Agenda

Geen geplande activiteiten.

Populair

In gesprek met Eric Corijn: "Binnen een neoliberale context kan je het Vlaams Blok niet verslaan" PDF Print Email
Geschreven door David Dessers op zaterdag, 25 september 2004

Op 3 juli kwamen een 300-tal progressieven samen in het ACOD-gebouw in Brussel om er van mening te wisselen over de steile klim van het Vlaams Blok en de strijd ertegen. Op 25 september komt er een vervolg op die vergadering in de Vooruit in Gent. Rood zocht Eric Corijn op, prof aan de VUB en mede-initiatiefnemer van die bijeenkomst. Het werd een uitgebreide babbel over politiek, maatschappij en verzet.

Eric Corijn: De overwinning van het Blok op 13 juni was geen verrassing. Ze ligt in de lijn van de ontwikkelingen sinds 1991 en zelfs daarvoor. Je moet het Vlaams Blok bekijken als een symptoom van diepere maatschappelijke ontwikkelingen in Vlaanderen. Het is geen zelfstandig fenomeen, geen "verschijnsel' zoals Antwerps oud-burgemeester Cools het noemde. De opkomst van extreemrechts, in geheel Europa trouwens, hangt samen met de neoliberale afbouw van het welvaartsstaat-compromis. De nieuwe stoot in de mondialisering van het kapitalisme en de daarmee gepaard gaande deregulering op nationaal vlak brengt vele mensen in verwarring. En die "ontworteling" wordt dan op een golf van vreemdelingenhaat opgevangen door specifiek nationale rechtse tradities. In Vlaanderen is dat het rechtse nationalisme dat sinds de jaren dertig is verbonden met het Nieuwe Orde-denken.  Eén keer dat een partij echter een kwart van de bevolking -met uitschieters tot 40 procent - achter zich heeft, kan je natuurlijk niet meer spreken van één homogeen electoraat.

Ik ben het er echter nooit mee eens geweest om de stemmen van het Vlaams Blok alleen als proteststemmen te bekijken. Je moet ervan uitgaan dat er een zeker verband bestaat tussen het electoraat en het programma van een partij. Anders kan je gewoon niks meer analyseren. Niet alle mensen die voor de SP.a stemmen zijn socialisten, niet alle kiezers van de VLD zijn liberalen. Dus niet alle mensen die voor het Blok stemmen zijn racisten. Maar ze stemmen wel voor een racistische partij. Het Blok-electoraat bestaat uit verschillende delen, aangesproken door verschillende accenten van het programma. Voor het Blok stemmen mensen met verschillende sociale posities en met verschillende motiveringen: racisten, fascisten, vlaams-nationalisten, conservatieve christenen...

Die combinatie heeft in Vlaanderen zeer diepe wortels. Het is belangrijk om aan te geven dat de kern van het Vlaams Blok in Vlaanderen een echte historische continuïteit kent sinds de jaren 30.

Voorts is er nog een tweede objectieve moeilijkheid om tegen het Vlaams Blok op te komen. Die heeft ermee te maken dat de dominante politieke klasse in Vlaanderen gedurende de laatste 30 jaar bezig is geweest met de opbouw van een nieuwe natiestaat, wat de meeste landen in de 19de eeuw hebben gedaan. En daartoe hanteren ze een discours waarbij Vlaamse eigenheid, identiteitsvorming, monocultuur centraal staan of zeker niet afgewezen worden. In die opbouw speelt bijvoorbeeld het afwijzen van de "Franstalige" van de "Waal" of van de PS, als de vertegenwoordiger van de Ander, een belangrijke rol.  Het Vlaams Blok staat eigenlijk voor een radicalisering van datzelfde programma. Dat maakt ook dat Vlaanderen slecht omgaat met zijn multiculturaliteit. Het zorgt ervoor dat het Vlaams Blok veel meer aansluit bij de heersende politieke hegemonie in Vlaanderen dan bijvoorbeeld radicaal linkse, cosmopolitische, multiculturele opties.

