Agenda

Geen geplande activiteiten.

Populair

Nederland: wie doorbreekt de consensus? PDF Print Email
Geschreven door Leo de Kleijn op maandag, 09 augustus 2010

'Heel veel mensen kozen voor een socialer Nederland, met als gevolg dat voor het eerst in de naoorlogse geschiedenis de PvdA haar dominante positie op links bedreigd ziet.' Direct na de verkiezingen van november 2006 was Koen Haegens in Grenzeloos optimistisch over de mogelijkheden voor een kritisch links perspectief. Een kleine vier jaar later is de PVV de grote winnaar, de VVD de grootste partij en is er een stevige rechtse meerderheid in de nieuwe Tweede Kamer. Dat heeft links vooral aan zichzelf te danken.

De klap van negen juni moet het startpunt zijn voor een grondig debat over de toekomst van links. Aanschuiven bij het 'nieuwe brede midden', om ‘erger te voorkomen’ zal het zicht op elk sociaal alternatief voor het blijvend dominante neoliberalisme verder vertroebelen. De enige uitweg is een strategie die uitgaat van de eigen, onafhankelijke sociale en politieke machtsvorming van links, gebaseerd op hoop, verandering en een op de toekomst gericht sociaal alternatief voor een kapitalisme in crisis.

De kansen op een sterker en offensiever links waren vier jaar gelden wel degelijk aanwezig. De geest van de grote vakbondsdemonstratie op het Museumplein in 2004 en van het referendum in 2005 waarin de Europese Grondwet naar de prullenbak werd verwezen speelde een belangrijke rol bij de verkiezingen in 2006. Hoe is het mogelijk dat die kansen zo snel vervlogen en rechts vervolgens op negen juni een afgetekende overwinning kon boeken?

Allereerst liet de PvdA zich opnieuw gijzelen door het CDA en wist het van de eigen flinterdunne beloftes dat het 'zoveel beter' zou kunnen hoegenaamd niets waar te maken. Het 'linksige' kabinet Balkenende IV werd een impopulair kabinet van pappen en nathouden. Op de tweede plaats dacht de vakbondsleiding, met de PvdA in de regering, weer ouderwets zaken te kunnen doen: de FNV viel terug op polderen in plaats van organiseren en mobiliseren en sloot vooral compromissen naar achteren, zoals over de AOW en pensioenen. Als derde ontbrak een links antwoord op de financiële en economische crisis. Sterker nog, na het redden van de banken ging het overgrote deel van links mee in de acceptatie van de 'onontkoombare noodzaak' om miljarden te korten op de overheidsuitgaven. En tot slot slaagde de SP – de grote winnaar van 2006 – er niet in om de overwinning te verzilveren en om te zetten in een navenant sterkere verankering in de maatschappij en in sociale bewegingen.

Teleurstelling

Het optimisme in het eerder aangehaalde artikel uit 2006 betrof vooral de grotere ruimte om de vastgeroeste verhoudingen op links te doorbreken: ‘We moeten de uniciteit van zo’n kortstondige ideologische 'window of opportunity' niet onderschatten. Heel even zal namelijk de discussie over wie het socialisme vertegenwoordigt en wat dat precies inhoudt centraal staan in het publieke debat; dat schept ruimte en een platform voor kritische geluiden.’ Terugkijkend was die analyse gebaseerd op een overschatting van de betekenis van de verkiezingstriomf van de SP. Voor een breder debat over de toekomst en de inhoud van het socialisme is meer nodig dan een periode van afkeer, en verzet tegen, een rechts kabinet en een forse electorale winst voor de enige partij die zich consequent verzette tegen de neoliberale hegemonie.

Binnen de SP is vooral gewezen op de mislukte formatie na de verkiezingen van 2006 als verklaring voor de daling van populariteit en ledental waarmee de partij de afgelopen jaren te maken kreeg. Daar zit ook veel in. Een flink deel van de kiezers verwachtte dat er echt iets zou veranderen met een grotere SP in de regering en haakte af toen dat niet bleek te lukken. Het is overigens ook zeer waarschijnlijk dat een flink deel van de kiezers ook teleurgesteld zou zijn over de resultaten als de SP wel had kunnen deelnemen aan een coalitie met het CDA en de PvdA.

Worteling

Het cruciale struikelblok van de SP om wél het breekijzer op links te zijn voor een sociaal alternatief voor het neoliberalisme is niet electoraal of gouvernementeel, maar is de zwakke verankering en worteling in de maatschappij en in sociale bewegingen. Het doelbewust opbouwen van sterkere posities in de vakbeweging, in bewonersorganisaties en buurtgroepen, in de media, de universiteiten en in andere sociale bewegingen is de enige manier waarop de partij de komende jaren werkelijk stappen vooruit kan zetten. Op de grote politieke kwesties haal je geen resultaten binnen met prima parlementair werk of met handtekeningenacties die door de partij zelf georganiseerd worden. De les van bijvoorbeeld de ’65 blijft 65’ actie is dat zonder die verankering ook de eigen achterban niet voldoende actief gemobiliseerd kan worden om maatschappelijke druk uit te oefenen.

