Agenda

Geen geplande activiteiten.

Populair

Egypte: Back to Square One? PDF Print Email
Geschreven door Brecht De Smet* op zondag, 18 augustus 2013
De bloederige gebeurtenissen van de voorbije dagen lijken alle hoop op een goede afloop van de Egyptische revolutie de grond in te boren. Zowel binnen- als buitenlandse commentatoren reageren met pessimisme en cynisme op het aangerichte bloedbad. Meer dan ooit wordt de Egyptische samenleving verdeeld in twee onverzoenlijke kampen.   

 

Aan de ene kant vinden we aanhangers van de verdreven president Morsi terug, waaronder vanzelfsprekend een harde kern van Moslimbroeders, maar ook gewone burgers die hem nog steeds als de legitieme president beschouwen en als een instrument om de democratisering en demilitarisering van het land verder te zetten.

 

Aan de andere kant verschijnt een amalgaam van (1) revolutionaire activisten die stellen dat het presidentschap van Morsi op politiek en economisch vlak gefaald heeft; (2) liberaal-seculiere politici die in de heerschappij van de Moslimbroeders een “islamofascistisch” en “terroristisch” gevaar zien; (3) de zogenaamde “diepe staat” van het militaire apparaat en de veiligheidsdiensten, die via een onderdrukking van de Moslimbroeders hun eigen macht willen consolideren; (4) opportunistische salafisten die hun coalitie met de Moslimbroeders opbliezen toen bleek dat zij het pleit zouden verliezen.

 

Politieke tragedie

 

Aan de oppervlakte wordt de strijd gereduceerd tot een treffen tussen “het leger” en “de Moslimbroeders”, waarbij het voor buitenlandse sympathisanten van de ‘Arabische Lente’ heel erg moeilijk wordt om partij te kiezen en het revolutionaire proces te ondersteunen. De revolutie lijkt als het ware zichzelf op te eten.

Naast het humanitaire drama van de honderden doden en duizenden gewonden die het huidige conflict met zich meebrengt, voltrekt zich dan ook een politieke tragedie van de Egyptische revolutie.

 

De maatschappelijke tegenstelling die expliciet op straat wordt uitgevochten, is niet langer die tussen revolutie en contrarevolutie, tussen democratie en dictatuur, tussen sociale rechtvaardigheid en uitbuiting, tussen “het volk” en “de staat”.

 

De grote, pure principes van Tahrir – vrijheid, brood, sociale rechtvaardigheid, Kopten en Moslims: één hand, enzovoort – verdrinken in een politiek van het minste kwaad. Voor liberale, socialistische en nationalistische activisten en intellectuelen vormt het leger en de ordetroepen de enige dam tegen het dreigende gevaar van islamisering. Bijgevolg steunen zij vandaag dezelfde regimekrachten die zij op 25 januari 2011 bekampt hebben.

 

Het is dezelfde politie en geheime dienst die de betogers op Tahrir met geweld uiteensloeg en beschoot, die vandaag door de zogenaamde democratische, seculiere oppositie wordt geprezen om haar “terughoudendheid” bij het opruimen van de Moslimbroederkampen.

 

Toen vice-president ElBaradei deze hypocrisie niet langer aankon en ontslag nam, kreeg hij onmiddellijk een storm van verwijten over zich heen, ook vanuit zijn eigen partij en de beweging van het Nationale Heilsfront, de voornaamste politieke oppositie tegen de Moslimbroeders.

 

Seculiere oppositie

 

De seculiere oppositie delft echter haar eigen morele en politieke graf. Door het militaire en politionele apparaat te steunen om een vijand van de democratie, de Moslimbroeders, klein te krijgen, versterkt zij ironisch genoeg het voornaamste obstakel om tot een waarachtige democratie te komen: de instellingen van het leger en de veiligheidsdiensten, waarvan de macht na twee jaar revolutie nog steeds onaangetast is.

 

De steun van deze seculiere oppositie aan generaal al-Sissi drukt voornamelijk haar eigen politieke zwakte aan. Niet in staat om dichte banden met de Egyptische volksmassa’s te smeden en verkiezingen te winnen, probeert zij te parasiteren op de autoriteit en invloed van het leger om zichzelf in de hoogste echelons van de staatsmacht te katapulteren. Hierdoor verleent de seculiere oppositie echter politieke en morele legitimiteit aan de consolidatie van de militaire macht.