Hoe beoordeel jij na 13 jaar het cordon sanitaire?  Heeft het niet teveel tot een heilige eenheid tegen het Blok geleid op basis van een neoliberaal programma?

Eric Corijn: Neen. Het één heeft niet rechtstreeks met het ander te maken. Voor mij is het cordon sanitaire een succes. Het staat natuurlijk onder druk, voortdurend, het is nooit verzekerd. Maar laat ons duidelijk maken wat het is en wat het niet is. Het is geen strategie om het Vlaams Blok terug te drijven. Het cordon sanitaire is een politieke afspraak van niet-samenwerking om zo de andere partijen er zoveel mogelijk van te weerhouden om het Vlaams Blok-discours op te nemen in de heersende hegemonie van de samenleving. Eerder dan dat het cordon sanitaire gericht zou zijn tegen het Vlaams Blok alleen, is het in feite een limiet voor de rechterzijde binnen het kamp van de zogenaamde democratische partijen. Zij zijn voortdurend verleid het ondemocratische Vlaams Blok op te nemen in een krachtsverhouding tegen de linkerzijde. Het cordon dient er dus voor om de democratische rechterzijde binnen de grenzen van de democratie te houden. Het gaat erom partijen als het Blok buiten het democratische, institutionele, politieke speelveld te houden. Het gaat erom racisme en autoritarisme geen enkele politieke legitimiteit te geven. Indien we de schok van 24 november 1991 niet hadden gebruikt om alle democratische politieke partijen op dat politiek engagement vast te pinnen, dan waren er vandaag reeds een aantal gemeenten waarin lokale burgemeesters samen met het Blok rechtse meerderheden zouden vormen. Dan zouden liberalen en christen-democraten het veel makkelijker hebben gehad om stukken van het Vlaams Blok programma over te nemen. In die zin is het cordon sanitaire geslaagd.

Tegelijk kan je vaststellen dat de strategieën tegen het Vlaams Blok, voor zover die er al geweest zijn, niet gewerkt hebben. Het cordon is een stelregel voor het democratische kamp, daarmee heb je nog geen tegenoffensief ingezet. Er zijn verschillende plannen geweest, die nooit ten volle werden uitgevoerd. Wat is de fond van de zaak? Als we ervan uitgaan dat het Vlaams Blok een symptoom is, dan moet je twee dingen doen. Aan de één kant moet je het symptoom bestrijden door het af te bakenen. Als je hoofdpijn hebt, neem je een aspirine ook al neemt die alleen de pijn weg.  Dan moet je de diepere oorzaken detecteren en daar maatregelen tegen nemen. Wij hebben die diepere oorzaken in drie maatschappelijke verschuivingen gesitueerd. Ten eerste is er de groter wordende sociaal-economische kloof. Vervolgens de verdere depolitisering van de samenleving, die we beschreven hebben als de kloof tussen burger en politiek. Dat wil zeggen dat er een kloof is ontstaan tussen de maatschappelijke ontwikkelingen en de politieke representatie daarvan, zowel in de instellingen als in de partijen als in het politieke discours als bij de bevolking.  De "pensée unique" heeft ervoor gezorgd dat er niet langer over de structurele oorzaken van ongewenste ontwikkelingen wordt gediscussieerd. En dan is er ten derde de veralgemeende commercialisering van de cultuur, de vermarkting, de dominantie van de consumptiecultuur. Dat laatste betekent aan de ene kant wel méér cultuur in de samenleving, maar cultuur die volledig als ruilwaar wordt behandeld, die is "vermarkt". Die drie fenomenen zijn innig met elkaar verbonden, ze zijn de drie peilers waarop zich een nieuwrechtse hegemonie in het Westen heeft gevormd. Er is een verrechtsing van het "centrum" en dat proces op zich houdt een anti-democratisch offensief in. Het gaat hier om de heersende krachten in de samenleving, niet alleen om extreemrechts. Het is dat verband tussen de opbouw van een nieuw hegemonisch systeem in het kapitalisme en het voorkomen van sterke extreemrechtse partijen dat moet worden begrepen. Dus zonder een uitdieping van de democratie, van de sociale gelijkheid en van de multicultuur is er geen terugdrijven van extreemrechts mogelijk. Het status quo is geen optie. Alleen de bestaande instellingen en procedures verdedigen, zoals sommigen doen, leidt er alleen toe dat uiteindelijk extreem-rechts, na enkele plastische ingrepen, opgenomen zal worden in het systeem zelf.

