Agenda

Geen geplande activiteiten.

Populair

Macht en seksualiteit PDF Print Email
Geschreven door Peter Drucker op woensdag, 29 januari 2003

Het werk van Michel Foucault is van grote invloed geweest op zowel de sociale wetenschappen als op linkse, feministische en homoseksuele sociale bewegingen. Zijn ‘De Wil tot Weten’, het eerste deel dat in 1976 verscheen van zijn ‘Geschiedenis van de Seksualiteit’, maakte hem tot een virtuele held van links. Het linkse enthousiasme over Foucault was verrassend, omdat hij marxisme en feminisme zag als de orthodoxie van zijn tijd, die hij voortdurend aanviel. Zowel het linkse als het Foucaultiaanse denken zit tegenwoordig in de verdediging. Daarom juist leek het ons zinvol nog eens kritisch te kijken naar het werk van deze denker.

Volgens Foucault staat macht centraal in de levens van mensen. Het is een altijd aanwezige factor in alle menselijke relaties en moet los gezien worden van ‘tijdelijke’ historische systemen als kapitalisme en het patriarchaat. Dit uitgangspunt verklaart zijn fascinatie voor de manier waarop macht direct invloed uitoefent, vooral als voorgewend wordt dat mensen geholpen worden, zoals in de psychiatrie en het gevangeniswezen. Foucault daagde links uit tot nadenken over deze onderwerpen en dwong ons simplistische verklaringsmodellen los te laten.

Geen natuurlijke seksualiteit

De grootste verdienste van Foucaults ‘Geschiedenis van de Seksualiteit’ is zijn radicale standpunt dat er geen aangeboren, natuurlijke manier is waarop seksuele driften worden gekanaliseerd en gestructureerd. Feministen en homo/lesbo-activisten benadrukten al dat er niets natuurlijks is aan de onderdrukkende verhouding tussen mannen en vrouwen of tussen hetero’s en homo’s: deze verhoudingen krijgen vorm en worden gedefinieerd door de instituties en de ideologie van onze specifieke cultuur. Historici en sociologen van de seksualiteit hebben een berg aan bewijsmateriaal verzameld om te laten zien hoe onwaarschijnlijk het is dat mensen geboren worden als homo- of heteroseksueel. Het verdelen van mensen in homoseksuelen en heteroseksuelen (in tegenstelling tot een verdeling in bijvoorbeeld acceptabel en verboden gedrag) gaat slechts terug naar de negentiende eeuw.

Foucault beargumenteert daarentegen dat de moderne zienswijze van seksualiteit in de achttiende eeuw is ontstaan. In die moderne visie is seksualiteit een cruciaal onderdeel van het leven, dat wetenschappelijke studie en sociale controle vereist. Vóór de achttiende eeuw maakten staat en kerk zich slechts druk om seksualiteit als het ging om gedrag dat niet paste binnen het gezin en de bezitsrelaties. In de vroege Middeleeuwen bijvoorbeeld, was sodomie niet meer of minder verboden dan andere vormen van seksualiteit die zich ontwikkelden buiten de kaders van de kerk en los van het bestaande systeem van erfopvolging. Seks dat binnen het systeem paste werd altijd acceptabel gevonden en niemand maakte zich er druk om.

In de achttiende eeuw echter kwamen categorieën als gezond, normaal en afwijkend te voorschijn. Het idee van een ‘abnormale’ seksualiteit kwam op. Voor het eerst werd seksualiteit veroordeeld en gecontroleerd in een vocabulaire dat onafhankelijk was van gezinsleven, bezitsrechten en religie. Kerk en staat gingen ‘normale’ seksualiteit definiëren om ‘abnormale’ seksualiteit te controleren en uit te roeien. Gewone mensen maakten zich de nieuwe seksuele ideologie eigen en gingen zich bezighouden met de vraag of ze de juiste soort en de juiste hoeveelheid seks hadden. Zowel de Victoriaanse argwaan rond seksualiteit, als de twintigste-eeuwse fascinatie ermee waren de producten van politieke, religieuze en wetenschappelijke interventies in de seksuele levens van mensen. Interventies die hun wortels hadden in de vroege bourgeoistijd en die zich hadden geïntensiveerd.

Van confessie naar diagnose

Foucault illustreert zijn argument met een rijkdom aan bewijsmateriaal. Deze informatie alleen al maakt ‘De Wil tot Weten’ een belangrijk boek. Foucault laat zien dat in de middeleeuwse christelijke wereld de biecht steeds belangrijker werd voor de kerk. Het gaf de kerk een middel om zonde te ontdekken, te definiëren en vervolgens te bestraffen. Hij beschrijft hoe deze rol in de achttiende en negentiende eeuw langzaam werd overgenomen door wetenschappers en medici, die hun nieuwe macht aanwendden om een geheel nieuwe seksuele ideologie ontwikkelen. Ze bestempelden vrouwen als hysterisch en pathologisch, ze benadrukten de gevaren van de seksualiteit van kinderen, ze verboden masturbatie en geboortebeperking.

