Agenda

Geen geplande activiteiten.

Populair

Gramsci: een prominent marxistisch revolutionair PDF Print Email
Geschreven door Rob Gerretsen, Peter van Eerbeek
 op dinsdag, 23 augustus 2011

Boekbespreking: Antonio Santucci over Antonio Gramsci

Door Rob Gerretsen 

Antonio Gramsci (1891-1937) was één van de belangrijkste marxistische revolutionairen van de twintigste eeuw. En de auteur van dit boek over Gramsci, Antonio A. Santucci, was samen met Valentino Gerratana, één van de meest gerenommeerde kenners en vertalers van Gramsci's werk. Gerratana gaf in 1975 een kritische editie van de Gevangenisgeschriften van Gramsci uit.

Het boek - met een voorwoord van zowel Eric Hobsbawn als Joseph Buttigieg - is niet een volledige biografie van Gramsci, maar een synthetische bespreking van de belangrijkste thema's uit de Politieke Geschriften, de Brieven uit de Gevangenis en de Gevangenisgeschriften. Santucci vertelt echter wel veel over de politieke, sociale, economische en culturele situatie en over de levensgeschiedenis van Gramsci om deze geschriften in te kaderen en begrijpelijk te maken. Dat is vaak nodig, de Politieke Geschriften bestaan immers grotendeels uit journalistieke publicaties die 'voor de dag' geschreven werden en een tijd lang Gramsci's belangrijkste werk waren.  Daarnaast zijn de Gevangenisgeschriften om allerlei redenen niet makkelijk toegankelijk en waren de Brieven persoonlijk en privé, onder anderen gericht aan zijn vrouw Julia Schucht en schoonzus Tatiana. 

Theorie en praktijk

Het is een interessant boek en voor socialisten ook inspirerend. Want voor Gramsci waren theorie en praktijk onlosmakelijk met elkaar verbonden. Zijn intellectuele inspanningen waren nooit los te zien van zijn (dagelijkse) politieke strijd voor het socialisme en van de opbouw van een revolutionaire partij. Of, zoals Edward Said schreef: "In alles wat hij schrijft breekt Gramsci door het vulgaire onderscheid van theorie en praktijk heen, in het belang van een nieuwe eenheid van die twee (...)".
De interpretatie van Santucci maakt het makkelijker om te beoordelen in hoeverre het werk van Gramsci nog actuele relevantie heeft en of de opvattingen van Gramsci na zijn dood door anderen op een juiste (niet-reformistische) manier zijn geïnterpreteerd of toegepast, bijvoorbeeld door de Communistische Partij van Italië, de PCI.
De Politieke Geschriften bestrijken de periode van 1913 - toen Gramsci (vanuit Sardinië, waar hij in 1891 werd geboren) al twee jaar in de industriestad Turijn verbleef - tot 1926, het jaar dat hij door de fascisten werd gearresteerd. De brieven en geschriften uit de gevangenis dateren vanaf die tijd tot aan zijn dood in 1937. 

Bondgenootschap arbeiders en boeren

Gramsci werd geboren in het arme Sardinië en daar ontwikkelde hij al een "opstandig instinct" (volgens een brief aan Julia uit 1924) tegen de grote verschillen tussen arm en rijk op het eiland. Pas op twintigjarige leeftijd kwam hij in Turijn in aanraking met de industriële arbeidersklasse en begon hij het werk van Marx (dat hij al eerder gelezen had) beter te begrijpen. In Turijn studeerde Gramsci in grote armoede aan de universiteit en werd hij iets later politiek actief. Hij zette zijn studie voort tot april 1915. Volgens Palmiro Togliatti was Gramsci al socialist, toen hij Sardinië verliet.
Zijn Sardijnse achtergrond is altijd in meerdere opzichten zeer belangrijk gebleven voor Gramsci. Nog op Sardinië kreeg hij zijn eerste perskaart en schreef daar zijn eerste artikel. Zijn kennis van Sardinië hielp Gramsci later met zijn werk over de Zuidelijke Kwestie, de verschillen tussen het industriële Noorden en het agrarische Zuiden van Italië en de betekenis daarvan voor een revolutionaire strategie en een eenheid van arbeiders en arme boeren. In 1921 schreef Gramsci: "De emancipatie van de arbeiders kan alleen slagen in een bondgenootschap van de industriële arbeiders uit het Noorden en de arme boeren van het Zuiden om de burgerlijke staat omver te werpen en een arbeiders- en boerenstaat te vestigen". 

