrijven de auteurs bijvoorbeeld: “de ecologische crisis neemt gigantische proporties aan, de grondoorzaak is het huidige kapitalistische maatschappijbestel, maar er zijn alternatieven, en dus kunnen we er iets aan doen” (pag. 264). 

 

Nochtans constateren we, als we het van dichtbij bekijken, dat deze zin in meerdere of mindere mate antikapitalistische conclusies inhoudt, naargelang het belang dat wordt gegeven aan het kwalitiatief “huidige”. Inderdaad, een “ander” kapitalistime dan het huidige kapitalistische systeem, dat gebaseerd is op fossiele energie, is zonder twijfel mogelijk in de toekomst. Maar de prijs die we ervoor moeten betalen is een catastrofe op grote schaal (een stijging van de zeespiegel van de oceanen van twee meter of meer), gekoppeld aan een toename van de sociale ongelijkheid. Het ecosocialisme zou dan ook zijn ziel verliezen als het ook maar de minste steun zou verlenen aan “verlichte bedrijfsleiders”.

 

Noten: 

 

1) Anneleen Kenis en Matthias Lievens, De mythe van de groene economie. Valstrik, verzet, alternatieven , EPO & Jan Van Arkel, 2012. 

 

2) Daniel Tanuro, L’impossible capitalisme vert, La Découverte, 2010. Sinds deze zomer wordt bij “De Mythe” een erratum gevoegd dat een aantal onvolledige referenties rechtzet.

 

3) Zo zou het graven van het kanaal tussen de Witte Zee en de Baltische Zee, een overbodig en ecologisch schadelijk monsterproject, het leven hebben gekost aan 20 000 goelaggevangenen.

 

 

Naar boven