Agenda

Geen geplande activiteiten.

Populair

‘Kosmopolitisch groepisme’ en de opmars van de SP PDF Print Email
Geschreven door Paul Mepschen en Kevin Levie* op zaterdag, 08 september 2012
De SP wordt nostalgie verweten. Haar verdediging van de ontslagbescherming en de pensioengerechtigde leeftijd wordt bij herhaling benoemd als ‘niet meer van deze tijd’. Haar kritiek op het neoliberale Europa wordt afgedaan als provinciaal en nationalistisch. Niet alleen progressieve politici schermen met die noties: ook veel columnisten, publieke intellectuelen en sociaalwetenschappers bekijken de opmars van de SP op deze manier. Al na de overwinning van de SP bij de Kamerverkiezingen van 2006 beschuldigde de dichter Ilja Leonard Pfeiffer de SP van "repressief provinciaal gedachtegoed waarin weinig verwacht wordt van Europa of van buitenlanders in het algemeen [....] De verliezer is de Randstad" (2006). GroenLinks-lijsttrekker Jolande Sap pleitte drie dagen na haar aantreden voor vergaande samenwerking met PvdA en D66 en zei over de SP: "We moeten op links niet proberen met de conservatievere SP erbij een grijs links compromis te maken" (Lagas, 2010) Alexander Pechtold laat zich regelmatig in soortgelijke bewoordingen uit.

Na het door zelfbenoemde progressieve kosmopolieten verloren referendum over het Europees grondwettelijk verdrag in 2005, beschreef GroenLinks-ideoloog Dick Pels de SP als volgt: "Het pleidooi voor het Huis der Historie, de nee-campagne tegen het (neoliberale) Europa, en de bescherming van de Nederlandse arbeider tegen de goedkope ‘Poolse loodgieter’ tellen op tot een vorm van ‘sociaal nationalisme’" (Trouw, 2006). Dat sociaal nationalisme van de SP zou niet ver af staan van het islamofobisch nationalisme van uiterst rechts. Pels vindt in die analyse de voorzitter van werkgeversclub VNO-NCW - niet echt een progressieve intellectueel - aan zijn zijde: Bernard Wientjes vindt dat de SP en de PVV beide ’xenofoob’ zijn en angst hebben voor ’alles wat van buiten komt’. Wientjes - als ondernemer begrijpelijkerwijs geïnteresseerd in goedkope arbeidskrachten uit het buitenland - bepleitte in plaats daarvan een tolerante houding ten opzichte van migranten die iets voor de Nederlandse economie kunnen betekenen.

Bovenstaande uitspraken schetsen een beeld dat het afgelopen decennium in Nederland voet aan de grond heeft gekregen. Een steeds groter arsenaal aan concepten is gegoten in een simplistisch, dichotoom model: volk versus elite, nationalisme versus kosmopolitisme, laagopgeleid versus hoogopgeleid, verliezers versus winnaars (van de globalisering), conservatief versus progressief en materialistisch versus postmaterialistisch. Het lijkt in deze analyses soms wel alsof het land wordt verscheurd door een soort culture war tussen kosmopolitische, verlichte, progressieve stedelingen en naar binnen gekeerde, lager opgeleide, conservatieve provincialen. In de woorden van Dick Pels: 
Er is sprake van een groeiende kloof tussen betrekkelijk homogene subculturen: het SBS6-Telegraaf-Radio 538-kamp versus het VPRO-NRC-Radio 4-kamp, waarbij in het eerste materialistische, autoritaire en nationalistische waarden prevaleren en in het tweede postmaterialistische, libertaire en kosmopolitische waarden. Hoe lager het onderwijspeil, des te meer men zich verliezer voelt van de globalisering en de meritocratie, en des te groter het algemene wantrouwen en onbehagen is in de politiek. (Pels, 2008)

Dit beeld kenmerkt zich door een krachtig substantialisme, of, met een toegankelijker term, ‘groepisme’: de twee strijdende kampen worden voorgesteld als intern homogene, duidelijk begrensde, eensgezinde groepen. Dit progressief of kosmopolitisch groepisme biedt een alomvattend interpretatief frame waarin bijvoorbeeld het verzet tegen de Europese grondwet, de opkomst van islamofobisch rechts, afkeer van migratie, weerzin tegen de grootschalige uitbuiting van Midden- en Oost-Europese arbeiders, autochtoon populisme in de volkswijken én de groei van de SP allemaal gereduceerd worden tot de eng-nationalistische en conservatieve reflexen van een "betrekkelijk homogene subcultuur" van onvrijzinnige nationalisten en provincialen.