Ook laat hij zien hoe de freudiaanse psychoanalyse, dat claimde seksualiteit te bevrijden (wat ze gedeeltelijk ook wel heeft gedaan), een nieuwe kaste van seksspecialisten creëerde. Zij konden een sociaal gelegitimeerde claim leggen op het ingrijpen in en veranderen van de seksuele levens van mensen. Deze informatie kan sociale bewegingen helpen macht te definiëren als onderdeel van een historische ontwikkeling.

Onderdrukking herdefiniëren

Kritiek op Foucault is echter ook nodig. Nadat hij ons heeft laten zien dat het huidige begrip van seksualiteit niet enkel door de staat is opgelegd en dus ook niet kan worden veranderd, of bevrijd, zou hij moeten aangeven waar die allesbeheersende macht vandaan komt.

Maar dat heeft hij jammer genoeg niet onderzocht. Macht is voor hem een eerste oorzaak: eeuwig en alomtegenwoordig. Foucault gelooft niet in een economie zonder macht, wetenschap zonder macht of seks zonder macht. Bovendien beweert hij: ‘De macht komt van onderen; dat wil zeggen dat de machtsverhoudingen niet berusten op de algemene matrix van een alomvattende tweedeling tussen heersers en overheersten’. Hij houdt vol dat machtsrelaties voortkomen uit de confrontaties die altijd en onvermijdelijk ontstaan uit menselijke interacties: ‘De grote systemen van heerschappij zijn hegemonie-effecten die door de intensiteit van al deze confrontaties voortdurend worden versterkt’ (blz. 95). Deze kijk op de wereld begrenst zijn intellectuele horizon, omdat het de belangrijkste sociale systemen waarin mensen leven, afschildert als het resultaat van individuele conflicten die met elkaar in interactie zijn.

Oorzaak of toeval

Foucault komt dan ook in een moeilijke situatie terecht als hij probeert uit te leggen hoe de psychoanalyse samenhangt met het laatkapitalisme ‘waarin de uitbuiting van de loonarbeid niet dezelfde gewelddadige fysieke dwang vereist als tijdens de negentiende eeuw’ (blz. 113). Deze samenhang is niet onlogisch: de populariteit van het Freudiaanse denken in de jaren twintig en vijftig hing samen met de idee dat mensen te onderdrukt waren en zich wat meer moesten bevredigen. Deze notie paste goed bij de groei van het consumptiekapitalisme.

Dus volgens Foucault correspondeert psychoanalyse wel met het laatkapitalisme, maar wordt er niet door veroorzaakt. Het kapitalisme is volgens hem niets anders dan de som van kleine stukjes macht die kapitalisten hebben over arbeiders. Grootschalige structuren van dominantie worden niet door elkaar veroorzaakt of door hun eigen interne dynamieken, maar door de cumulatieve effecten van kleinschalige conflicten. Als Foucault consistent zou zijn dan zou de ontwikkeling van de psychoanalyse en de transitie naar het laatkapitalisme enkel toeval zijn. Dit toeval, dat voor zowel het kapitalisme als het patriarchaat zo mooi op tijd kwam, is voor veel lezers moeilijk te verteren. Helaas, Foucault gaat niet verder dan te stellen dat de komst van de psychoanalyse aan maatschappelijke veranderingen ‘zou beantwoorden’.

Verschillen in macht

Het lijkt er op alsof Foucault verschillende vormen van macht door elkaar haalt. Aan de ene kant bestaat er ‘neutrale’ macht, de macht om iets voor elkaar te krijgen. Deze vorm gaat gepaard met overredingskracht. Aan de andere kant is er dominantie: de macht om mensen te dwingen iets te doen dat ze niet willen of dat tegen hun belang in gaat. Deze vorm van dominantie komt voor uit een ongelijke verdeling van de mogelijkheid om invloed uit te oefenen. Beide vormen van machtsuitoefening hebben invloed op menselijke relaties. Het is echter wel zaak om ze uit elkaar te halen. Dit onderscheid kan goed worden geïllustreerd door te kijken naar de macht binnen seksuele relaties. Op het moment dat twee mensen met elkaar vrijen is het regelmatig zo dat de een meer passieve rol inneemt en de ander een meer actieve rol. Als dit gebeurt vanuit een overredingskracht, vanuit wederzijdse instemming, heb je te maken met wat eerder ‘neutrale’ macht werd genoemd. Als het echter zo is dat hier meer structurele vormen van macht aan ten grondslag liggen, heeft het meer te maken met ‘dwang’. Dat wij in onze cultuur het nog steeds het meest natuurlijke vinden dat de man, of degene die penetreert, de actieve rol inneemt, zou op zo’n dieper liggende machtsrelaties kunnen duiden.

Op het moment dat je deze verschillende vormen van macht definieert, is het mogelijk om een systematische analyse te maken van de mechanismes die ten grondslag liggen aan het ontstaan van macht en de uitingsvormen daarvan. Gebeurt dat niet, zoals bij Foucault, dan betekent het veranderen van het ene onderdrukkingsmechanisme alleen maar dat het in de plaats komt van een andere vorm van onderdrukking. V

Michel Foucault, ‘De Wil tot Weten: Geschiedenis van de Seksualiteit I’, Nijmegen: SUN, 1984.

Naar boven