Agenda

Geen geplande activiteiten.

Populair

Tunesië: De arbeidersbeweging op het kruispunt PDF Print Email
Geschreven door Sarah Bernard en Wafa Guiga op dinsdag, 11 juni 2013
De moord op Chokri Belaïd (6 februari 2013), secretaris-generaal van de Partij van de Verenigde Democratische Patriotten en leider van het Volksfront (FP), toonde goed hoezeer de krachten van de reactie aan zelfvertrouwen hebben gewonnen, en hoe kritiek de periode in Tunesië is geworden. Op twee jaar tijd was de bourgeoisie in staat om zich te reorganiseren en zijn politieke macht te behouden.

De arbeidersbeweging wordt intussen geconfronteerd met historische keuzes die de evolutie van de situatie zullen bepalen. 

 

Alle aanleidingen voor de sociale mobilisaties zijn nog steeds aanwezig. De economische crisis neemt nog steeds toe en er werd geen enkel acceptabel perspectief gegeven aan de werkende bevolking. De werkloosheid is gestegen tot meer dan 17%, waarvan de helft (350 000 tot 380 000 mensen) gediplomeerden zijn. De inflatie stijgt naar 7 – 9%, wurgt de arme gezinnen en de geleidelijke ontmanteling van de levensvoorwaarden laten zich ook voelen bij de middenklasse. De islamitische regering reageert door steeds gewelddadiger op te treden: aanvallen op manifestaties, aanvallen tegen lokale vakverenigingen en politieke verenigingen, willekeurige arrestaties en in vele gevallen martelingen van gearresteerde militanten. Er werd geen enkele toegeving gedaan aan de werknemers, om de lokale bourgeoisie en de imperialistische machten, de “moderne ”concurrenten van Ennahda, tevreden te stellen.

 

De Tunesische economie is erg afhankelijk van de imperialistische machten, buitenlandse markten (toerisme, outsourcing, de export van grondstoffen) en de schulden aan de rijke landen en de internationale instellingen. Ennahda hangt dus af van de “goodwill” van deze actoren. Waar zijn maatschappelijk project dagelijks tot uiting komt in ernstige schendingen van de burgerlijke vrijheden– vooral deze van de vrouwen –, is het toch genoodzaakt voor een minimum aan politieke stabiliteit te zorgen om de belangen van de beleggers te beschermen.

 

Ennahda tracht ook de verschillende islamitische milities te beheersen, zodat het geweld, voldoende aanwezig om de sociale krachtenbundeling te belemmeren door de angstaanjagende aanwezigheid van een islamitisch getinte maatschappij, tegelijkertijd op een voldoende laag niveau blijft zodat de belangen van het kapitaal niet verstoord worden. Als sommige van deze milities proberen de overhand te halen, aarzelt Ennahda niet om deze te onderdrukken. Een confrontatie tussen de politie en salafisten op 13 april eindigde met de dood van een salafist door het afvuren van scherpe munitie, waarmee Ennahda wil aantonen dat ze de situatie onder controle heeft.

 

De economische keuze van Ennahda

 

Op economisch vlak geeft Ennahda steeds meer garanties aan de imperialistische machten. Een  voorontwerp voor een nieuwe wetgeving rond inversteringen werd door de minister van Financiën eerst voorgesteld aan de Franse verkozenen, voor men dit deed voor het  Tunesische parlement! 

Ze geeft buitenlandse kapitalisten de mogelijkheid in het bezit te komen van tot 30 % van de Tunesische landbouwgrond en, van , in het geval de activiteiten volledig op de export gericht zijn,  van serieuze fiscale voordelen te genieten, en de betaling door de Tunesische staat van de salarissen van de landarbeiders. De regering heeft zich er ook toe verbonden nog een Structureel Aanpassingsplan uit te voeren, om zo een nieuw krediet van het IMF te krijgen ten bedrage van 1,75 miljard dollar.

 

De invloed van deze garanties begint men te zien op Europees vlak: Duitsland bereidt zich voor om nieuwe investeringen te doen in het land. De Franse regering vermeerdert de ontmoetingen met de verantwoordelijken van Ennahda, en legt zo de hypocrisie bloot van de verklaringen van Valls over de opkomst van een islamitisch fascisme in Tunesië. Het moet gezegddat met zulke garanties voor hun belangen de imperialisten veilig zitten.