Met feiten heeft die tweedeling lang niet altijd te maken. Dat toonde onlangs bijvoorbeeld socioloog Merijn Oudenampsen (2012) aan. De uitslag van het referendum over de Europese Grondwet in 2005 wordt vaak geïnterpreteerd als ’het nee van de lager opgeleiden’. Hogeropgeleiden zouden ’kosmopolitisch’ zijn en dus vóór de grondwet. Maar wat blijkt: een meerderheid van de hoogopgeleiden was tegen - en van de GroenLinks- en D66-kiezers die gingen stemmen, stemde respectievelijk 54 en 47 procent NEE. Desondanks heeft de notie van de tweedeling tussen lager- en hogeropgeleiden steeds steviger vat gekregen op het publieke debat. Bij de formatie in 2010 was het zelfs een centraal onderwerp. Herman Tjeenk Willink, een van de vijf informateurs, stelde bezorgd dat er "een toenemende tegenstelling [is] tussen mensen die in de veranderende samenleving vooral de kansen zien en mensen die deze veranderingen vooral als bedreiging ervaren". Die laatste groep zou dan kiezen voor wat PvdA-prominent Frans Timmermans noemt: ’de sociale sentimentaliteit van de SP over het verleden’.[1]

Postpolitieke frames

Het gaat hier kortom om een interpretatief frame dat de politieke ruimte vereenvoudigd voorstelt als het toneel van strijd tussen vastomlijnde groepen met stabiele culturele disposities en wereldbeelden. Echte interesse in de opvattingen, opinies en passies van mensen verdwijnt zo achter een brij van aannames over hun vooroordelen en reflexen. Dat maakt het heel gemakkelijk achter de groeiende steun voor de SP dezelfde conservatieve, nationalistische en xenofobische dynamiek te zoeken als achter de opkomst van uiterst rechts.

Het vermeende conservatisme en nationalisme van laagopgeleiden wordt genaturaliseerd en verabsoluteerd. Niet alleen doet dat de werkelijkheid onrecht aan - het getuigt ook van weinig inzicht in hoe politiek en het publieke debat functioneren. Het kosmopolitisch groepisme gaat er vanuit dat nieuw nationalisme en (rechts)populisme in de politieke arena min of meer automatisch voortvloeien uit de zorgen, ideeën en gevoelens van onbehagen van het electoraat. Deze benadering gaat echter voorbij aan de vormende kracht van de politiek (en andere ideologische spelers) zelf. Intellectuelen, opiniemakers en politici spelen een cruciale rol in het vormgeven aan een politiek discours en het articuleren en activeren van opvattingen en emoties ‘onder het volk’ (zie ook Oudenampsen, 2012: 23-27). Figuren als Paul Scheffer, Pim Fortuyn, Ayaan Hirsi Ali, Theo van Gogh en Geert Wilders hebben niet slechts gezegd wat ‘de mensen’ al dachten, maar droegen zelf bij aan het framen van sociale onvrede en het samenballen van allerlei maatschappelijke kwesties in een voor veel mensen overtuigend politiek discours. Rechtspopulisme en nieuw nationalisme zijn, zo bekeken, niet de onvermijdelijke consequenties van een bang, boos en conservatief electoraat, maar moeten begrepen worden als innovatieve politiek die actief richting geeft aan de opvattingen en gevoelens van mensen.