Het Vlaams Blok bestrijden houdt dus noodzakelijkerwijze ook een strijd in voor meer democratie en voor meer sociale gelijkheid. Vandaar dat we moeten opkomen voor een positief programma van echte participatieve demo-cratie, van echte sociale herverdeling en voor echte kwaliteitscultuur. De maatschappelijke ontwikkelingen gaan echter in de tegenovergestelde richting. Het neoliberale project is natuurlijk verschillend van het extreem-rechtse. Maar de twee passen wel in eenzelfde maatschappelijke evolutie. Als je de concurrentiecapaciteit als hoogste waarde hanteert, dan moet je voortdurend lasten verlagen en dan moet je voortdurend de kosten van de arbeid verlagen. En dan moet je onvermijdelijk uiteindelijk antidemocratische en autoritaire maatregelen nemen. Binnen een neoliberale context is het onmogelijk om uiterst rechts beslissend te verslaan. Dat is de les van de laatste vijftien jaar.

Wat vind jij dan van de open brief van Johan Vande Lanotte, waarin hij stelt dat het de kiezers van het Vlaams Blok zelf zijn die verantwoor-delijk zijn voor de groei ervan.

Eric Corijn: Aan de één kant geef ik hem gelijk. Zoals ik reeds eerder zei, ben ik het niet eens met analyses die de kiezers van het Vlaams Blok vrijpleiten van hun verantwoordelijkheid. Er is een verschil tussen een verklaring en een verontschuldiging. Het is niet omdat je gedrag begrijpt, dat je het moet aanvaarden. Natuurlijk zijn er uitgeslotenen, maar er zijn evenveel uitgeslotenen die niet voor het Vlaams Blok stemmen. Natuurlijk zijn er werklozen die gedegouteerd zijn en voor het Vlaams Blok stemmen, maar er zijn evenveel werklozen die dat niet doen. Natuurlijk zijn er middenklassers die zich bedreigd voelen, maar ze stemmen niet allemààl voor De Winter. Diegenen die voor het Blok stemmen mogen daarop aangesproken worden, ze weten verdomd goed in welk kamp ze zitten. In die zin heeft Vande Lanotte gelijk: de kiezers van het Vlaams Blok zorgen ervoor dat die partij 24 procent van de stemmen heeft. En het is noodzakelijk een onverzoenlijk politiek debat aan te gaan met dat kamp.

Anderzijds klopt het natuurlijk ook dat hij door enkel dat te zeggen zichzelf als minister van de afgelopen jaren probeert vrij te pleiten van elke verantwoordelijkheid. Want als het je menens is met het trachten terug te dringen van het Vlaams Blok, moet je natuurlijk ook een beleid voeren dat daarop gericht is. In de kranten lezen we vaak dat alles al geprobeerd is. Welnu, daar ben ik het allerminst mee eens. In elk geval heeft de gevoerde politiek gefaald. Ook dat moet Vande Lanotte kunnen erkennen.