 

Men moet zich dus niet verbazen over de steun van voormalige leiders van de Benalisten aan de islamitische organisatie Ennahda. Met Béji Caïd Essebsi op kop. De voormalige Minister van Binnenlandse zaken onder Bourguiba, voormalige voorzitter van de nationale assemblee onder Ben Ali, was eerste minister van 27 februari tot 23 oktober 2011. Hij is nu de leider van de «modernisten», gegroepeerd in Nidaa Tounes (“Roep van Tunesië”) en komt op tegen Ennahda rond het thema van het secularisme. Maar toen hij in 2011 aan de macht was, en zelfs na de verkiezing van de grondwetgevende macht van Tunesië, heeft hij ze bij momenten openlijk gesteund. De bourgeoisie was eigenlijk op zoek naar een organisatie om ze te vertegenwoordigen in de instellingen en de Benalisten waren nog een tijd gedwongen om discreet te blijven.

 

Het «modernisme» zoals vertegenwoordigd door Essebsi, is dus slechts een façade voor een reactionaire politieke inhoud. Kortom, het is het ook verenigbaar met de politieke islam van het slag dat Ennahda verrdedigt, dat binnen de imperialistische wereldorde blijft. De verschillen tussen beiden zijn slechts een conflict binnen de bourgeoisie over de beste manier om hun belangen te verdedigen. In deze wedstrijd blijkt Ennahda een doeltreffende politieke organisatie te zijn die in staat is om problemen te beheren, ze slaagt erin om haar macht in stand te houden en te profiteren van de welwillendheid van de imperialistische machten telkens hun gemeenschappelijke vijand – de arbeidersklasse – zijn potentieel toont. Op hun beurt hebben ook “de modernisten” hun vastberadenheid laten zien om de arbeidersbeweging te onderdrukken toen Essebsi nog premier was. Dat noemden ze dan het handhaven van het «prestige van de staat».

 

De politieke gevolgen van de moord op Belaïd

 

Het is in deze context dat de aanvallen op de arbeidersbeweging en haar vertegenwoordigers frequenter en gewelddadiger geworden zijn.

 

Chokri Belaïd werd, net als vele politieke militanten, vakbonden en activisten ,sinds maanden– soms in het openbaar - met de dood bedreigd. Geweld kwam steeds meer voor, met de aanvallen op militanten van verschillende lokale organisaties, bijeenkomsten van de oppositie (zelfs de burgerlijke) als op scholen, universiteiten, ziekenhuizen, enz.… Sommige van deze milities zijn openlijk en direct verbonden met Ennahda, andere profiteren op zijn minst van de welwillendheid van het Ministerie van Binnenlandse Zaken. De context was daarom zeer geschikt voor een dergelijke aanslag, waarvan enkel de datum en het slachtoffer nog niet gekend was. Toen het nieuws van de moord op Belaïd, ‘s ochtends op 6 februari, zich begon te verspreiden, vonden er  in verschillende steden spontane manifestaties en bijeenkomsten plaats. De dag van de begrafenis, werd een rouwstaking, waartoe eerst was opgeroepen door het Volksfront, daarna goedgekeurd door de organisatie van het Tunesisch patronaat (UTICA), en ten slotte ook van de leiding van de UGTT, en bescherming kreeg van  het leger, massaal gevolgd. Honderdduizenden personen namen deel aan deze dag van rouw in de hoofdstad en de rest van het land, om hun afschuw tegen dit ultiem geweld tegen politieke tegenstanders uit de drukken.

