Agenda

Geen geplande activiteiten.

Populair

Bolivia: van de Rode Oktober naar Morales PDF Print Email
Geschreven door Jeffrey R. Webber op donderdag, 12 mei 2011

Hoe moet links de regering van Evo Morales beoordelen? Volgens Bolivia-expert Jeffrey R. Webber heeft deze regering ervoor gekozen een nieuwe vorm van neoliberaal beleid te voeren.

Wat kenmerkte de bewegingen in de periode 2000-2005 in Bolivia? Waren de bewegingen een uitdrukking van een verlangen naar socialisme of van de historisch sterke trotskistische beweging in Bolivia? Waren de eisen van de inheemse bevolking van specifiek belang?

De vaak inheemse mijnbouwers spelen een belangrijke rol in de sociale bewegingen.

De revolutionaire periode van 2000 – 2005 gaf uitdrukking aan wat ik het ‘gecombineerde oppositionele bewustzijn’ van de leidende lagen van activisten en organisatoren noem. Hun ideeën kwamen voort uit de twee belangrijkste Boliviaanse tradities van verzet in de laatste eeuwen en vormden een eclectische mix van revolutionair marxisme en inheemse bevrijding. Deze tradities werden gecombineerd en op nieuwe wijze toegepast – niet zonder spanning en tegenstrijdigheden – in de eenentwintigste context van sloppenwijken, mijnbouw enclaves en een merendeels inheems platteland.

Dit gecombineerde bewustzijn werd gekenmerkt door een complexe kritiek op imperialisme, kapitalisme en racistische overheersing. Deze werden opgevat als delen van een enkel, gecombineerd systeem. Dit systeem moest in zijn totaliteit verslagen worden, de ingrediënten ervan zouden niet afzonderlijk of gedurende aparte historische periodes kunnen worden uitgeschakeld. Het klopt dat historisch gezien trotskisme de dominante stroming was in Boliviaans revolutionair marxisme maar georganiseerde trotskisten waren zeer marginaal in de laatste reeks opstanden. Enkele van de beste ideeën en gewoontes van trotskisten galmden echter na in activistische kringen, ook al was dit vaak onder een andere naam.

De inheemse bevrijdingsbeweging, gericht tegen wat in feite een etnisch-raciaal regime van informele apartheid was, kan volgens mij niet losgekoppeld worden van de bredere anti-kapitalistische en anti-imperialistische strijd die in deze jaren vorm kreeg. Kapitalisme in Bolivia wordt gekenmerkt door diepe etnische scheidslijnen en Bolivia is een zeer ondergeschikt land, het bevind zich op de laagste ladders van de rangorde van het kapitalistische wereldsysteem. Op een persoonlijk niveau worden Boliviaanse arbeiders hier elke dag mee geconfronteerd. De activisten waar ik mee sprak in El Alto, de stad waar de opstand het hevigst was, beschouwden zichzelf als tegelijkertijd arbeiders en inheems (voornamelijk Aymara maar ook Quechua). Ze waren niet arbeiders op maandag en inheems op dinsdag, of arbeiders in een deel van hun leven en inheems in een ander. Om een activist aan te halen waar ik mee sprak, heeft het stedelijke Boliviaanse proletariaat in El Alto een inheemse kleur.

Wat is het verschil tussen het beleid van de regering van Morales en de massa-bewegingen tegen vorige regeringen?

Ik zie een breuk tussen de periode 2000 tot 2005, toen strijd van onderop de mogelijkheid van een fundamentele omwenteling van de sociale, economische en politieke structuur mogelijk maakte, en de periode vanaf de laatste maanden van 2005, toen de bewegingen op ingewikkelde wijze terug geleid werden naar de getemde vormen van electorale politiek, en het aantreden van de regering Morales in januari 2006.

De verkiezing van de MAS was een democratische vooruitgang, een verbetering van de positie van de inheemse bevolking en een consolidatie van het groeiende zelfbewustzijn van de meerderheid van de inheemse werkende mensen gedurende het voorgaande decennium. Maar wat betreft hun economische oriëntatie was de MAS tegen de verkiezingen van 2005 niet langer een anti-neoliberale en anti-imperialistische partij, zoals in de late jaren negentig, maar een gematigd hervormingsgezinde partij. Dit hield verband met de veranderingen in de klasse-afkomst van de leden van de partij – na 2002 gingen leden uit de stedelijke middenklasse een veel belangrijkere rol in de partij spelen.
De partij veranderde haar politieke strategie en ging zicht richten op het winnen van verkiezingen en geleidelijk voerde dit hen weg van het steunen van buitenparlementaire bewegingen en het opbouwen van tegenmacht van onderop.
Het was dus te voorzien dat nadat Morales aantrad hij een beleid ging voeren van wat ik een opnieuw gevormd neoliberalisme noem. Vrij oppervlakkige beleidsmaatregelen gaan in tegen het orthodoxe neoliberalisme, zoals bijvoorbeeld belastingverhogingen voor de gas- en oliesector, en het percentage van het aandeel van de overheid in het BNP is enigszins gestegen. Deze beleidswijzigingen lijken belangrijker dan ze zijn omdat ze aanvankelijk gepaard gingen met een snelle groei van de verkoop tussen 2003 en 2008, hetgeen een aanzienlijke stijging van het staatsinkomen betekende. Deze groei was ook zichtbaar in andere landen in de regio, ongeacht de politieke kleur van de plaatselijke regering.

