Agenda

Geen geplande activiteiten.

Populair

Antikapitalisme en de strijd voor het klimaat PDF Print Email
Geschreven door Daniel Tanuro op maandag, 08 maart 2010

(Inleiding op de resolutie “De kapitalistische klimaatverandering en onze taken”, 16de Congres van de Vierde Internationale.). Drie miljard mensen missen het essentiële. Om in hun behoeften te voorzien is er een verhoogde productie van materiële goederen nodig. En dus een groter energieverbruik. Deze energie is vandaag voor 80% van fossiele oorsprong en produceert broeikasgassen die het klimaatsysteem ontwrichten.

 

We kunnen ons niet veroorloven het klimaat verder te verstoren. We zijn niet zeer ver verwijderd van een keerpunt, wat betekent dat oncontroleerbare en onomkeerbare verschijnselen zich binnen een meetbare tijd zullen voordoen. De mensheid zal voor het eerst in haar geschiedenis en de aarde zal voor het eerst sinds meer dan 65 miljoen jaar een wereld worden zonder ijs. Een wereld waar het zeewaterpeil ongeveer 80 meter hoger zal zijn dan vandaag.

Leven zonder steenkool, aardolie en aardgas?

Het volledig verdwijnen van het ijs is niet voor morgen, want dit proces kan tot duizend jaar in beslag nemen. Maar binnen twintig, dertig of veertig jaar kan dit mechanisme op gang komen en een zeespiegelstijging geven van meerdere meters voor het einde van deze eeuw. Om dit te beletten moeten we binnen twee of drie generaties volledig stoppen met het gebruik van fossiele brandstoffen om de uitstoot van broeikasgassen radicaal te verminderen.

Leven zonder steenkool, aardolie en aardgas? Het is technisch mogelijk, de hernieuwbare energiebronnen zijn in staat hun taak over te nemen. Maar in de korte tijdsspanne die we hebben, is een dergelijke energieovergang in de praktijk slechts mogelijk wanneer ze gepaard gaat met een belangrijke vermindering van het energieverbruik. Die belangrijke daling van het energieverbruik kan niet gerealiseerd worden door een verhoging van de energie-efficiëntie op zich, er is een vermindering van de materiële productie en van het transport van materialen nodig.

Een gigantische uitdaging

Deze feiten volstaan om te begrijpen en aan de mensheid duidelijk te maken dat we voor een gigantische uitdaging staan. Dit wordt de hoofdbekommernis van de 21ste eeuw. Deze uitdaging zal ook bepalend zijn voor de tussenkomst van de revolutionaire marxisten en van heel de arbeidersbeweging.

Het is een tweevoudige uitdaging waarop het kapitalisme geen sociaal en evenmin ecologisch antwoord kan geven. Of juister: het kan hierop geen voor de mensheid bevredigend antwoord geven. Dit tweevoudig onvermogen heeft een enkele oorzaak: het doel van het kapitalisme is niet de productie van gebruikswaarden om aan eindige menselijke behoeften te voldoen, maar wel de potentieel oneindige productie van ruilwaarde en dit door de vele, elkaar concurrerende kapitalen, gevestigd in rivaliserende Staten.

Volgens Schumpeter is kapitalisme zonder groei een contradictio in terminis. Er is nu inderdaad sprake van een relatieve dematerialisatie van de productie, maar zij wordt meer dan gecompenseerd door de toename van de hoeveelheid geproduceerde koopwaar.

Sociaal kapitalisme een illusie

Het is precies de dynamiek van accumulatie die maakt dat zowel “groen kapitalisme” als “sociaal kapitalisme” een illusie zijn. Er bestaat ongetwijfeld meer en meer groen kapitaal, en dat levert een mooie meerwaarde op. Maar dat vervangt niet het vervuilende kapitaal: het komt er bij en het is het dominerende vervuilende kapitaal dat het ritme bepaalt, de technologiekeuzes en de manier waarop ze worden toegepast. Het recente verleden is er het bewijs van. Kijk naar Barack Obama: tijdens de presidentscampagne beloofde hij dat de vervuiler zou betalen om zo massaal groene energie te ondersteunen ( 150 miljard dollar in 10 jaar ) en de armsten te helpen bij stijgende energieprijzen. Deze politiek zou vijf miljoen banen scheppen. Van al deze goede voornemens bleef echter niets over na de crisis van de subprimes. Zoals in de EU zullen de vervuilers van de USA gratis vervuilingsrechten ontvangen, zullen ze die rechten met winst verkopen en ze doorrekenen aan de verbruikers.