Italiaanse communistische partij

Gramsci schreef als journalist ondermeer voor Il Grido del Populo en voor Avanti!. In december 1917 werd de Turijnse Avanti! een socialistisch dagblad en onder leiding van onder anderen Gramsci en Togliatti steeg de oplage binnen enkele maanden van 16.000 naar 50.000. Op 1 mei 1919 verscheen het eerste nummer van het Weekblad voor socialistische cultuur Ordine Nuovo, dat "de krant van de Fabrieksraden" werd in de tijd van de harde en massale strijd van de Turijnse fabrieksarbeiders die in een nederlaag eindigde. Maar in de krant streed Gramsci ook voor zijn opvattingen in de Italiaanse Socialistische Partij die op een congres in oktober 1919 in Bologna besloot zich aan te sluiten bij de Derde Internationale. Op 24 december 1920 verscheen het laatste nummer van Ordine Nuovo als weekblad en op 1 januari 1921 werd het een dagblad, onder leiding van Gramsci.
In 1921 werd ook de Communistische Partij van Italië opgericht, onder leiding van Amadeo Bordiga. De PCI werd een sectie van de Derde Internationale. Het was volgens Gramsci een "bijzonder moeilijke periode", terwijl hij begon met zijn analyse van het ontstaan en de mogelijke vooruitzichten van het fascisme in Italië en de ontwikkeling van een strategie tegen het fascisme. 

In mei 1922 vertrok Gramsci uitgeput vanuit Italië naar de Sovjet-Unie, waar hij in een sanatorium werd opgenomen, kort nadat hij lid was geworden van de leiding van de Derde Internationale. Daar ontmoette hij Julia Schucht, met wie hij twee kinderen zou krijgen: Delio en Giuliano. Eind 1923 werd hij door de Internationale naar Wenen gestuurd, waar hij de ontwikkelingen in Italië moest volgen en contacten onderhouden met de andere Europese communistische partijen. De PCI begon in februari 1924 met de uitgave van L'Unità als dagblad. In mei 1924 volgde het eerste landelijke congres in Como en Gramsci kwam aan het hoofd van de PCI te staan. In januari 1926 was de partij genoodzaakt haar congres in Lyon houden. 

Gevangenis

Op 8 november 1926 werd Gramsci in Rome door de fascisten gearresteerd, ondanks zijn parlementaire onschendbaarheid. Daarmee begon volgens Santucci "voor de communistische denker een tiental jaren van verschrikkelijke ontberingen en een ongehoord fysiek en moreel lijden". Gramsci verbleef in verschillende gevangenissen, vrijwel tot aan zijn dood in 1937. Van daaruit schreef hij brieven en onder uiterst moeilijke omstandigheden, en meestal in zeer slechte gezondheid, zijn Gevangenisgeschriften.
De Brieven werden voor het eerst in 1947 uitgegeven. Ze waren ook van belang om een beter inzicht te krijgen in de ontwikkeling van de Gevangenisgeschriften. In de loop van de tijd werden er in totaal 434 brieven van Gramsci gepubliceerd. Van groot belang is zijn correspondentie met zijn schoonzuster Tatiana die les gaf in Rome en Gramsci tot aan zijn dood zoveel mogelijk heeft gesteund en hem in de gevangenis in Milaan en in Turi bezocht. Een andere belangrijke persoon in Gramsci's correspondentie was de bekende econoom Piero Sraffa. Hij was sinds 1927 hoogleraar politieke economie in Cambridge, verbonden geweest aan de socialistische groep in Turijn en had bijdragen geleverd aan het weekblad Ordine Nuovo. Sraffa heeft de Gevangenisgeschriften in veiligheid gebracht direct na het overlijden van Gramsci. Vanuit de gevangenis schreef Gramsci ook aan zijn familie op Sardinië en aan zijn vrouw Julia in de Sovjet-Unie.

Bijdragen aan marxisme

De Gevangenisgeschriften bestonden uit 33 aantekeningenboeken met meer dan tweeduizend annotaties, voorafgegaan door een paragraaf en meestal met een titel. Gramsci wilde dat zijn Geschriften naar Julia gestuurd zouden worden. Op advies van Sraffa stuurde Tatiana de Geschriften naar de Sovjet-Unie, waar ze pas in juli 1938 aankwamen. De eerste uitgave van de Gevangenisgeschriften verscheen tussen 1948 en 1951 bij uitgeverij Einaudi, evenals een kritische editie van de Geschriften in 1975, in de chronologische volgorde waarin Gramsci ze schreef. 