 

Op dat moment bleek Ennahda geïsoleerd, maar niet verslagen. Ze is er in geslaagd –voornamelijk door in te spelen op haar eigen diversiteit- met de internationale druk om te gaan die haar eraan herinnerde dat de internationale steun aan haar regering afhing van het bewaren van een zekere respectabiliteit. De Eerste Minister Hamadi Jebali trad naar voor als een gematigde tegenstander van het extremisme van de leider van Ennahda, Rached Ghannouchi. Velen lijken bereid om de misdaden van Jebali te vergeten, waaronder het schieten met scherp op de betogers van Siliana (in december 2012). Onder de «modernisten» willen velen hem zien als de vereniger die het land uit de crisis zou leiden door een nieuwe regering samen te stellen van technocraten, met steun van de oppositie. Maar nadat ze hem de hand reikte, is de “modernistische” oppositie uiteindelijk toch niet tot een akkoord gekomen met de regering, onder meer door de massale afwijzing van zulk akkoord door een deel van zijn potentiële kiezers (een deel van de kleinburgerij).

 

De reactie van de arbeidersbeweging was ook onvoldoende groot om de politieke crisis te verdiepen. Na de begrafenis zijn er geen oproepen tot staking geweest, die druk op de ketel hadden kunnen houden. In tegendeel, de leiding van de UGTT, die nogmaals de rol van de vakbond herleidde tot die van bemiddelaar tussen verschillende krachten, heeft zeer vlug het initiatief genomen voor een nationale dialoog, ook met de regeringspartijen. Dit gaf opnieuw legitimiteit aan Ennahda.

 

De organisaties van het FP werden verscheurd tussen het verlangen naar onafhankelijkheid tegenover de partijen van de bourgeoisie en de verleiding om een breed front tegen Ennahda te vormen. Het Volksfront omvat alle Tunesische linkse partijen, ook de Arabisch-nationalistische partijen, allerlei verenigingen en onafhankelijken. . Het Volksfront werd in oktober 2012 opgericht met als doelstelling “een alternatief te bieden voor een echte regering en zo de valse tweedeling te doorbreken die doet alsof er “twee polen” tegenover elkaar staan, twee polen die in feite akkoord zijn over de economische politiek die moet gevoerd worden, die allebei gehecht zijn aan een liberale politiek en onderworpen blijven aan buitenlandse kringen, ook als de ene een religieus kleed aantrekt en de andere zich voordoet als “modernisten”. Een aantal militanten verwijten momenteel de leidingen van hun organisaties niet toegelaten te hebben dat het Volksfront op dat moment naar voor kwam als drager van een alternatief dat klaar en duidelijk verschillend en onafhankelijk was van dat van de «modernisten».

 

Uiteindelijk werd een nieuwe regering gevormd met de voormalige minister van Binnenlandse Zaken als eerste minister en technocraten op sommige ministeries. De nieuwe Minister van Binnenlandse Zaken, nochtans voorgesteld als “gematigd”, was er snel bij om het grove geschut gebruiken tegen de stakers van Mdhilla tijdens een betoging van werklozen (27 maart) tegen de resultaten van een recente aanwervingscampagne van de fosfaatfabriek in Gafsa. Op een paar weken tijd heeft Ennahda zijn macht opnieuw gevestigd.

 

De arbeidersbeweging aarzelt

 

Zonder te speculeren over wie de precieze daders en de aanstichters van de moord op Chokri Belaïd waren, merken we in elk geval dat er opnieuw angst is, dat het Volksfront verzwakt is en de arbeidersbeweging een klap hebben gehad na deze moord, althans op korte termijn.

 

Waar er nog strijd is, is ze zwakker geworden. Er zijn stakingen in verschillende sectoren, maar ze zijn voornamelijk defensief geworden, en leiden zelden tot overwinningen. Het meest recente voorbeeld is de staking van 80% van de 6000 werknemers van Téléperformance (TP) tussen 1 en 3 april, tegen een onredelijk ontslag, de onaanvaardbare werkomstandigheden en de weigering van het management om zich aan de beloofde loonsverhoging van 4% te houden.

 

Deze staking is vrij representatief voor de huidige toestand. Enerzijds toonde ze aan dat er nog steeds heel wat mogelijkheid is te mobiliseren, maar anderzijds toonde ze ook het lage niveau van zelforganisatie. Het begon met een hongerstaking, een teken van demoralisatie, en werd omgezet in een georganiseerde beweging na de directe tussenkomst van vakbondsleiders, die begonnen te onderhandelen over een overeenkomst met de directie van TP. Die overeenkomst hield loonsverhogingen en de heropname van werknemers die ontslagen werden omdat ze meededen aan de staking, in. Maar de vakbond heeft toegevingen gedaan: De UGTT streeft ernaar “om de sociale vrede bij Téléperformance te bevorderen” en beperkt de mogelijkheden tot mobiliseren van de werknemers. 

