Agenda

Geen geplande activiteiten.

Populair

Het patriarchaat en het kapitalisme versterken gezamenlijk de vrouwenonderdrukking PDF Print Email
Geschreven door Denise Comanne op woensdag, 06 oktober 2010

Op 27 mei 2010 legde Denise Comanne (1949-2010) de laatste hand aan deze tekst, op de vooravond van haar overlijden. ’s Anderdaags kreeg ze na de herdenkingsconferentie van de vijftigste verjaardag van de Congolese onafhankelijkheid een hartaanval. (SAP-Web)

Het patriarchaat

De vrouwenonderdrukking is heel oud : het was er voor het kapitalisme, dat ook een onderdrukkingssysteem is, maar het is globaler. “Patriarchaat” is de onderdrukking dat vrouwen, op basis van hun vrouw zijn, ondergaan door mannen. Deze onderdrukking neemt bovenop het louter economische aspect verschillende vormen aan: taal, afkomst, stereotypen, godsdiensten, cultuur,… spelen hier een rol. Het heeft een verschillend gezicht naargelang men in het Noorden of het Zuiden, in een stad of op het platteland leeft.

Het verzet tegen de ervaren onderdrukking of uitbuiting mondt ipso facto niet uit op het in vraag stellen van het patriarchaat. Ter vergelijking: de onderdrukte arbeidersklasse stelt in haar verzet niet automatisch het kapitalistisch systeem in vraag. Het is nochtans “gemakkelijker” om op de onderdrukking van het patronaat te reageren dan op die van z’n partner. Men moet zich daarvoor eerst kunnen bevrijden van de meest gangbare stereotypen, of die nu biologisch zijn (verschil in geslachtsorganen of hersenen) of psychologisch (passief, buigzaam, narcistisch, … karakter). Enkel zo kan men komen tot een politieke kritiek van het patriarchaat, als dynamisch machtssysteem, dat zich reproduceert en zich tegen elke verandering van haar centrale kern kant: de overmacht van de mannen.

Onder feministen, moet men bewust worden van deze onderdrukking en éénmaal bewust dat het een systeem is, het samen bestrijden om de emancipatie (de bevrijding) van vrouwen te kunnen realiseren.

Eigenschappen van patriarchaat

De mannelijke overheersing kan men niet herleiden tot een som van discriminaties. Het is een samenhangend geheel dat alle domeinen van het collectieve en individuele leven beheerst.

1. Vrouwen worden “dubbel uitgebuit”. Naast hun job besteden vrouwen veel tijd aan huishoudelijk werk. Dit laatste heeft echter niet hetzelfde statuut als de werkuren in loonsverband. Op internationaal niveau tonen statistieken aan dat wanneer men de loontrekkende uren van vrouwen optelt met hun huishoudelijke taken, vrouwen “meer werk” leveren dan mannen. Deze verdeeldheid in familiale taken en verantwoordelijkheden is volgens feministen de zichtbare kant van een sociale orde die steunt op de seksuele arbeidsverdeling. Dit is de taakverdeling tussen mannen en vrouwen, waarbij vrouwen prioritair en natuurlijkerwijs geacht worden zich te wijden aan de huishoudelijke en private ruimte, terwijl mannen zich inzetten in de productieve en openbare activiteit.

Deze verdeling is verre van “complementair” en definieert een hiërarchie tussen de mannelijke (waardevolle) en de vrouwelijke (minderwaardige) activiteiten. Ze heeft in de werkelijkheid nooit overeengestemd met gelijkheid. De grote meerderheid van de vrouwen heeft, in ruime zin van het woord, immers steeds een productieve activiteit met het huishouden gecombineerd.

2. De overheersing kenmerkt zich door het volledige of gedeeltelijke gebrek aan rechten. In Europa hadden getrouwde vrouwen in de 19de eeuw praktisch geen rechten; vandaag hebben vrouwen in Saoedi-Arabië bijna niets (in het algemeen hebben vrouwen die in samenlevingen leven waar religie een staatszaak is, zeer beperkte rechten). De rechten van Westerse vrouwen hebben zich door de ontwikkeling van het kapitalisme (ze moesten immers ook kunnen werken en “vrij” consumeren) en hun aanhoudende collectieve strijd aanzienlijk uitgebreid. De voorbije 2 eeuwen eisten vrouwen: het stemrecht, het recht op werk, het recht om aan te sluiten bij een vakbond, het vrije moederschap en de volledige gelijkheid op de werkvloer in zowel de familie als de publieke ruimte.

3. De overheersing gaat steeds gepaard met geweld, of dat nu fysisch is, moreel of “in gedachte”. Het fysisch geweld, dat is huiselijk geweld, verkrachting, genitale mutilaties,… Dit kan tot moord leiden. Het morele of psychologisch geweld zijn de beledigingen, de vernederingen,… . Het “ideële” geweld is het geweld dat in representaties ( bvb. mythes, redeneringen, gedachte, ideologie,..) wordt weergegeven.

