Agenda

Geen geplande activiteiten.

Populair

Het gevecht voor de sociale vakbeweging. Arbeiders in een “lean” wereld PDF Print Email
Geschreven door Kim Moody en Sjarrel Massop op zondag, 18 september 2011

Het idee van het “social-movement unionism” is de verbinding in de strijd tussen een strijdbare, niet bureaucratische vakbeweging en andere sociale bewegingen (NGO's) om zo in gezamenlijke vereniging een sterkere vuist tegen de neoliberale politiek te kunnen maken.

Vooral op het zuidelijk halfrond is deze aanpak een succes gebleken in de strijd tegen het wereldkapitalisme, in Zuid-Afrika, Latijns Amerika en Mexico. Ook in de opkomende strijd in de Verenigde Staten en Canada is er succesvol mee gewerkt. Eind jaren negentig was het een goed antwoord op de politiek van sociale afbraak en ging er een grote mobilisatiekracht van uit. 
Belangrijk aspect in deze benadering was de ont-bureaucratisering en democratisering van de vakbeweging, met als “hot issue” de ontmaskering van de corporatistische top. Nu is het kapitalisme wederom in een grote mondiale crisis geraakt en worden de gevolgen afgewenteld op de arbeidersklasse, uitmondend in toenemende armoede en massawerkeloosheid. Een crisis die gepaard gaat met de veronachtzaming van de milieuproblematiek, de emancipatie van vrouwen, de rechten van migranten en met nieuwe vormen van xenofobie. En de top van de vakbeweging blijft aanschuiven en streeft naar akkoorden, hoewel bijvoorbeeld dat over de pensioenen door de leden massaal dreigt te worden afgewezen. 
Het is tijd vele vormen van sociale strijd en bewegingen met elkaar te verbinden als antwoord op de inhumane politiek van het kapitaal. Moody gebruikt daarvoor de term 'social movement unionism' te vertalen als “de sociale vakbeweging”. Hieronder volgt een bewerking van de laatste paragraaf van zijn boek over de “lean production”, een systeem dat feitelijk het Nieuwe Productie Concept is van het neoliberalisme. Het idee van de “sociale vakbeweging” biedt ook een perspectief voor de revoluties in de Arabische wereld naar een meer sociale orde en democratisering van de samenleving. 

Relikwieën

Terwijl het lijkt alsof in het grootste deel van de wereld de vakbeweging en de sociale strijd in opgang zijn, wordt in de meer ontwikkelde landen geworsteld met vakbondsstructuren en ideologieën die afkomstig zijn uit het tijdperk van relatieve stabiliteit en economische groei. Er zijn echter andere organisatievormen van de arbeidersklasse. 

De vakbonden blijven door hun omvang en kritische positie in de productie de centraal georganiseerde uitdrukking van het dagelijkse klassenconflict. In kleine, defensieve gevechten vallen de bonden vaak terug op de steun van de “gemeenschap”, maar in de grote confrontaties betrekken ze andere organisaties in hun strijd. Pogingen om naar het “politieke” te springen of een “ommetje” te maken via de “gemeenschap” zijn helaas recepten voor de marginalisatie. Zelfs waar vakbonden slechts een klein ledental hebben, zoals in Frankrijk en Spanje, is hun vermogen om bredere segmenten van de arbeidersklasse te mobiliseren groter dan elk ander type organisatie of sociale beweging. 

Als relikwieën van een ander tijdperk blijken de huidige vakbonden in de meeste gevallen slecht toegerust om militante, bestuurlijke of politieke 'scholen' voor arbeiders te zijn, zoals Friedrich Engels voorstelde. Op enkele uitzonderingen na blijven ze de bureaucratische instituties die formeel gevormd zijn voor routinematige, collectieve onderhandelingen en corporatistische politiek. De vakbonden hebben zich verwijderd van het smalle pad van het socialisme dat zij ooit naar het kapitalisme legden, doordat ze bereid zijn fragmentarisch te onderhandelen en uiteindelijk een 'competitief partnerschap' aangaan met de vijand. Confrontatie op de ene dag verandert in partnerschap op de andere dag. Stakingen zijn er om de lijn vast te houden, maar gaat het om werkgelegenheid dan speelt het 'concurrentievermogen' een hoofdrol. Zowel organisatorisch als ideologisch zijn de meeste bonden in de meeste industriële landen onvoldoende in staat een klassenbewustzijn op te bouwen of de beslissende strijd na te streven. 