Net zoals orthodox neoliberalisme is de nieuwe variant vooral gericht op herstel van de winsten en het disciplineren van arbeiders. Het idee dat de regering van Morales een socialistische oriëntatie heeft klopt niet, er is zelfs geen sprake van een significante afname van de armoede en ongelijkheid. Daarnaast zien we een beleid dat nog steeds gericht is op een kleine schuld, lage inflatie, de onafhankelijkheid van de centrale bank, een ‘flexibele’ arbeidsmarkt en een betekenisloze ‘landhervorming’, een opeenhoping van internationaal krediet, lage uitgaven voor sociale voorzieningen en een bondgenootschap met internationaal kapitaal in alle economische sectoren en met ‘patriottische’ delen van de bourgeoisie in het oosten. Het Boliviaanse kapitalisme is georiënteerd op de export, welke mogelijk gemaakt wordt door lage lonen, en het niveau van uitbuiting van de arbeidersklasse is gestegen. Staatsinvesteringen vormen slechts 32 procent van de totale investeringen en hebben een maximum van 36 procent. Ondanks de revolutionaire slogans van de president en zijn bondgenoten leert de arbeidersklasse nu op bittere wijze hoe hoog de mate van continuïteit tussen de huidige fase van het Boliviaanse kapitalisme en de voorafgaande is.

Misschien wel het meest inspirerende en unieke van de bewegingen in 2000 – 2005 was hoe breed en radicaal de mobilisaties van onderop waren. Waarom zijn deze mobilisaties afgenomen? Morales wint bijna tweederde van de stemmen van de stemgerechtigde bevolking, betekent dit niet dat hij doet wat ze willen?

De massale mobilisaties van onderop en de breed gedragen radicaliteit waren inderdaad meest inspirerende en hoopvolle aspecten van die periode. Het land kwam verschillende keren tot stilstand en in twee jaren werden twee neoliberale presidenten ten val gebracht: Gonzalo Sánchez de Lozada in oktober 2003 en Carlos Mesa in juni 2005.

Het is vaak een uitgekauwd, sektarisch punt dat dient om werkelijke politieke discussie te vermijden maar toch denk dat we moeten nadenken over de gevolgen van het ontbreken van een revolutionaire partij en het falen van de bewegingen in 2003 en 2005 om de kapitalistische staat omver te werpen en een soevereine macht van onderop van de meerderheid van inheemse proletariërs en boeren te vormen. Het mobilisatievermogen van de linkse, inheemse bewegingen was indrukwekkend, de bewegingen brachten grote aantallen mensen op de been en konden de productie en circulatie van koopwaar tot een halt brengen in het hart van het Boliviaanse kapitalisme. Dat deden ze wekenlang, verschillende malen per jaar en sleutelmomenten werden gekenmerkt door explosieve volksbewegingen en honderdduizenden mensen in de straten van wat een zeer klein land is. Maar deze bewegingen beschikten niet over een partij die het leiderschap en de noodzakelijke strategie en ideologische coherentie kon bieden die het mogelijk gemaakt zou hebben om de revolte naar een machtsovername te brengen.

Bij gebrek hieraan was het de MAS van Evo Morales, welke tot dan toe eerder echter de mobilisaties aanliep dan deze leidde, die naar voren kwam. De MAS richtte de energie van de bewegingen op de verkiezingen die vervroegd waren naar december 2005. Vandaag de dag bestaat er geen georganiseerde socio-politieke kracht links van de regeringspartij. De bevolking probeert terecht de regering Morales te verdedigen tegen imperialistische inmenging van buitenaf en rechtse pogingen tot destabilisatie als deze zich voordoen.

Tegelijkertijd heeft het nieuwe model van neoliberalisme van deze regering geleid tot nieuwe conflicten en breuken in haar basis. Al sinds 2006 zijn er conflicten in de mijnbouwsector, in het begin van 2007 waren er sociale protesten in Cochabamba, afgelopen winter kwamen de armen in de gemarginaliseerde deelstaat Potosí in opstand, in mei vorig jaar waren er stakingen van werknemers in de zorg, van leraren en fabrieksarbeiders en meer recent leidde het beëindigen van de subsidie op brandstof door de regering tot hevige onrust, de zogenaamde gasolinazo – dit zijn slechts een paar voorbeelden van blijken van onvrede.

Welke progressieve maatregelen heeft de regering genomen?

Ik denk dat het een vergissing is om naar deze of deze beleidsmaatregel in afzondering te kijken zonder het klasse-karakter en de samenstelling van het regime in zijn geheel in ogenschouw te nemen. Als we dat soort analyses gaan maken lopen we in de val van de verdeel-en-heers tactieken van de regering tegen de lagere klassen waarin bepaalde sectoren kleine subsidies of hervormingen krijgen om de arbeidersoppositie tegen wat in feite een voortzetting van neoliberalisme is te verdelen.

