Agenda

Geen geplande activiteiten.

Populair

Jemen: van "Arabia felix" naar "infelix" PDF Print Email
Geschreven door Paul Vanden Bavière op woensdag, 31 maart 2010

Jemen, op de zuidwestelijke hoek van het Arabisch schiereiland kwam nog eens in het nieuws toen bleek dat de Nigeriaan Omar Farah Abdulmutallab, die op kerstdag had geprobeerd een vliegtuig, op weg van Amsterdam naar Detroit, op te blazen, zijn opleiding, instructies en springstof had gekregen in Jemen. Plots werd duidelijk dat Al Qaeda er vaste voet aan de grond heeft gekregen.

De Romeinen noemden Jemen "Arabia felix", het gelukkige Arabië, omdat het land met zijn bergen met neerslag er stukken beter aan toe was dan de woestijn die ze de naam gaven van "Arabia petrea", het stenen Arabië, in wat nu Saoedi-Arabië is. Het land, met zijn schitterende architectuur, die in de wereld zijn gelijke niet heeft, is echter al lang geen "gelukkig" land meer. Het kampt al jaren met armoede, met de macht van de grotendeels autonome stammen (die daarvan onder meer gebruik maakten om toeristen te gijzelen in conflicten met de centrale regering in Sanaa), met rebellie en secessionisme.

Een groots historisch verleden

Nochtans heeft Jemen een groots historisch verleden. De koningin van Sheba, die volgens het bijbelverhaal koning Salomon ging opzoeken in Jeruzalem, was één van de heersers van het koninkrijk Sheba (950 v. Christus tot 115 na Chr.), dat zijn roem en rijkdom dankte aan de dam van Marib die zorgde voor een bloeiende landbouw. Het einde van Sheba kwam er met het verval en de breuk van de dam. Ook het koninkrijk Himyar (van 110 tot 525) heeft een grote reputatie. Ruim 100 jaar voor zijn val, bekeerde de koning zich tot het jodendom en was het een eeuw lang een joodse staat (1).

Eerder hadden de Jemenieten zich in de 7de eeuw tot de islam bekeerd. Met die merkwaardigheid dat de meerderheid zeidieten waren, een gematigde tak van het sjiisme. De rest van de bevolking waren soennieten die de shafistische rechtsschool volgen. Traditioneel, tot in 1962, waren de imams in Jemen zeidieten.

In 1517 veroverden de Ottomanen, die toen zowat de hele Arabische wereld in hun bezit hadden, Jemen, maar ze werden in 1636 verdreven onder impuls van de Qasimitische imams, die een belangrijke rol speelden tot in de 19de eeuw. De Qasimi-heersers kenden hoogten en dieptepunten. Zoals voorgaande dynastieën hadden zij te kampen met tribalisme en lokaal particularisme. Maar niettemin voelden de Jemenieten zich als een apart volk, dat niet noodzakelijk in één staat moest thuis horen.

In de 19de eeuw brak de "moderne" tijd aan toen de Ottomanen terugkeerden en in 1872 Sanaa veroverden. De Britten bezetten in 1839 de havenstad Aden. Turken en Britten zijn de grondleggers van de tweedeling van het land in Noord- en Zuid-Jemen, een opdeling die tot 1990 bleef bestaan. In het noorden wist imam Yahya (1869-1948) gebruik te maken van de nederlaag van het Ottomaanse rijk in de eerste wereldoorlog (1914-1918) om de heerser van het noorden te worden. Zijn bewind, en dat van zijn zoon Ahmad, kan moeilijk anders dan obscurantistisch worden genoemd. In de Arabische wereld werd verteld dat Allah, na duizenden jaren, de Arabische landen ging bekijken en hun realisaties bewonderde. Maar Jemen herkende hij onmiddellijk omdat het gebleven was zoals hij het geschapen had.

Democratische Volksrepubliek

Maar ook Jemen ontsnapte niet aan het Arabische nationalisme. In het zuiden werd er door marxistische guerrillero’s oorlog gevoerd tegen de Britten, die het land in 1967 verlieten. Waarop prompt de Democratische Volksepubliek Yemen werd opgericht. In het noorden overleed imam Ahmad in 1962. Militairen maakten daarvan gebruik om de monarchie omver te werpen. Er volgde een burgeroorlog, waarbij Egypte van president Nasser de republikeinen steunde met wapens en troepen en Saoedi-Arabië de royalisten. Verwacht werd dat de republiek snel zou verdwijnen met de Egyptische nederlaag in de zesdaagse oorlog van 1967, die het vertrek van de Egyptische troepen meebracht. Sanaa werd maandenlang belegerd door de royalisten, maar in 1968 gaven zij het op. Noord-Jemen bleef een republiek, de Arabische Republiek Jemen. Toen al was duidelijk dat Noord-Jemen geen gewone staat was met netjes afgebakende kampen. In beide kampen waren zeiditen en soennieten te vinden en al dan niet tijdelijke bondgenoten uit de diverse stammen.