De veronderstelde automatische link tussen lagere opleiding en afkeer van globalisering en migratie verdient ook om andere redenen een kritische blik. Juist laagopgeleiden staan vaak met beide benen in een internationaliserende economie: zij zijn - zoals Oudenampsen betoogt - de handen en voeten van de globalisering in het transportwezen, de toerisme-industrie en de bouwsector (2012: 22). De recente strijd van schoonmakers voor betere arbeidsomstandigheden en meer loon - een voor Nederlandse begrippen zeer inspirerende en volhardende sociale strijd - liet zien dat ‘autochtone’ werknemers én migranten samen kunnen werken, strijden en winnen. Dat getuigt van een materiële, alledaagse positie in een geglobaliseerde wereld, die wellicht verder gaat dan het kosmopolitisme van hoogopgeleiden die heen en weer vliegen tussen de zakencentra en shopping malls van Amsterdam, Londen, Parijs en New York.[2]

Niet alleen worden opvattingen, prioriteiten en gevoelens van mensen mede vormgegeven door opinieleiders en politici; ook het discours van de dichotomie tussen nationalisten en kosmopolieten zelf heeft vormende kracht. Het spreken over de kloof construeert de kloof. Politieke partijen zijn het electoraat de laatste tien jaar in toenemende mate gaan begrijpen in termen van laagopgeleid/hoogopgeleid, progressief/conservatief, nationalistisch/kosmopolitisch, en hebben hun politieke discours daar mede op gebaseerd. Dat effect kan op zijn beurt weer doorwerken in identificatieprocessen van kiezers zelf: het wordt steeds vanzelfsprekender om je als burger en kiezer aan een van de twee kanten van het ravijn op te stellen. 
De vormende werking van dit progressief groepisme is bovendien moeilijk los te zien van de edelmoedigheid en superioriteit die de noties ’kosmopoliet’ en ’progressief’ in zich dragen. Het construeert een dichtomie tussen de progressieve kosmopoliet en de bekrompen, racistische nationalist. Waar zou u liever bij horen? Deze dynamiek komt ook tot uiting in de terminologie van ’winnaars en verliezers van de globalisering’ - een zeer populair begrippenpaar in progressieve politieke analyses (zie bijvoorbeeld Pels en De Voogd, 2010) en de sociale wetenschappen (Duyvendak e.a., 2008). De affectieve en symbolische betekenis van politieke identificatie speelt in dit verband een centrale rol: met je politieke identiteit als GroenLinkser of D66’er laat je zien dat je (gevoelsmatig) bij de winnaars hoort. De SP daarentegen wordt, met de PVV, geconstrueerd als een partij van de losers.

Over de schijnbaar enorme culturele kloof in dit land werd de laatste jaren veel gediscussieerd, en over het onbehagen en de zogenoemde onderbuik van laagopgeleiden werden boeken volgeschreven. Tegelijkertijd was er weinig aandacht voor - en te weinig onenigheid over - de sociaaleconomische kloof tussen linkse en rechtse politiek. 
Europa verkeert sinds 2008 in een onvoorspelbare en voorlopig onbeheersbareeconomische crisis. Met die crisis komen politieke economie en sociaaleconomisch beleid centraal te staan. Hoe gaan we om met de banken, de financiële sector en het ongetemde internationale kapitalisme? Dat zijn de vragen die steeds meer kiezers beantwoord willen zien. Veel politici en intellectuelen blijven die sociaaleconomische discussies framen in termen van dapperen versus angstigen, mensen met zin in de toekomst versus nostalgische arbeiders. In het boekje Het Bange Nederland (2008) gingen drie vooraanstaande sociale wetenschappers zelfs zo ver dat ze afkeer van neoliberale globalisering afdeden als een ’angstneurose’. En zelfs vandaag de dag wordt antineoliberale politiek afgeserveerd als conservatief en angstig. In plaats van het ontwikkelen van een alternatieve linkse politiek buiten de bestaande neoliberale kaders worden neoliberale hervormingen - miljarden verslindende operaties om banken te redden, het versoepelen van het ontslagrecht, het verhogen van de pensioengerechtigde leeftijd - voorgesteld als onvermijdelijke en zelfsprogressieve maatregelen.