Vooruitgang

Het proces waar Marx, Engels en anderen op gewezen hebben, bestaat echter. Bijvoorbeeld in Canada, waar de vakbeweging een mengsel is van conventionele “zakenbonden” en meer democratische “bewegingsbonden”, zoals de Canadian Auto Workers (CAW) zich soms noemt. Over de actiedagen in Ontario die stakingen van één dag kenden, gevolgd door massa demonstraties, zei Sam Gindin van de CAW: 

"Met de actiedagen bouwden we een oppositie op en veranderden we de stemming en daarmee onze mogelijkheden. De dagen zorgden bij sommigen voor een opflakkering van de hoop, voor anderen verdiepten ze de betrokkenheid, daarnaast trokken ze nieuwe mensen aan. Ze leidden tot nieuwe verbindingen langs de coalitielijnen van de bonden, ontwikkelden nieuwe organisatievaardigheden en legden de zwakheden bloot die we later moesten aanpakken. De economische en politieke kennis ging omhoog en zo ontwikkelde zich een bewustzijn dat nodig was om onszelf continue te scholen in de analyse van het kapitalisme. De actiedagen tastten de overheersing aan van de ideeën van de rechtervleugel en schiepen de ruimte en het collectieve zelfvertrouwen voor toekomstige strijd: groot en klein, voor banen, collectieve onderhandelingen, lokale democratie en burgerrechten." 

Zelfs waar deze massa-acties uitbleven, is er een groeiend aantal felle stakingen, uitsluitingen en andere conflicten die voor een deel bijdragen aan de vooruitgang van de sociale beweging. Het ressentiment tegen de burgerlijke klasse neemt toe en gaat gepaard met een groter bewustzijn dat het kapitaal functioneert als een klasse en de arbeid over de gehele linie aanvalt. Rudimentair klassenbewustzijn ontwikkelt zich op veel plaatsen, gedreven door de strijd, zelfs waar deze afgebogen wordt door organisatorische en ideologische beperkingen van de vakbonden. 
Soms loopt de strijd op tegen de formele grenzen van de bonden, zoals bij de ledenvergaderingen die dagelijks tijdens de Franse stakingen van 1995 plaatsvonden. Soms neemt een lokale bond of een bondsafdeling de leiding over om een staking te initiëren die de landelijke bond niet wenste, zoals in de Verenigde Staten. Soms leidt het tot de vorming van nieuwe bonden, zoals in Frankrijk, in Zuid-Korea en veel andere delen van het economische zuiden. Andere keren betekent het nieuwe organisatietypen aan de rand van de vakbeweging, zoals de 'arbeiderscentra' in Noord-Amerika. Gezamenlijk vertegenwoordigen ze een vooruitgang in organisatie en bewustzijn. 

Vakbondsoppositie

Deze vooruitgang betekent ook de intensivering van het debat en het politieke conflict in de bonden over de uitbreiding van het vermogen tot mobilisatie en strijd. De opkomst van een op de leden gebaseerde oppositiebeweging binnen de vakbonden in Noord-Amerika en Europa is duidelijk gaande. Zo'n debat en strijd is nodig om de vakbonden meer geschikt te maken voor conflicten en vormt een basis voor politieke scholing. Deze strijd in de vakbonden speelt een rol in de opbouw van een nieuw leiderschap voor een nieuwe periode, vooral waar sprake is van oppositionele krachten die zich richten op een meer militante, democratische en sociaal georiënteerde vakbeweging. Dit is beslist geen eenvoudig proces van vervanging van oude leiders door nieuwe. Het is het effectiefst waar vakbondsbeleid voortkomt uit strijd tegen de werkgever; het is het zwakst waar het slechts een electorale uitdaging is voor de nieuwe leiders of een coalitie van de oude en de nieuwe. 

Voor zover dit conflict zich concentreert op relevante vraagstukken en een democratisch op klassen gebaseerd vakbondsconcept, draagt het bij aan de verbreding van het bewustzijn. Zo'n basisorganisatie, met haar eigen discussies en strategische debatten, is de sleutel om het potentieel van interne vakbondsconflicten te maximeren. Waar de bond zelf hoogst bureaucratisch is en de leden uitgesloten zijn van deelname aan de actuele interne discussies, wordt het lidmaatschap de 'school' waar Engels over sprak. Als deze op leden gebaseerde organisaties zich aansluiten over de vakbondsgrenzen heen tot netwerken (zoals rond het Amerikaanse Labor Notes of Transnationals Information Exchange, TIE), dan kan een nieuw en breder bewustzijn zich snel verspreiden. 

Alternatieven

In het algemeen worden perioden van dramatische, sociale en politieke veranderingen, al of niet revolutionair of beperkt tot belangrijke hervormingen, gekenmerkt door de verbreiding van volksorganisaties. Bijvoorbeeld, de clubs en gemeenschappen van revolutionair Parijs van 1789 tot 1794; de arbeidersraden van 1905 en 1917 in Rusland, vergelijkbare op arbeiders gebaseerde raden van 1956 in Hongarije; de vakbonden in de Verenigde Staten van de jaren dertig en de beweging voor burgerrechten en van studenten en vrouwen van de jaren zestig. Perioden van conservatieve reactie, daarentegen, worden getypeerd door de verzwakking, uitputting of verdrijving van organisaties van de arbeidersklasse en de onderdrukten. 