Onder het voorzitterschap van Tobback liet de SP zich inspireren door de analyses van Mark Elchardus. Die stelde dat de breuklijnen in de samenleving rond twee assen draaien. Aan de één kant een sociaal-economische as en aan de andere kant een ethische as. Hij concludeerde uit empirisch onderzoek dat het electoraat van de SP zich in het kwadrant "sociaal-economisch progressief" en "ethisch conservatief" bevond. Feit is dat in de jaren 90 de corporatistische en defensieve reflexen in de georganiseerde arbeidersbeweging zijn toegenomen. Een deel van de basis werd aangetrokken door het Vlaams Blok. De conclusie van Tobback was de nieuwe "flinksheid". Ingaan op de roep naar meer autoriteit: het veiligheidsprobleem centraal stellen, werken aan de politiehervorming, ingaan tegen het liberalisme... Op de andere as van Elchardus - het sociaal-economisch radicale - werd echter geen beleid gevoerd. Er kwamen geen nieuwe vormen van herverdeling, geen verhoging van de lonen, geen vermogensbelasting enz. De rijken werden rijker en de armen armer. Maar de SP heeft haar verloren volks electoraat niet teruggewonnen en riskeerde haar nieuwe basis in de nieuwe middenklasse, de loontrekkende middenklasse tegen de haren te strijken. Patrick Janssens heeft dan het discours gewijzigd en zich gericht naar die lagen. Hij heeft de afwerking gedaan van de ombouw van de sociaal-democratie. Eerst was het een klassieke arbeiderspartij, ingeplant in de klassieke industriële arbeiderslagen. Dan is de SP eerder de partij geworden van de openbare diensten, van leraren en staatsambtenaren. Nu is ze - zoals de meeste partijen - een organisatie van permanenten in de politiek of in het maatschappelijke veld, gecombineerd met links-liberale waarden. Maar in die nieuwe stijl worden de bangen en de hulpelozen niet aangesproken. Er is niet langer een programma gericht op deze mensen. Steve Stevaert heeft dat wat proberen op te vangen met zijn gratis-verhaal, maar alles gebeurt op basis van een grondige aanvaarding van de marktmechanismen, van de sturing door privé-belangen. De sociaal-democratie heeft heel haar sociaal-economische kritiekfunctie op-gegeven. Ze heeft in de theorie van de actieve welvaartsstaat de fundamentele mechanismen van een kapitalistische markteconomie als principes aanvaard. Daarom is ze slecht gewapend om de strijd tegen het Blok te voeren.

De radicale linkerzijde is echter zeer klein in dit land en heeft zelf geen rechtstreekse greep op het politieke spel. Hoe kunnen radicaal linkse militanten een zinnige activiteit ontwikkelen gericht tegen het Vlaams Blok?

Eric Corijn: De sociaal-democratie is nog steeds de grootste en belangrijkste formatie in het progressieve kamp. Er zijn de laatste dertig jaar twee andere projecten gegroeid in dat kamp. Enerzijds de groenen en anderzijds revolutionair links. Geen van beiden zijn erin geslaagd een alternatief te bieden. Die balans moet ook nog eens worden gemaakt. Je kan een project niet tijdloos houden en blijven zeggen dat het gelijk zal worden aangetoond bij een komende nieuwe opgang van de arbeidersstrijd. Men moet vaststellen dat het project van de revolutionaire linkerzijde -dat is gegroeid in de jaren zestig- niet is gelukt. Wat was dat project eigenlijk? Eind jaren zestig, begin jaren zeventig bestond er zowel een objectieve als ideologische geloofwaardigheid om de radicalisering van de arbeidersklasse rond klassieke thema's als arbeidsverhoudingen en -voorwaarden te combineren met een aantal nieuwe sociale bewegingen, rond ondermeer milieu, mensenrechten, vrouwenrechten, strijdcultuur etc. "Arbeiders-studenten één front" was realistisch. Het project bestond erin om een nieuwe politieke stroming te vestigen rond de combinatie van enerzijds de arbeidersbeweging en anderzijds de verschillende sporen waarop mensen radicaliseerden, maatschappelijke kritiek ontwikkelden, vochten tegen onderdrukking. Dat gecombineerde spoor stelde ook de vragen naar een nieuwe maatschappelijke hegemonie. Door de economische crisis, midden jaren zeventig, heeft de klassieke arbeidersbeweging zich teruggeplooid op een defensieve houding. De solidariteit met de werklozen werd onderbroken, andere emancipatorische thema's liet men vallen, voor de afbouw van de welvaartsstaat had men geen echt alternatief. Daardoor kwam er ook een verzelfstandiging van de andere nieuwe thema's. De arbeidersbeweging had geen alternatief maatschappijproject meer en had niets specifieks meer te zeggen over de combinatie van al die verschillende thema's. Daardoor werd het revolutionair-linkse project ongeloofwaardig. Een aantal organisaties - ook de SAP - verklaarden zich tot kleine arbeiderspartijen die de hegemonie binnen de arbeidersbeweging wilden bekampen. Dat is niet gelukt.