Een beslissende wending kwam er in 1978 toen de militair Ali Abdullah Saleh president was – wat hij nog steeds is. Zelf van zeidistische origine bevorderde hij de toenadering met de soennieten, zodanig dat op veel plaatsen het onderscheid verder ging vervagen. Saleh was wel president, maar over grote delen van het land, vooral in de bergen in het noorden, was zijn gezag eerder theoretisch. Overal ook waren wapens aanwezig. En daar werd duchtig gebruik van gemaakt. Een paar voorgangers van Saleh, evenals iman Yahya in 1948, werden vermoord. En elders in het land was geweld schering en inslag.

Saleh boekte wel een prestigieus succes toen Noord en Zuid in 1990 tot één staat samensmolten. Maar dat succes duurde niet zolang, het veel minder bevolkte zuiden en zijn politieke leiders werden geminoriseerd en geleidelijk weggewerkt. De ontevredenheid van de meer progressieve en minder godsdienstige zuiderlingen, die ook meer sociale voorzieningen en subsidies voor voeding e.d. gewoon waren, groeide zodanig dat ze in 1994 een mislukte secessieoorlog voerden. Bij de herovering maakte Saleh ook gebruik van islamistische hulptroepen, die bij de herovering van Aden niet alleen de enige brouwerij op het Arabische schiereiland aan diggelen sloegen, maar ook duchtig plunderden.

Diezelfde islamistische groepen, waarmee Saleh, een bondgenootschap aanging, maakten in het noorden de oppositie het leven uiterst lastig. Onder invloed van het rigoureuze wahhabisme, de Saoedische versie van het soennisme, werden die groepen steeds meer anti-sjiitisch – dus anti-zeidistisch. Ook het enorme partijdigheid en nepotisme van Saleh en de corruptie in het land, zorgden ervoor dat de ontevredenheid groeide.

Oliebronnen drogen op

Ook omdat de vooruitzichten zeer somber zijn. Zowat 70% van de Jemenieten leven onder de armoedegrens; 46% is analfabeet en 40% werkloos. De voornaamste bron van inkomsten van de staat zijn die van de olie-industrie, die pas eind de jaren 1980 op gang kwam. Maar verwacht wordt dat de bronnen al in 2017 zullen opgedroogd zijn.

De zeidieten, ondertussen een minderheid van een derde van de bevolking geworden, voelden zich onheus behandeld door de president. Niet ten onrechte: in hun gebieden werd weinig of geen overheidsgeld gespendeerd. Geen wonder dan ook dat bijna zes jaar geleden, in juni 2004, een zeidistische opstand uitbrak in het noordoosten onder leiding van de gebroeders al-Huthi, vandaar de naam Huthisten voor de opstandelingen. Zes jaar later is de regering er, ondanks de steun van Saoedi-Arabië en van de Amerikanen, nog altijd niet in geslaagd, het verzet te breken.

Een tweede kopzorg voor president Saleh is dat ook in het zuiden de ontevredenheid er de voorbije jaren snel is gegroeid. Betogingen worden met geweld gebroken, maar dat sterkt het verzet tegen Saleh alleen maar. Er wordt opnieuw openlijk gesproken over secessie.

Ten derde, heeft de president ook in het noordoosten van het land, buiten de gebieden van de zeidistische opstandelingen, weinig of geen gezag. En daar heeft Al Qaida gebruik van gemaakt om er nieuwe basissen op te richten. Zo is Jemen het schuiloord geworden van "Al Qaeda van het Arabische schiereiland". Een ontwikkeling die het Westen enorme zorgen baart. Zeker nu er duidelijke banden blijken te bestaan tussen de Jemenitische en de Somalische islamisten. Daardoor komt de veiligheid in de Golf van Aden en aan de toegang tot de Rode Zee – nu al bedreigd door de kaping van vrachtschepen en olietankers – nog verder in gevaar.

(Uitpers, februari 2010)

(1) Gelijkaardige, via bekering ontstane joodse staten bestonden er ook in Irak en de Kaukasus. In Iraaks Koerdistan was er Adiabene, met als hoofdstad Arbil, de huidige hoofdstad van Koerdistan, gedurende 100 jaar, van 15 na Chr. Tot 116. In de noordelijke Kaukasus was er het Khazar-koninkrijk, toen de gehele bevolking, om niet te moeten kiezen tussen christendom en islam, zich in de 7de collectief bekeerde tot het jodendom. Het bestond tot de 10de eeuw.

Naar boven