 

De militanten van het Volksfront maken deel uit van alle mobilisaties tegen het beleid van de overheid en de patroonsorganisaties tegen de arbeiders en helpen die mobilisaties in stand te houden. Het Volksfront verdedigt een noodplan rond de eisen van loonindexatie, arbeidsduurverkorting, opschorting van de betaling van de buitenlandse schuld van de Staat, tegen het bezuinigingsbeleid en tegen de structurele aanpassingsplannen opgelegd door het IMF.

 

Echter, sinds de moord op Belaïd, draaien discussies van de leiding van het Volksfront vooral rond het initiatief van het UGTT voor een nationale dialoog over de geweldloosheid, de oprichting van een onafhankelijk kiescollege, de afronding van de Grondwet en de electorale agenda. Als het debat enkel over “institutionele aangelegenheden” gaat, dreigt Ennahda dreigt hiervan te profiteren. Zij winnen imers tijd om nog meer van hun mannetjes in het staatsapparaat te installeren. En wat met Nidaa Tounes, dat ook geen enkel geloofwaardig antwoord kan bieden aan de werkende bevolking?

 

Sommige militanten van het Volksfront verwijten hun leiders dat ze niet vlug genoeg het politiek geweld besproken hebben, en de discussie over maatregelen van zelfverdediging van de werkende bevolking uit de weg te zijn gegaan.De arbeidersklasse en de massa van de bevolking mag enkel op zichzelf vertrouwen om zich te beschermen. Sterker nog, het lijkt nog steeds niet de bedoeling om een beleid van actieve verdediging van de arbeidersbeweging te ontwikkelen. Heel wat activisten, van de verschillende organisaties van het Volksfront, zijn echter van mening dat het mogelijk is te mobiliseren rond deze kwestie. Gezien de eerdere ervaring van de zelfverdedigingscomités in de wijken van eind januari 2011, leeft het idee nog steeds in bredere lagen. 

 

De militanten die deze bezorgdheid delen, verwijzen naar een belangrijk aspect van de huidige situatie. Indien de arbeidersorganisaties er toe komen zulke politiek van actieve zelfverdediging aan te nemen en op te bouwen en deze voorstellen aan andere componenten van de politieke oppositie (en zo hun contradicties bloot te leggen), zullen ze veel geloofwaardiger zijn in de ogen van de arbeidersklasse. Zo kunnen ze bewijzen echt op te komen voor de belangen van de werknemers. Dat betekent een geloofwaardig, actief, concreet en revolutionair alternatief voor het huidige systeem naar voor schuiven. Op dat moment zou zelfs de vleugel van de “modernisten” van de kleine bourgeoisie kunnen kantelen. Maar zover zijn we nog niet. De arbeidersbeweging verschijnt nog steeds eerder als louter een protestbeweging, die onvoldoende onafhankelijk is van de syndicale leiders en hun passieve houding.

 

Als de ontevredenheid van het volk zo diep, maar tegelijkertijd het niveau van de zelforganisatie voor de strijd, zo zwak is, en de sociale mobilisaties zo aarzelend blijven, zullen de heersende klassen hiervan profiteren. Het alternatief zal dan zijn ofwel nog meer ruimte voor de meest reactionaire krachten of een normalisering van de burgerlijke maatschappij waar islamieten en «modernisten» afwisselend aan de macht zouden komen met de zegen van de imperialistische machten, om hetzelfde vijandig beleid tegen de arbeiders verder te zetten en het huidige klimaat van terreur uit te breiden of zelfs te versterken.

 

Dit artikel verscheen oorspronkelijk in Revue Tout est à nous ! 43 (mai 2013), tijdschrift van onze  Franse kameraden van de NPA.

 

Vertaald door Els G.

Naar boven