Eén van de bijdragen van Gramsci aan het marxisme is zijn aandacht voor het brede spectrum van de cultuur en ideologie en de rol van intellectuelen (waarvan Gramsci een brede definitie gaf) in de maatschappij en in de klassenstrijd. Maar hij heeft veel andere politieke concepten geïntroduceerd of nader uitgewerkt, zoals hegemonie, civiele maatschappij, filosofie van de praxis, historisch blok, common sense en bureaucratie.
Het boek van Santucci bevat ook een kort biografisch overzicht van het leven van Gramsci en biografietjes van belangrijke personen uit de cultuur, wetenschap en politiek die in Gramsci's leven en werk een rol speelden. 

Antonio A. Santucci, Antonio Gramsci, Monthly Review Press, 2010.

De boekbespreking verscheen eerder op de website van Solidariteit


Gramsci over dubbel bewustzijn

Door Peter van Eerbeek


De Italiaanse marxist Antonio Gramsci (1891-1937) beschreef in de eerste helft van de vorige eeuw een arbeider als een “wandelende tegenstelling”, die enerzijds allerlei seksistische en racistische ideeën aanhangt, maar tegelijkertijd ook een trouwe vakbondsactivist kan zijn die vooraan staat in strijd. Gramsci ontwikkelde zo zijn theorie over “dubbel bewustzijn”, waarmee hij probeerde te verklaren waarom mensen tegenstrijdige ideeën hebben en hoe deze tegenstelling opgeheven kan worden in het voordeel van progressieve ideeën. 

Gramsci was actief betrokken bij de Italiaanse socialistische beweging, in het bijzonder bij de massale fabrieksbezettingen en arbeidersraden in Turijn tijdens de revolutionaire periode van 1919-1920, de zogenaamde ‘Rode Jaren’. Het falen van deze revolutie legde de basis voor de opkomst van het fascisme onder leiding van Mussolini. In de aanvallen op elke vorm van linkse organisatie werd ook Gramsci opgepakt en opgesloten. 

In zijn gevangenschap van 1926 tot 1935 schreef hij – ondanks grotendeels eenzame opsluiting en een verslechterende gezondheid – zijn bekendste werken, de Prison Notebooks. In deze verzameling artikelen, in cryptisch taalgebruik om de censor te misleiden, ontwikkelde Gramsci een veelvoud aan ideeën over strategieën en tactieken voor revolutie in West-Europa, voortbouwend op de ideeën van Marx en Lenin. Hij probeerde te verklaren waarom arbeiders de dominante ideeën van de heersende klasse zo vaak accepteren, hoewel ze objectief belang hebben bij de omverwerping van het kapitalisme. Daarbij maakte hij gebruik van het concept ‘hegemonie’, oftewel het overwicht van een partij of staat over andere partijen en staten, op gebieden als politiek, cultuur en ideologie. 

‘Gezond verstand’ 

Startpunt hierbij was voor Gramsci dat filosofie een manier is om te kunnen omgaan met hedendaagse problemen. In zijn ogen zijn we allemaal filosofen. Immers, in onze taal, cultuur, religie, folklore en ideeën over het dagelijks leven liggen allerlei opvattingen over de wereld besloten. Maar de ideeën die we hebben zijn gefragmenteerd. Ze wijken af van hoe ze ooit in eerste instantie door intellectuelen en filosofen geformuleerd zijn. Het gemeenschappelijke bewustzijn is daarom een samenraapsel: ‘Het bevat elementen uit het Stenen Tijdperk en principes van meer ontwikkelde wetenschap, vooroordelen uit alle eerdere fases van de lokale geschiedenis en intuïties van een toekomstige filosofie van een wereldwijd verenigde mensheid.’ De ideeën die mensen hebben zijn daarom onderling meestal tegenstrijdig. 

Gramsci beargumenteerde dat arbeiders twee soorten bewustzijn, of één tegengesteld bewustzijn hebben: ‘Een dat impliciet is in zijn activiteit en dat hem in de realiteit verenigt met zijn medearbeider in de praktische verandering van de wereld, en een oppervlakkig, expliciet en verbaal bewustzijn, dat hij heeft geërfd uit het verleden en niet-kritisch heeft geabsorbeerd.’ 