Deze regering kwam aan de macht dankzij een golf van volksverzet en was daardoor gedwongen op enkele vlakken het beleid te wijzigen. Het meest opvallend zijn de wijzigingen in de gas- en oliesector. Deze hervormingen kwamen in het geheel niet neer op een ‘nationalisering’ maar betekenden wel een verhoging van de belastingen en afdrachten die firma’s aan de staat betalen. Dergelijke maatregelen waren van bijzonder belang in het kader van het pieken van de gasprijs in de recente jaren.

Op buitenlands gebied is de regering ook een meer onafhankelijke koers gaan varen: de banden met internationale financiële instituten, in het bijzonder met het IMF, zijn bekoeld en die met Venezuela, Ecuador en Cuba zijn sterker geworden. De meest recente progressieve stap van de regering Morales was het organiseren van een belangrijke anti-kapitalistische bijeenkomst in Cochabamba vorig jaar als antwoord op de schijnvertoning in Kopenhagen. Dit was werkelijk een stap vooruit in de opbouw van internationalistische, ecosocialistische netwerken maar om overeen te komen met de retoriek van Cochabamba zou het binnenlandse karakter van de regering fundamenteel moeten veranderen. Bovendien is het buitenlands beleid doorschoten van de tegenstellingen. De regering Morales blijft deelnemen aan de bezetting van Haïti en is bevriend met verwerpelijke regimes als die van onder andere Iran en Libië.

In welke mate is de voorzichtigheid van de regering van Morales het gevolg van buitenlandse bedreigingen?

Het imperialisme was en is een belangrijk probleem voor elk links project – gematigd of radicaal – dat in een ondergeschikt land als Bolivia hervormingen probeert door te voeren. Het land is gedwongen te handelen als deel van een hiërarchie van staten in het wereldysteem en is onderworpen aan de eisen van de kapitalistische markt. Om uiteindelijk succesvol te zijn moet elk revolutionair alternatief uitbreiden over de regio en wereldwijd. Voor activisten in het westen moet de eerste prioriteit met betrekking tot Bolivia zijn om zich tegen elke vorm van imperialistische interventie – economisch, politiek of militair – te verzetten.

Dat gezegd zijnde is het echter ook belangrijk te erkennen dat toen de regering Morales aantrad deze beschikte over aanzienlijke ruimte om te manoeuvreren. De Verenigde Staten waren verstrikt in Irak en Afghanistan. En sinds de jaren negentig is de controle van de Wereldbank en het IMF over Latijns-Amerika en de Cariben dramatisch afgenomen: gedeeltelijk omdat Venezuela krediet verstrekt aan naar linkse neigende regeringen, gedeeltelijk door inkomsten uit olie ten tijde van het pieken van de olieprijs op de wereldmarkt. Imperialisme geeft er de voorkeur aan te functioneren met behulp van Boliviaans rechts en niet rechtstreeks te hoeven interveniëren maar Boliviaans rechts was politiek vernietigd. Ook al waren kapitalisten nog in het bezit van economie en controleerden zij deze, ze hadden geen politiek project meer. De legitimiteit van neoliberalisme was ineengezakt onder het gewicht van de eigen interne contradicties.

In plaats van gebruik te maken van deze historische kans en de zelf-organisatie en activiteit van de onderdrukten en uitgebuitenen te versterken om tegen buitenlands en binnenlands kapitaal in beweging te komen verviel de regering van Morales in rituele onderhandelingen met elites en een rechterzijde die zij in hoge mate overschatte.

Geleidelijk heeft deze rechterzijde, alhoewel nu nog relatief zwak en verdeelt, een autonomistische beweging in de oostelijke valleien opgebouwd en zij is nu in staat om het openbare leven sporadisch te ontwrichten. Dit vermogen bereikte wat misschien een piek was in augustus en september 2008 toen er verspreid in de oostelijke valleien een campagne van racistisch geweld plaatsvond die zijn hoogtepunt had in de bezetting van verschillende vliegvelden door proto-fascistische groeperingen en het vermoorden van tientallen boeren in de deelstaat van Pando op 11 september dat jaar.

Het is terecht om je zorgen te maken dat de toenemende klasse-conflicten, het resultaat van vijf jaar MAS bestuur van een kapitalistische staat, en het voorzetten van neoliberaal beheer en het onbeantwoord blijven van de behoeftes van de bevolking, net zo goed tot een hergroepering van rechts kunnen leiden als tot een links alternatief voor de MAS.

Jeffrey R. Webber is de auteur van From Rebellion to Reform in Bolivia: Class Struggle, Indigenous Liberation en the Politics of Evo Morales and Red October: Left-Indigenous Struggles in Modern Bolivia. Dit interview verscheen eerder op de website van The Commune, een Engelse radikaal linkse organisatie. Vertaling door de redactie van Grenzeloos.

Naar boven