In de huidige verkiezingscampagne (wij schrijven augustus 2012) wordt het verzet van de SP tegen de neoliberale politiek van Europa door politici als Sap en Pechtold opnieuw geframed als een vorm van anti-Europees provincialisme, bijvoorbeeld in de ophef na Roemers uitspraak een eventuele boete uit Europa niet te zullen betalen. Dit doet de uitgesproken linkse sociaaleconomisch politiek van de SP en haar verzet tegen de bezuinigingslogica opnieuw voorkomen als een vorm van cultureel protectionisme. Dat slaat de plank volledig mis. De kern van de SP is niet cultureel protectionisme, maar verzet tegen neoliberalisme. Dat verzet krijgt vorm in een tijd waarin de controle en zeggenschap van de nationale staat over de eigen begrotingspolitiek en de ontwikkeling van de verzorgingsstaat en de arbeidsmarkt in toenemende mate uit handen wordt gegeven. Zogenaamde realisten binden zich met handen en voeten aan internationale, neoliberale spelregels en bewaken zo steeds strenger de contouren van het politieke debat. Dat is depolitiserend en ondemocratisch. Het brengt Europese technocraten aan de macht als de voormalige Goldman Sachs-topmannen Draghi en Monti - nu president van de ECB en premier van Italië. De zeggenschap van de Europese bevolking over de koers van Europa wordt steeds kleiner. De poging om het verzet hiertegen af te doen als nationalistisch- zoals zowel Pechtold en Sap, PvdA’ers als Frans Timmermans als CDA-minister De Jager doen - getuigt ofwel van fundamenteel onbegrip over wat een linkse koers in een crisis als deze zou moeten zijn, ofwel als een poging linkse kritiek op neoliberaal Europa in diskrediet te brengen.

De neoliberale postpolitiek voorbij

Het kosmopolitisch groepisme is postpolitiek. Het schiet zeer tekort om de opmars van de SP te begrijpen in de context van een snel veranderend politiek klimaat, waarin de neoliberale hegemonie internationaal onder druk komt te staan. De interesse in de Occupy-beweging wereldwijd, de protesten tegen het bezuinigingsfundamentalisme in Griekenland maar ook de acties van de ’conservatieve’ FNV in Nederland en de toenemende kritiek op het neoliberaal model door vooraanstaande economen: het zijn allemaal tekenen dat de grenzen van het denkbare en het mogelijke langzaam steeds verder worden opgerekt. Dat moet ook, want de afgelopen jaren is duidelijk geworden dat een alternatief voor de huidige economische orde hard nodig is: het is hoog tijd voor wat Willem Schinkel ’links van links’ noemt (2012:19). Nu we ons uit een crisis moeten tillen en de koers van Rutte heeft afgedaan, is de ontwikkeling van zo’n politiek wellicht kansrijker dan ooit. Het is dan wel nodig dat de kritische massa achter een alternatief voor de huidige koers in Nederland en Europa verder groeit, en dat zelfbenoemde progressieven zich bevrijden van een onjuist en zelfversterkend beeld van de culturele kloof tussen winnaars en achterblijvers, kosmopolieten en provincialen.

Want alleen dan zijn ook ’laagopgeleiden’ te winnen voor een sociaal en progressief programma, en kan links mensen meenemen in een verhaal over de samenleving die groter is dan de eigen directe leefwereld en de eigen problemen. Dat proces biedt ook een kans om mensen die een rechtse houding hebben ontwikkeld over migratie en integratie, en over Europa en ontwikkelingssamenwerking, te overtuigen van een linkse koers. Want alle kritiek op de ’anti-Europese’ houding van de SP ten spijt: in haar programma wordt gepleit voor het samen met andere landen fundamenteel trachten bij te sturen van de koers van de Europese Unie, en om de acute crisis in Europa op te lossen op een manier die zorgt dat niet de banken maar de inwoners van Griekenland of Spanje er beter van worden. De koers is niet tégen Europa, maar voor een ander Europa. En de SP gaat deze belangrijke verkiezingen in met een - gezien de tijdsgeest - relatief linkse integratieparagraaf. Niks nationalisme, maar een pleidooi voor de bestrijding van discriminatie, de aanpak van segregatie en achterstanden en een menselijker asielbeleid. Wie blijft betogen dat de SP op dit soort punten niet ver verwijderd is van het nationalisme en welvaartschauvinisme van de PVV is ziende blind of kwaadwillend.