Het verschil tussen deze tegengestelde ideeën duidde Gramsci aan met het onderscheid tussen ‘common sense’ (gezond verstand) en ‘good sense’ (goed verstand). ‘Gezond verstand’ bestaat in de kern uit ideeën van de heersende klasse. Het idee bijvoorbeeld dat de topmanagers van bedrijven nu eenmaal veel meer mogen verdienen dan het gewone personeel omdat zij harder zouden werken en ‘meer verantwoordelijkheid’ dragen. ‘Goed verstand’ bestaat uit die ideeën die de reële ervaringen en belangen van arbeiders uitdrukken. In de eerste plaats bestaat dit uit het bewust worden van klassentegenstellingen, bijvoorbeeld het idee dat er iets niet klopt als topmanagers zichzelf enorme bonussen toebedelen, terwijl er tegelijkertijd een nullijn wordt gevraagd van het gewone personeel om werkgelegenheid te behouden. 

Klassenbewustzijn 

Juist in confrontaties met de heersende machten komen de tegenstellingen tussen de ideeën die een arbeider heeft over de wereld en de realiteit zoals hij of zij die ervaart naar voren. Want ondanks de dominante ideologie die arbeiders mogelijk aanhangen kunnen zij wel degelijk spontaan beginnen terug te vechten. Strijd is dan ook de fundamentele dynamiek die arbeiders in staat stelt ‘goed verstand’ van ‘gezond verstand’ te onderscheiden en daarmee klassebewustzijn te ontwikkelen. 

In een actie of staking tegen het verhogen van de pensioenleeftijd kunnen arbeiders zich bewust worden van hoe racisme hen in de praktijk verdeelt, door allochtonen aan te wijzen als schuldige in plaats van de bazen en de regering. Deze ervaring waarin autochtone en allochtone arbeiders ontdekken dat ze eenzelfde belang hebben kan het begin zijn van het breken met racistische ideeën. 

Revolutionair bewustzijn is voor Gramsci dus niet iets wat door revolutionairen van buitenaf aan de arbeidersklasse wordt opgelegd, maar iets wat al impliciet aanwezig is: ‘Het is niet een kwestie van het uit het niets introduceren van een wetenschappelijke vorm van denken in ieders individueel leven, maar van het renoveren en “kritisch” maken van een al bestaande activiteit.’ De betrokkenheid bij strijd stelt ons dus in staat om ons bewust te worden van de tegengestelde ideeën in ons eigen hoofd, en op basis hiervan nieuwe ideeën te ontwikkelen. Gramsci zegt hierover: ‘Elke revolutie is voorafgegaan door een lang proces van intense kritische activiteit, van nieuwe culturele inzichten en de verspreiding van ideeën door groepen mensen die deze in eerste instantie afwezen.’ 

Revolutionaire partij 

Toch is het spontaan ontstaan van strijd niet voldoende om de tegenstellingen op te heffen. Gramsci benadrukte dat hiervoor een revolutionaire partij noodzakelijk is. Deze moet in staat zijn de inzichten die in de arbeidersklasse ontstaan uit spontane strijd, dus de elementen van ‘goed verstand’, te ontwikkelen tot een algemeen wereldbeeld en een collectieve kracht die in staat is om de wereld daadwerkelijk te veranderen: ‘Men kan zeker niet van elke arbeider uit de massa vragen om zich compleet bewust te zijn van de complexe functie die zijn klasse is voorbestemd uit te voeren in het proces van de ontwikkeling van de mensheid (...) Maar dit moet wel gevraagd worden van leden van de partij.’ 

Om de vooruitgang die voortvloeit uit strijd permanent te maken moet deze geïnstitutionaliseerd worden in een partij die zich ten doel stelt de maatschappij revolutionair om te vormen, als tegenwicht voor reformistische politieke partijen. In Gramsci’s ogen doen die juist pogingen om ‘gezond verstand’ te institutionaliseren, waarmee zij een barrière vormen voor het ontwikkelen van klassebewustzijn, of dat zelfs tegengaan. 

Centraal voor Gramsci is de dynamische wisselwerking tussen spontane strijd, massabewegingen en de revolutionaire partij. Hoe misplaatst ook, vandaag de dag kijken arbeiders niet alleen naar linkse reformistische partijen voor oplossingen, maar ook naar uiterst rechtse partijen. Net zoals in het verleden zijn hun ideeën echter geen vaststaand gegeven, maar kunnen deze veranderen door strijd. En net zoals in de tijd van Gramsci is het de taak van revolutionairen zich in sociale strijd te mengen om het klassebewustzijn van arbeiders te helpen vergroten en hen in staat te stellen om de wereld fundamenteel te veranderen. 

Dit artikel verscheen eerder op socialisme.nu

Naar boven