De kapitalistische klimaatpolitiek versterkt nog de kapitalisten die het klimaat vernietigen. Dit toont de sterkte van de patronale lobby van de fossiele energie en de hiermee verbonden sectoren zoals de auto-industrie, scheepsbouw, vliegtuigbouw, petrochemie en anderen. Het bevestigt de marxistische analyse dat monopolies de gelijkschakeling van de winstvoet kunnen afremmen. Dit vermogen is zo sterk in het geval van de fossiele brandstoffen omdat het steunt op het eigendom van olievelden, mijnen enz., dus op een grondrente.

Het resultaat is overduidelijk: in alle landen stellen de klimaatplannen uitstootverminderingen van broeikasgassen voor die in niet eens de helft zijn van wat er nodig is. Bovendien vergroten deze plannen de sociale ongelijkheid en bevatten ze ook keuzes ten gunste van gevaarlijke technologieën: kernenergie, massale productie van agrobrandstoffen en CO2 afvang en -opslag ( de zogenaamde “schone” steenkool). Dit is het algemeen kader waarin we de trieste vertoning van Kopenhagen moeten plaatsen: volgens de mediacampagne zou hier een nieuw ambitieus en dwingend internationaal verdrag getekend worden, de opvolger van het Kyoto Protocol, maar het liep op niets uit. Er zijn geen becijferde doelstellingen, geen termijnen, zelfs geen referentiejaar om uitstootverminderingen eraan te meten. Kopenhagen zou wel eens het begin kunnen zijn van de draai naar een politiek die nog gevaarlijker is dan die van het Protocol. Het afgesloten akkoord maakt immers dat de 25 grootste vervuilers grotendeels ontsnappen aan de wetenschappelijke druk van het IPCC en aan het principe van de gemeenschappelijke maar gedifferentieerde verantwoordelijkheid. Het akkoord tussen het imperialisme en de nieuwe opkomende kapitalistische machten, is puur bedrog. Ze hebben de atmosfeer onder elkaar verdeeld ten nadele van de volkeren, de werkers en de armen van de wereld.

De conferentie van Cancun in december zal deze draai hoogstwaarschijnlijk bevestigen. Op basis van de huidige nationale klimaatpakketten kan men een wereldgemiddelde oppervlaktetemperatuurstijging projecteren tussen 3,2 en 4,9°C in 2100 ( ten opzichte van de 18de eeuw).

+4°C = een ramp

We moeten niet vervallen in doemdenken. Het oproepen van apocalyptische perspectieven en de hoogdringendheid worden inderdaad door sommigen gebruikt om te pleiten voor opofferingen die de verantwoordelijkheid van het kapitalisme wegmoffelen. Maar een temperatuurstijging van 4°C zou ongetwijfeld een sociale en ecologische ramp zijn.

We moeten de dreiging juist inschatten. Het gaat niet om de toekomst van de planeet, noch om de toekomst van de Aarde, en zelfs niet om het overleven van de menselijke soort. Buiten de inslag van een asteroïde, is een groot kernongeval waarschijnlijk het enige wat het overleven van onze soort in gevaar kan brengen. De klimaatverandering is niet levensbedreigend voor de soort als dusdanig. Maar ze zal wel de levensomstandigheden van de drie miljard mannen en vrouwen die nog steeds het essentiële niet hebben, zwaar verslechten. Ze betekent wel een bedreiging voor het fysieke overleven van honderden miljoenen mensen, die het minst verantwoordelijk zijn voor de opwarming.

In zijn “Late Victorian holocausts” beschrijft Mike Davies in detail de verschrikkelijke hongersnoden die aan het einde van de 19de eeuw miljoenen slachtoffers hebben gemaakt. Ze waren het gecombineerde resultaat van een uitzonderlijk sterke El Niño-episode en van de vorming van de wereldmarkt voor landbouwproducten. We mogen ons opnieuw aan dergelijke tragedies verwachten. Maar met dit verschil dat het drama dit keer uitsluitend zal te wijten zijn aan de winsthonger van het grootkapitaal, van de monopolistische sectoren die gebaseerd zijn op fossiele brandstoffen in het bijzonder.

We kunnen meer precies aanduiden wat het onvermogen van het kapitalisme is tegenover de uitdaging. Lenin zei: “Voor het kapitalisme bestaat er geen situatie zonder uitweg”. Dat is juist. Maar deze keer zal de oplossing bijzonder barbaars zijn.