Maar tegelijkertijd slaagde revolutionair links er volgens mij ook niet in om alle grondige hervormingen die de samenleving de jongste 25 jaar doormaakte te begrijpen en te integreren. Er is wel degelijk een nieuwe wereldorde. Wat is de balans van het experiment van de arbeidersstaten? Wat is het perspectief van de postnationale regulering? Is "internationalisme" nog wel de goede formule? ( Nationale bevrijding in een internationale dialectiek). In mijn ogen moet een alternatief vandaag een veel betere combinatie bieden van verschillende sociale categorieën en van verschillende niveaus van regulering.

Eén van de centrale vraagstukken blijft natuurlijk: wat is het historisch subject? Wie zijn de actoren van de verandering? Tot nu toe ging men ervan uit dat de objectieve sociale positie van de arbeidersklasse een subject zou genereren dat de omwenteling zou dragen. Ik ben er meer en meer van overtuigd dat het historisch subject een gecombineerd subject zal zijn dat een verbinding is van verschillende subjectieve posities, al kunnen ze dan objectief tot dezelfde klasse behoren. Vandaag is de meerderheid van de bevolking loontrekkend en toch blijft de klasse verdeeld en stemt ze in met de kapitalistische orde. Het kritische bewustzijn ontstaat in verschillende omstandigheden en die kunnen niet allemaal herleid worden tot eenzelfde "objectieve" positie. Zo simpel is het niet. Sommige vrouwen worden in hun maatschappelijke kritiek vooral gemotiveerd door de feministische subjectpositie. Het heeft geen zin om ze dan te zeggen: "Eigenlijk ben jij arbeidster en is jouw plaats in de arbeidersbeweging". Heel wat arbeiders willen zelf die subjectpositie 'arbeider' niet eens aannemen. Je moet vandaag vertrekken van de reëel bestaande subjectposities en een discours ontwikkelen dat die subjectposities aanspreekt en een uitweg biedt voor de problemen die mensen ervaren vanuit die positie. Dat is in ieder geval een heel moeilijke opdracht en daarvoor heeft niemand een "evident" antwoord klaar.

Maar praktisch nu. Wat te doen?

Eric Corijn: Ik denk dat we een praktijk moeten ontwikkelen die beantwoordt aan de complexiteit van de nieuwe wereldorde en tegelijk dicht genoeg bij het dagelijkse leven staat. Dat samengaan tussen complexiteit en nabijheid zie je het meest direct in de steden. Ik ben ervan overtuigd dat de emancipatie van de mensheid zal berusten in de emancipatie van de stedelijkheid. En dat is wat anders dan te denken dat het gaat om de emancipatie van "landen".  Objectief is dat een nogal evidente vaststelling, vermits binnenkort 85 procent van de wereldbevolking in steden zal leven. De stedelijke conditie is de conditie van de mensheid. In tegenstelling tot de natiestaat, waarin mensen verenigd worden op basis van een geconstrueerde identiteit, moet men in een stad samenleven op basis van het verschil. In een stad leven, betekent samenleven met vreemden. En die verschillen kunnen niet altijd herleid worden tot eenvoudige objectieve gemeenschappelijke belangen. Leren omgaan met die complexiteit en stedelijkheid is een belangrijke praktische voorwaarde geworden. Je kan het Vlaams Blok ook karakteriseren als de partij van de antistedelijke traditie in de steden.

Steden zijn vandaag echter de plaatsen in de wereld. Dat betekent dat we een aantal organisatorische en programmatische tradities, die erg sterk berusten op de organisatie van de wereld in een systeem van natiestaten, moeten herdenken. We hebben dus tezelfdertijd echte mondiale en continentale netwerken nodig en tezelfdertijd echte plaatselijke krachtsverhoudingen. Ik vraag me dus af of de nationaal gecentraliseerde partij die aan nationale politiek doet, daarvoor nog een goede organisatievorm is.