Het is duidelijk dat we door een diep conservatieve periode zijn gegaan, waarin de oude organisaties van de arbeidersklasse en die van de sociale beweging uit de jaren zestig leden onder de neergang of de lange termijn verzwakking in veel delen van de industriële wereld. 
Op hetzelfde moment kwamen bonden en andere organisatievormen van de arbeidersklasse tegen deze gure periode in verzet op plaatsen waar de vakbonden zwak waren of niet bestonden, vooral in het economische zuiden. Tegenwoordig is het niveau van actieve organisatie van arbeiders op wereldschaal groter dan tijdens de opkomst van het conservatisme een kwart eeuw geleden. Vandaag hebben de verzwakte arbeidersorganisaties van het noorden zich aangesloten bij de nieuwe vakbonden in het zuiden en hun verzet tegen het kapitalisme. Tenminste de mogelijkheid en zeker het idee van groei zijn teruggekeerd bij veel bonden in het noorden, deels als resultaat van interne conflicten. Het potentieel voor een verschuiving van de krachtenbalans is aanwezig, deze keer in het voordeel van de arbeidersklasse. 

Als geïntensiveerde strijd geesten opent en als organisatie voorziet in een 'school' voor vaardigheden, inzicht in de samenleving en zelfs voorbereiding op de macht, dan maakt de nieuwe situatie op wereldschaal het mogelijk verder te gaan dan wat nu politiek geboden wordt. Er is, uiteraard, niets dat de terugkeer van socialistische ideeën of organisaties verhindert. Toch bieden de alternatieven die progressieven en sociaal-democraten naar voren schuiven - bijvoorbeeld het aandeelhouderskapitalisme en de “civil society” - niet veel soelaas voor de meerderheid van de wereldbevolking. Deze meerderheid schreeuwt om meer vlees op de botten, iets dat het kapitalisme op wereldschaal steeds minder wil, of in staat is te, leveren. 

Dit betekent, zoals Gindin in 1997 zei tijdens het debat in de Canadese arbeidersbeweging, dat de werkelijke alternatieven liggen in de confrontatie van het kapitaal met een versterkt gemobiliseerde en georganiseerde arbeidersklasse: 

"De kwestie van “alternatieven” gaat niet over alternatief beleid of alternatieve regeringen, maar over een alternatieve politiek. Noch goedbedoeld beleid, noch sympathieke regeringen kunnen ons leven fundamenteel veranderen, tenzij zij deel uitmaken van een fundamentele uitdaging van het kapitaal. Dat wil zeggen om alternatieven mogelijk te maken, is een beweging nodig die de politieke cultuur verandert (de aanname hoe een samenleving functioneert), die meer mensen in de dagelijkse strijd brengt (het collectief besef hoe we ons leven inrichten) en die het inzicht en de organisatorische vaardigheden van activisten verdiept in overeenstemming met hun engagement voor een radicale verandering (de ontwikkeling van socialisten)." 

Globalisering

Als de analyse van dit boek net is dat “lean productie” en marktregulering niet bepaald een tegenkracht vormen ten opzichte van de verdere ontwikkeling van de kapitalistische productiewijze. En dat deze twee ontwikkelingen in werkelijkheid de oorzaak zijn van de toenemende ongelijkheid en bovendien de race naar de afgrond plaveien voor de meerderheid van de mondiale arbeidersklasse, ja dan kijken de actieve krachten die verandering nastreven uit naar alternatieven. Als de arbeidersklasse zich inspant voor een overtuigende, democratische versie van het socialisme, dan bestaat er een kans de materiële kracht te ontwikkelen waaraan het decennia lang ontbroken heeft. 
Misschien wel sterker dan in het grootste deel van de twintigste eeuw is de kans dit idee en de beweging wereldwijd te verspreiden meer deel van de ontwikkeling van het kapitalisme dan in de afgelopen zeventig jaar. Het is niet alleen dat het proces van kapitalistische globalisering meer en meer mensen in verzet gebracht heeft, ze zijn ook op nieuwe manieren samengebracht. Denk aan het dichte web van kapitalistische eigendommen in transnationale ondernemingen, uitgebreide grensoverschrijdende productieketens, multinationale vrijhandelszones of nieuwe en wijdverspreide communicatievormen. Deze nieuwe internationale banden wijzen niet alleen naar nieuwe internationale vakbondsstrategieën, maar eveneens naar het oude begrip van een internationale arbeidersklasse dat ook de bron was van het oorspronkelijke socialistische project. 