Crisis van het kapitalistisch systeem

De ecologische en de economische crises zijn duidelijk één en dezelfde crisis: de crisis van het kapitalistisch systeem. De term ecologische crisis is bedrieglijk: het is niet de natuur op zichzelf die in crisis is, maar de verhouding tussen de maatschappij en de natuur. Het is niet het klimaat dat in crisis verkeert en de verstoring ervan wordt niet veroorzaakt door de “menselijke activiteiten” in het algemeen. Ze wordt veroorzaakt door een bepaald soort activiteit, die historisch bepaald is en gebaseerd is op fossiele brandstoffen. De ecologische crisis is met andere woorden niets anders dat een gevolg van de diepe systeemcrisis van het kapitalisme.

Wat te doen?

Het realiseren van het recht op ontwikkeling, het voldoen aan de maatschappelijke noden en de noodzaak om binnen de komende veertig jaar een radicale uitstootvermindering tot stand te brengen, dat alles kan alleen maar gebeuren wanneer we een radicaal antikapitalistisch standpunt innemen. Ik beperk me hier tot de belangrijkste te nemen maatregelen: nutteloze en schadelijke productie afschaffen; de overgang naar een ander energiesysteem plannen; hernieuwbare bronnen opbouwen en energie-efficiëntie ontwikkelen, onafhankelijk van de kostprijs ( in functie van de thermodynamische rationaliteit en niet in functie van de winst); massale gratis overdracht van schone technologieën naar de volkeren van het Zuiden, via de openbare diensten in die landen; op poten zetten van een wereldfonds voor aanpassing aan de gevolgen van de opwarming in de arme landen; steun aan de biologische landbouw tegen de agrobusiness; herlokalisering van grote delen van de productie, eerst en vooral in de landbouw; herverdeling van de rijkdommen door de inkomsten uit kapitaal te herverdelen; radicale arbeidstijdvermindering en verlaging van het arbeidsritme, zonder loonverlies, met evenredige aanwervingen; onteigening van de energiesector en van de financiële sector …

Men zegt ons “dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan”. Juist, maar het eerste wat we moeten doen, … is er voor uitkomen! En dat is voor ons als Internationale het eerste wat ons te doen staat: het zeggen. Dit zal ons niet isoleren, wel integendeel. De strijd tegen de klimaatverandering verleent een belangrijke geloofwaardigheid aan het antikapitalistisch alternatief. De omvang van het probleem, het globale en dringende karakter ervan, de monsterlijke onrechtvaardigheid van de voorzienbare gevolgen, dat maakt het mogelijk te pleiten voor een radicale breuk met de veralgemeende warenproductie. Omdat de inzet zo groot is, gaat het om meer dan een politieke keuze, het gaat om de keuze van een beschavingsmodel. Het gevaar voor het klimaat, veroorzaakt door het kapitalisme, geeft ons de mogelijkheid het communisme als een echt beschavingsalternatief naar voor te schuiven. Het project waarin de menselijke gemeenschap de gemeenschappelijke natuurlijke rijkdommen, rationeel en voorzichtig in zelfbeheer neemt en zo een goed leven verzekert aan allen. In tegenstelling tot vage antiliberale projecten, versterkt de strijd tegen de klimaatverandering ons in de keuze van een klare antikapitalistische lijn en tegen elke deelname aan regeringen die het kapitalisme beheren.

Op strategisch vlak is de strijd voor het klimaat onlosmakelijk verbonden met de algemene strijd van de uitgebuite en de onderdrukten. Alleen zij kunnen die strijd met succes voeren: de arbeidersklasse, de jongeren, de vrouwen, de armen, de kleine boeren, de inheemse volkeren. De arbeidersklasse zal hierin een hoofdrol spelen, zij, als enige, kan de grondslag voor een andere productiewijze leggen en ze kan beslissen wat, hoe, waarom, voor wie en hoeveel er geproduceerd wordt.

Maar we moeten ook beseffen dat de strijd voor het milieu en voor het klimaat moeilijk ingang vindt in de arbeidersbeweging. Dat komt door de positie van de loontrekkenden als meest uitgebuite klasse, gescheiden van de productiemiddelen en ook van de natuur als productiemiddel. Waarbij de arbeidersklasse deze door het kapitaal ingepalmde productiemiddelen als aan hen vijandige krachten beschouwt.