Bovendien moet deze oppositie zich de vraag stellen of zij niet zelf het volgende slachtoffer van de harde “ordehandhaving” zal worden. Aangezien een echte democratisering haaks staat op de belangen van het leger en de veiligheidsdiensten, kan de oppositie hoogstens een civiele façade vormen voor de autoritaire macht achter de schermen.

 

Morsi

 

Voor de pro-Morsibetogers vormde de militaire interventie een aanval op het democratische overgangsproces en een terugkeer naar de Mubarakperiode. Net als de seculiere oppositie zien zij zichzelf als de waarachtige vertegenwoordigers van de revolutie en hun tegenpool als een contrarevolutionaire bedreiging.

 

Ook hun interpretatie van het revolutionaire proces klopt echter niet. Ten eerste heeft er gedurende de voorbije vijf jaar geen enkele fundamentele democratische hervorming van de staat plaatsgevonden. Elke hervorming of wisseling van de wacht kwam er telkens onder druk van de straat, niet vanwege de Moslimbroeders of andere politici. Zolang de structuren van de “diepe staat” ongemoeid bleven, maakte het niet uit wie verkiezingen en referenda won.

 

Ten tweede is de confrontatie tussen Moslimbroeders en leger een recent fenomeen. In 2012 sloot Morsi nog een belangrijk compromis met de legerleiding: in ruil voor het vrijwaren van de macht en de privileges van de generaals mochten de Moslimbroeders de dominante politieke factie vormen. Het falende beleid van Morsi – voornamelijk het uitblijven van een economische heropleving en het onvermogen om brede politieke steun voor de nieuwe grondwet te verkrijgen – deed de legerleiding naar een nieuwe civiele partner zoeken.

 

Ten derde is Morsi gevallen, niet alleen door de interventie van het leger, maar door een breed gedragen massabeweging, die duidelijk aantoonde dat de Broederschap niet de stem van de revolutie vormde. De radicaal-conservatieve Moslimbroederleiding gebruikt echter de vage democratische legitimiteit van hun president om zich als authentieke revolutionaire kracht op te werpen en niet-islamistische, prodemocratische burgers aan zich te binden.

 

Nu de organisatie zich in haar politieke en zelfs fysieke bestaan bedreigd ziet, aarzelt zij niet om deze mensen een gewisse dood in te sturen, in de hoop dat de gruweldaden van de politiediensten haar eigen morele positie in het binnen- en buitenland zal versterken.

 

Gesmoorde revolutie

 

Op deze manier worden de revolutionaire massa’s, die in 2011 samen op straat kwamen voor democratie en sociale gelijkheid, door twee contrarevolutionaire krachten, de Moslimbroeders en de “diepe staat” geabsorbeerd en tegen elkaar opgezet. De revolutie wordt gesmoord in het bloed van gewone mannen, vrouwen en kinderen.

 

Het zijn de revolutionaire activisten, politici en intellectuelen die hiervoor de grootste verantwoordelijkheid dragen. Hun kortzichtigheid, hun keuze voor een politiek van het minste kwaad, hun opportunisme en zelfbehoud, hun politieke zwakte, levert het Egyptische volk uit aan de autoritaire krachten van de Moslimbroeders en het leger.

 

De seculiere oppositie meent dat honderden doden, neergemaaid door dezelfde veiligheidsdiensten tegen wie zij in 2011 streden, een toelaatbare prijs is voor democratie en een civiele staat. De Moslimbroeders, van hun kant, zijn bereid hun leden en sympathisanten te laten bloeden, niet zozeer ter wille van democratie, maar om “hun” president en hun enge politieke belang te verdedigen.

 

Slechts een paar politieke groepen, waaronder de 6 April Jeugdcoalitie en de Revolutionaire Socialisten, ijveren voor een “derde kamp”, dat zich zowel tegen de autoritaire politiek van de Moslimbroeders als de legerleiding verzet en de idealen van de revolutie verdedigt.

 

De derde weg

 

De enige hoop voor de Egyptische revolutie ligt in deze derde weg, die de volksmassa’s een duidelijk politiek en economisch alternatief kan aanbieden voor de valse keuze tussen “civiel” islamisme en “seculiere” dictatuur. Voor politieke activisten is er een duidelijke taak weggelegd om scherp het contrarevolutionaire geweld van beide kanten te veroordelen. De revolutie moet “back to square one”, met name terug naar de democratische tradities die in 2011 op het Tahrirplein spontaan door de massa’s werden uitgebouwd en de eenheid die tussen moslims, christenen en secularisten werd gesmeed. 

 

Dit artikel verscheen eerder op DeWereldMorgen


Naar boven