Naast de ruk naar rechts is de verschrompeling van het traditionele politieke centrum het meest opvallende aan de uitslag van negen juni. Waar CDA, VVD en PvdA gezamenlijk tientallen jaren lang konden rekenen op tachtig tot negentig procent van de stemmen, resteert hen nu nog slechts een kleine meerderheid. De potentiële instabiliteit die dat oplevert, is op dit moment de grootste zorg van het bestuurlijke en economische establishment in Nederland. Hoe zullen ze daar mee omgaan? Het meest waarschijnlijk is de weg van een verdere depolitisering van de politiek waarbij botsende ideologieën plaats moeten maken voor een overlegstructuur van verlichte technocraten.

Het nieuwe brede midden

De radicale variant daarvan is het pleidooi voor een zakenkabinet, zoals Jort Kelder – media boegbeeld van zelfbewust nieuw rechts – dat begin juli in NRC Handelsblad verwoordde. 'Dit is het moment om af te rekenen met vermolmde instituties en onze vermoeide pseudodemocratie in te wisselen voor een vitale meritocratie.' Kelder stelde daarbij meteen maar de herinvoering van het censuskiesrecht voor: 'wie wezenlijk bijdraagt aan de schatkist heeft stemrecht, de rest moet rekenen op de barmhartigheid en de beschaving van de zo beschimpte elite.'

Waarschijnlijker is een meerderheidskabinet uit het 'nieuwe brede midden' met voldoende afstand tot 'het politieke gekrakeel' dat zijn maatregelen presenteert als zakelijk en onontkoombaar. Onder het kopje 'onloochenbare feiten' gaf informateur Tjeenk Willink daar in zijn rapportage aan de koningin al wat voorproefjes van: ‘De Nederlandse open economie is kwetsbaar, al is de laatste jaren wel eens een andere indruk gewekt. Financiële markten trekken zich weinig aan van de soevereiniteit van afzonderlijke staten.’ En: ‘In het licht van de huidige omstandigheden en onzekerheden dient het tempo van tekortreductie in ieder geval in de pas te lopen met ons omringende landen.’ Met vervolgens een verkapte waarschuwing aan de kiezers: ‘De noodzaak de openbare financiën op orde te brengen maakt dat de (financieel-economische) zekerheden die partijen de kiezers hebben proberen te geven hoogst onzeker zijn. De voornaamste eis die aan het nieuwe kabinet wordt gesteld, is het vermogen om met nieuwe onzekerheden adequaat om te gaan, in te spelen op nieuwe, thans nog onvoorzienbare, ontwikkelingen en daarover de bevolking tijdig uitleg te geven.’

Consensus doorbreken

Het ziet er op dit moment naar uit dat Balkenende IV opgevolgd zal worden door PaarsPlus of een 'nationaal' kabinet van VVD, CDA en PvdA. In beide gevallen zal het een regering zijn die het meest drastische bezuinigingspakket sinds de oorlog door wil voeren, inclusief forse verslechteringen in de sociale zekerheid, de volkshuisvesting, de pensioenen, de zorg en ontslagbescherming. In beide gevallen zal het opnieuw een kabinet zijn waarbij een flink deel van de politieke linkerzijde zich verbindt aan de belangen van het sociale en economische establishment en daarmee de deur verder open zet voor het rechts-populistische verhaal van de PVV. En in beide gevallen zal het een kabinet opleveren dat de bezuinigingen en maatregelen presenteert als 'onontkoombaar'.

In alle gevallen zal dat kabinet kunnen rekenen op sociaal verzet. De afgelopen tijd zagen we daar al voorproefjes van met de schoonmakers – de langste staking sinds 1933 – en de staking van het gemeentepersoneel. Met dit verzet resultaten boeken en stappen vooruit zetten in de opbouw van een onafhankelijke sociale en politieke machtsvorming van links zijn de grote uitdagingen voor de komende jaren.

Voor iedereen die blijft geloven in de mogelijkheid en noodzaak van een op de toekomst gericht sociaal alternatief voor een kapitalisme in crisis, ligt het voor de hand om definitief afscheid te nemen van partijen die politiek onderdeel uitmaken van de neoliberale consensus. Het is ongeloofwaardig te denken dat je binnen GroenLinks – dat op verschillende sociaaleconomisch punten inmiddels zelfs rechts van de PvdA staat – en de PvdA de komende jaren kunt werken aan een links alternatief.

De kansen op een sterker en offensiever links in de komende jaren lijken op het eerste gezicht na negen juni kleiner dan vier jaar geleden. Dat tij kan snel keren onder druk van maatschappelijk verzet. Linkse activisten kunnen daar een rol in spelen met open en brede actie-initiatieven. Daarbij is het van groot belang dat links meer dan de afgelopen jaren de inhoudelijke consensus van het neoliberalisme, die zelfs met de economische crisis grotendeels overeind is gebleven, weet te doorbreken met eigen alternatieven. Een nieuwe anti-establishment politiek die emancipatoir is in plaats van behoudend is daarvoor noodzakelijk. Links moet niet alleen opkomen voor behoud van verworvenheden maar ook eigen alternatieven formuleren die het ideaal van een rechtvaardige, sociale en duurzame wereld weer terugbrengen in het politieke debat.

Leo De Kleyn is lid van de SAP en gemeenteraadslid voor de SP in Rotterdam

Naar boven