4. De machtsverhoudingen gaan vaak gepaard met een redenering waarbij sociale ongelijkheden als een natuurlijk gegeven worden beschouwd. Het gevolg van deze redenering is dat de ongelijkheden als een vanzelfsprekend en onvermijdelijk lot worden aanvaard: wat er van nature is, kan men niet veranderen. Men vindt dit soort redenering in de meeste samenlevingen. Zo wordt er in de Oud Griekse samenleving bijvoorbeeld verwezen naar warmte en koude, droogte en vochtigheid om mannelijkheid en vrouwelijkheid te definiëren. Aristoteles gaf er de volgende verklaring aan: " Het mannelijke is warm en droog, gekoppeld aan vuur en positieve waarde. Het vrouwelijke is koud en vochtig, verbonden aan water en negatieve waarde”. Volgens Aristoteles gaat het om een verschil in de natuurlijke eigenschap om bloed te “koken”: de vrouwelijke menstruatie is de onvoltooide en onvolmaakte vorm van het sperma. De verhouding perfectie/onvolmaaktheid, zuiverheid/onzuiverheid, van sperma en menstruatie, en dus van mannelijk en vrouwelijk, vindt voor Aristoteles de oorsprong in een fundamenteel “biologisch” verschil. Dit verschil vertaalde zich dan ook in de maatschappelijke organisatie van Oudgriekse steden. Vrouwen werden niet als burger aanzien en deze sociale ongelijkheid werd dan ook toegepast in de vertegenwoordigingsorganen.

In andere samenlevingen worden andere “natuurlijke” eigenschappen aan mannen of vrouwen toegewezen. Dit leidt tot een hiërarchisering tussen de mannen- en vrouwengroepen. Bij de Inuits staan bijvoorbeeld de koude, het rauwe en de natuur aan de mannelijke kant, terwijl de warmte, het gare en de cultuur aan de vrouwelijke zijde passen. Dit is het tegenovergestelde van de Westerse maatschappijen, waar men man met cultuur en vrouw met natuur verbindt.

Het gaat niet om het ontkennen van elk biologisch verschil tussen man en vrouw. Een verschil vaststellen betekent immers niet automatisch het toekennen van een sociale ongelijkheid. Maar wanneer in een samenleving een geheel van "natuurlijke verschillen” tussen sociale groepen, en niet tussen personen, centraal staat, kan men spreken van een ongelijke sociale verhouding.

Deze redenering van "de natuur zit nu eenmaal zo in mekaar" is echter niet specifiek voor de overheersing van mannen op vrouwen. Men vindt het bijvoorbeeld ook terug in de manier waarop de positie van Zwarten wordt beschreven. Bepaalde redeneringen proberen elke vorm van uitbuiting en onderdrukking van Zwarten te rechtvaardigen, door hen een aangeboren "luiheid" toe te kennen. Men stelt dit mechanisme eveneens vast bij de beschrijving van proletariërs in de 19de eeuw: hun onvermogen om uit de armoede te geraken zou van nature voortkomen uit het feit dat ze van vader op zoon dronkaard zijn.

Dit soort redeneringen wil individuen in sociale verhoudingen integreren en definiëren in termen van “essentie” met vastgelegde eigenschappen, die natuurlijk zijn en dus niet veranderd kunnen worden. Eigenlijk legitimeert en rechtvaardigt dit de verhouding van ongelijkheden, uitbuitingen en onderdrukkingen in die samenleving.

5. Zonder strijd kunnen de “natuurlijke redeneringen” door de onderdrukten geïnterioriseerd worden. Wat vrouwen betreft komt bijvoorbeeld het volgende idee vaak naar voor: aangezien vrouwen de kinderen dragen en op de wereld brengen, zijn zij ook “van nature uit” geschikter dan mannen om ze op te voeden. Nochtans zijn jonge moeders, na de geboorte, even radeloos als hun partner. Ze werden echter vaak psychologisch voorbereid (via de opvoeding en de normen die door de gehele maatschappij worden verspreid) om deze nieuwe verantwoordelijkheid op te nemen. De taakverdeling met betrekking tot kinderen (waarbij de materiële zorg van baby’s bijna uitsluitend bij de vrouw ligt) is niet "natuurlijk". Zij vloeit voort uit een sociale organisatie, van een collectieve maatschappelijke keuze die niet expliciet vernoemd wordt. Het resultaat is bekend: het zijn vooral de vrouwen die hun werksituatie moeten verzoenen met de familiale verantwoordelijkheden, en dit ten koste van hun gezondheid en hun professionele situatie. Mannen worden evenwel onthouden van het permanente contact met jonge kinderen.

Deze "natuurlijk vinden" van de sociale verhoudingen duikt onbewust (subtiel) op in het gedrag van de overheersers en overheersten en laat ze conform aan deze logica handelen. Mannen moeten zich aan de logica van eer houden (ze moeten op elk moment blijk geven van hun mannelijkheid), terwijl vrouwen bescheidenheid, dienstigheid en gewilligheid aan de dag moeten leggen. Deze redenering van "natuurlijk vinden", gedragen door de overheersers, zorgt ervoor dat individuen van beide geslachten een uniek etiket opgeplakt krijgen. Wie niet in deze identiteit wil passen, wordt vervolgd of op z’n minst mishandeld, op basis van sociale oorsprong, huidskleur, geslacht, seksuele oriëntatie, …. 

In de Westerse samenleving was het referentiekader lange tijd (en is in ruime mate nog steeds) die van de blanke, christelijke, heteroseksuele, burgerlijke man geweest. Enkel een individu dat deze kenmerken bezit, kon beweren een volwaardige persoon te zijn en kon dus voor de hele samenleving spreken. Alle anderen, of ze nu zwart, jood, zigeuner, homoseksueel, gastarbeider of vrouw zijn (deze laatste kunnen verschillende stigma’s meedragen), moesten en moeten zich steeds rechtvaardigen om van dezelfde rechten te genieten als die van de overheersers.

Naar boven