In zijn column in de Volkskrant stelde PvdA-intellectueel René Cuperus onlangs : "Op grond van de verkiezingsuitslag in Frankrijk en de enorme steun in de opiniepeilingen voor de SP in eigen land, kan men stellen dat de volksopstand nu toch meer in klassiek links/rechts vaarwater is aanbeland. Met enige vertraging wordt de neoliberale hegemonie uitgedaagd. Dat is goed nieuws" (2012). Die analyse is naar onze overtuiging juist. In onze ogen kan de opmars van de SP niet begrepen worden in termen van een culturele kloof tussen nationalisten en kosmopolieten; tussen bekrompen provincialen en vrijzinnige stedelingen. Wie de bril van het kosmopolitisch groepisme afzet ziet dat het succes van de SP een uitdrukking is van de herpolitisering van sociale en politiek-economische strijd de afgelopen jaren. De tijd van de neoliberale realpolitik en de postpolitieke consensus daarover lijkt voor een deel voorbij. Dat biedt de mogelijkheid weer een fundamenteel debat te voeren over de toekomst van sociaal beleid, arbeidsmarkt, zorg en onderwijs dat niet gestoeld is op een versimpeld culturalistisch model, maar waarin politiek weer wordt opgevat als een arena van fundamentele discussie en ideologische strijd over waar het met de samenleving heen moet. Progressieve en linkse intellectuelen hebben een centrale rol te spelen in het creëren van een nieuwe werkelijkheid en als onderdeel van een nieuw links, voorbij de neoliberale hegemonie. Dan moeten ze wel over hun eigen kosmopolitische schaduw heen springen.

* Kevin Levie studeerde antropologie en is actief voor de SP in Rotterdam. Paul Mepschen, ook SP-lid, is antropoloog en doet promotieonderzoek naar ‘autochtonie’ en culturele identiteit in Nederland.

Referenties:

Calhoun, Craig (2002) ‘The class consciousness of frequent travelers. Toward a critique of actually existing cosmopolitanism’. South Atlantic Quarterly 101(4): 869-897. 
Cuperus, René (2012) ’PvdA staat voor zwaarste vuurproef uit haar geschiedenis’. Volkskrant. 20 augustus 2012. 
Duyvendak, Jan Willem, Ewald Engelen en Ido de Haan (2008) Het bange Nederland. Pleidooi voor een open samenleving. Amsterdam: Uitgeverij Bert Bakker. 
Lagas, Teun (2010) ‘Ik sluit op termijn een fusie niet uit’. Trouw. 20 december 2010. 
Oudenampsen, Merijn (2012) ‘De politiek van populisme onderzocht. Een kritiek op de diplomademocratie en de verklaring van populisme uit kiezersgedrag’. Sociologie (8) : 13-44. 
Pels, Dick (2008) ‘Populisme moet blijven.’ Rekto Verso. Tijdschrift voor cultuur en kritiek.32. 
Pels, Dick en Josse de Voogd (2010) ‘Modern links omarmt de risico’s’. Volkskrant, 30 november 2010. 
Schinkel, Willem (2012) De nieuwe democratie: naar andere vormen van politiek.Amsterdam: De Bezige Bij.

Noten:

[1] In het beruchte uitgelekte mailtje van Timmermans dat leidde tot het aftreden van PvdA-leider Job Cohen. 
[2] Zie Calhoun (2002) voor een kritiek op het "actually existing cosmopolitanism" als "the class consciousness of the frequent traveler".

Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Waterland

Naar boven