Als het kapitalisme mondialer is dan ooit, dan moet ook de arbeidersklasse dat worden. De klassenformatie is tegenwoordig op veel manieren een internationaal, zo niet een mondiaal proces. De verdeling van de arbeid in de productie van de welvaart van de wereld is internationaler dan ooit. Om het op een andere manier te stellen, het is duidelijk dat de producenten van één enkele automobiel gevonden worden in veel landen en dat het maken van deze auto een vermeerderde inzet vereist van arbeiders in de telecommunicatie, het transport en de ontelbare diensten in veel landen. Al deze arbeiders worden indringender in het productieproces getrokken dan in het verleden. De resulterende verdeling van de arbeid heeft een groter geografisch bereik dan in de rest van deze eeuw of waarschijnlijk voor altijd. 

Zelfs binnen de meeste landen is de wereldwijde klasse die zich nog vormt, met een grote regelmaat grenzen aan het verleggen en is ze internationaler van aard en etnisch diverser. Als al deze trends de organisaties van de oude arbeidersklasse en haar denkbeelden uit balans hebben gebracht, zoals te zien is in de opkomst van het racisme in veel landen, dan leggen ze ook de basis voor verstrekkende communicatielijnen die in het grootste deel van deze eeuw niet bestonden. Zowel in de internationale arbeidsverdeling als in de geografische bewegingen van de werkende mensen, ontstaat en verspreidt zich een transnationale arbeidersklasse. 
De materiële inhoud voor een internationalisme van de arbeidersklasse is aanwezig, zoals ook het idee van het socialisme waaraan het verbonden is. Maar het moet bewust worden georganiseerd. Nationaal chauvinisme, racisme en seksisme gaan niet vanzelf weg, evenals de hoop dat de heersende klasse zal buigen voor de druk en de goede dingen gaat doen. Inderdaad gaat het hier tot op zekere hoogte voor de meeste mensen om complexe situaties, vaak onuitgesproken standpunten die niet op de proef gesteld worden in meer “normale” tijden of die versterkt zijn in conservatieve tijden. Intense sociale strijd kan zulke ideeën afschudden en de gedachten openen voor nieuwe. Hoe groter de krachten die in de strijd worden geworpen, des te meer alternatieven worden mogelijk. 

Zoektocht met reden

Een bepalend aspect voor de ”sociale vakbeweging” is de opbouw van en verbinding met bredere bewegingen en de confrontatie met oude ideeën. Het kan helpen om een bestaande conservatieve machtsbalans te ondermijnen, zoals het bijvoorbeeld begon in Zuid-Afrika, Brazilië, Zuid-Korea. Zo wordt het concept van één klasse realistischer. In de uitbreiding van de macht van de arbeidersklasse en de groei van het klassenbewustzijn loopt de 'sociale vakbeweging' vooruit op een diepere socialistische politiek. 
Een ander aspect is dat dit vakbondsconcept gegroeid is uit de nieuwe materiële omstandigheden en opgedrongen door de kapitalistische globalisering. Kortom, het is een kind van deze ontwikkeling, niet een idee of strategie voortgekomen uit intellectuele kringen, maar uit echte ervaringen van de arbeidersklasse. 

De richting van deze sociale vakbeweging confronteert velen met de gebruikelijke manier waarop de wereld geïnterpreteerd wordt. Gesterkt door de ervaringen in de wervelwinden van internationale economische integratie en geïntensiveerde kapitalistische concurrentie, kan de 'sociale vakbeweging' als een actueel nationaal platform functioneren van waaruit de internationale arbeidersbeweging van morgen gelanceerd wordt. De kiemen van deze internationale beweging bestaan uit groeiende netwerken kriskras over grenzen heen op zoek naar praktische solidariteit. Zulke activiteiten dagen de oude ideeën sterk uit. Wie zijn onze vrienden en wie zijn onze vijanden? Een heldere visie op het wereldwijde klassenconflict wordt vaak uitgedragen door de nieuwe leiders en opkomende opposities in de verschillende vakcentrales die nog altijd geworteld zijn in de oude machtsbalans en de fictie van “partnerschap”. 

De socialistische beweging van de toekomst, als die er komt, zal gevormd worden in deze gevechten voor een effectievere weg om het kapitaal op de proef te stellen, in binnen- en buitenland, en in de grote confrontaties tussen arbeid en kapitaal. Zij die eenvoudigweg zoeken naar een beter leven doen er goed aan te kijken naar een vernieuwde socialistische beweging voor hoop. Zij die al zoeken naar een socialistische toekomst, moeten, van de andere kant, kijken naar hen die vechten voor een beter leven, ongeacht hoe basaal dat gevecht ook lijkt.

Naar boven