Maar goed, praktisch nu. De volgende electorale krachtmeeting zijn de gemeenteraadsverkiezingen. We moeten mensen groeperen en mobiliseren en opnieuw voor politiek interesseren die in feite het gevoel hebben elke greep op hun leefomgeving te hebben verloren. En daarom moeten we praktijken ontwikkelen die allemaal te maken hebben met het opnieuw greep krijgen op reële delen van het samenleven. We moeten reageren op wat de privatisering, de liberalisering en de deregulering hebben kapot gemaakt. En daarvoor moeten we een andere uitweg aanbieden dan de versimpeling die het Vlaams Blok vertegenwoordigt. Maar als je mensen terug wil leren denken in termen van het algemeen belang, het publieke dan moet je starten aan de voordeur van de mensen. De stoep, de straat, de wijk...

Daarom denk ik dat de strijd tegen extreem rechts loopt via een positief alternatief van echte participatieve democratie, van echte duurzame wijkontwikkelingsplannen, van concrete samenlevingsopbouw op een andere leest dan via de markt. We moeten vormen ontwikkelen van democratisch zelfbestuur van de buurt. Participatieve democratie, participatieve budgetten, wijkontwikkeling. In de strijd tegen het Vlaams Blok gaat het niet in de eerste plaats om oorlogsverklaringen. Het gaat om een strijd voor een nieuwe maatschappelijke hegemonie. Zonder ander samenlevingsmodel zullen de productieverhoudingen niet worden veranderd. Het Vlaams Blok past in het bestaande maatschappijmodel. Datgene dat het dagelijkse leven van de mensen beheerst, de geldeconomie, de marktverhoudingen, de ruilverhoudingen..., dat moet allemaal ontregeld worden. We moeten een beter leven dan het kapitalisme kunnen aanbieden en niet enkel als een god een hiernamaals beloven. We moeten dus leefbare steden maken. Dat gaat om arbeidsverhoudingen, maar evenzeer om publieke ruimtes, om cultuurbeleid, om huisvesting, om zeggenschap. In de linkse traditie is er daar niet genoeg over nagedacht. De enige communist die dat wel heeft gedaan is Henri Lefèbvre, politiek marginaal en uiteindelijk uitgetreden uit de Franse KP.  Ik pleit er dus voor de strijd tegen het Vlaams Blok te kaderen in een strijd voor het stedelijke cosmopolitisme op basis van een goede diagnose en een duurzaam ontwikkelingsplan. Een dergelijke stedelijkheid situeert zich natuurlijk binnen een continentale schaal, veel ruimer dan het land. Zulke optie past in in een andersmondialistisch perspectief, maar dient evenzeer rekening te houden met 2006 en met het feit dat het Blok buurt per buurt moet worden teruggedreven. En, zich organiseren op het stedelijk vlak laat ook toe onmiddellijk in het verzet te gaan daar waar na de gemeenteraadsverkiezingen het cordon wordt doorbroken.

Jullie organiseren een nieuwe vergadering op 25 september in de Vooruit in Gent.

Eric Corijn: Die vergadering moet tot meer samenhang komen dan de eerste. Drie juli kwam er omdat "we iets moesten doen". Nu hebben we nood aan een meer gestructureerde vergadering in Gent. Er moet duidelijkheid komen over enkele algemene lijnen. Zelf vind ik dat er een herbevestiging moet komen van het cordon sanitaire. En dan moeten we ons voorbereiden op de gemeenteraadsverkiezingen van 2006 . Tijdens de twee jaar die ons van die verkiezingen scheiden moet er een strijd gevoerd worden, voornamelijk in de grote steden. Laten we daar de krachten positief bundelen. Er moet een basisanalyse gemaakt worden van de stedelijke toestand en een goed stadsproject ontwikkeld worden.Daarvoor hebben we coalities in de civiele maatschappij nodig die op stedelijk vlak kunnen wegen. En het is belangrijk dat de jongere generaties hierbij meer op het voorplan komen.

Naar boven