We kunnen hieruit besluiten dat de mogelijkheid om de klassenstrijd een meer ecologisch karakter te geven, afhankelijk is van de klassenstrijd zelf. Hoe meer de werkers nederlagen lijden, versplinterd, of ontmoedigd worden, des te meer zij de verdediging van het klimaat als een bedreiging zien en des te meer de kapitalistische klasse effectief de verdediging van het klimaat als voorwendsel zal kunnen gebruiken om arbeidersklasse verder aan te vallen. In die context wordt het toegenomen milieubewustzijn een verscheurende persoonlijke keuze tussen de consument die zich bewust is van de noodzakelijke soberheid en de producent die vreest voor zijn baan.

Wanneer de strijd van de arbeiders successen kent en ze meer zelfvertrouwen krijgen, zullen ze de milieuproblemen kunnen aanpakken en er gezamenlijk, als producenten en als consumenten van die eigen productie, de noodzakelijke antikapitalistische oplossingen aan geven.

Een voor de uitgebuite en onderdrukte massa’s gunstigere krachtsverhouding is de noodzakelijke voorwaarde voor een antikapitalistische, echte oplossing van de klimaatcrisis. Maar die noodzakelijke voorwaarde volstaat niet; het is immers niet mogelijk het ecologisch gevecht naar een latere fase te plaatsen. Want naast de urgentie, draagt het milieuvraagstuk ook een aantal kenmerken waardoor het antikapitalistisch bewustzijn in botsing komt met nog grotere moeilijkheden dan dit het geval is op andere terreinen.

Hieruit vloeien drie besluiten voort:

Ten eerste, het belang van de opbouw van een politiek instrument, van een antikapitalistische partij die de dubbele sociale en ecologische crisis kan analyseren. Meer dan ooit is de noodzaak van een dergelijke partij en van een revolutionaire Internationale als collectieve intellectueel aangetoond;

Ten tweede, het belang van een eisenprogramma dat de sociale en ecologische dimensies van de kapitalistische crisis concreet met elkaar verbindt. Sleutelkwestie is hier de klimaatcrisis, omdat zij aan het idee van een globaal maatschappelijk alternatief een nieuwe geloofwaardigheid geeft. Ze geeft tegelijkertijd opnieuw het nut aan van een overgangsprogramma dat een brug slaat tussen de huidige toestand en dat globale alternatief;

Ten derde is er het belang van de sociale dialectiek die de arbeidersvoorhoede zal helpen haar rol te spelen. Het is geen toeval dat de boeren, de inheemse volkeren en de jeugd vooraan staan in de sociale mobilisaties voor het klimaat. De jongeren vechten voor hun toekomst, tegen een monsterlijke samenleving waarvan de verantwoordelijken weten wat er aan de hand is, maar laten begaan. De boeren en de inheemse volkeren zijn, in tegenstelling tot de arbeiders, niet afgesneden van hun productiemiddelen, en vooral niet van het land. Het kapitalistisch systeem heeft hen ter dood veroordeeld. Zij hebben begrepen dat het gevecht voor het klimaat een onderdeel is van hun globale strijd en er een formidabele aanvullende legitimiteit aan geeft. “De boeren en de boerinnen kunnen de door de agrobusiness opgewarmde planeet afkoelen” zo luidde het communiqué van Via Campesina van vlak voor Kopenhagen. Ook de werkers kunnen de planeet afkoelen. Door te produceren voor de behoeften en niet voor de winst, door de arbeidstijd radicaal te verkorten, enz. Het convergeren van de sociale bewegingen helpt hen bewust te worden van de eigen kracht. Vandaar het belang van de conferentie van Cochabamba waarvoor Evo Morales heeft opgeroepen.

Ecosocialisme

Door deze resolutiegoed te keuren, geeft de Internationale zichzelf een ecosocialistische naam. Sommigen staan hier weigerachtig tegenover: “wat voor zin heeft dit, socialisme volstaat toch?”. Voor sommige tegenstanders van het ecosocialisme is er niets veranderd. Ze willen niet dat het zuivere schema van de Oktoberrevolutie wordt vervuild door de ecologische kwestie. Dat is, voor zover ik weet, niet het geval in onze rangen. Anderzijds zijn er kameraden die de radicaal nieuwe combinatie van het sociale en het ecologische aanvaarden, maar de term ecosocialisme zien als een nutteloze toegeving aan de groene partijen. Daarover gaat het hier ook niet.

We kunnen lang discussiëren over het al dan niet bestaan van een ecologie bij Marx. Persoonlijk denk ik dat Marx veel groener was dan wij dachten. Maar ook dat is niet essentieel. Essentieel is dat alle marxistische stromingen de ecologische kwestie hebben gemist, dat sommigen in die houding volharden en dat ze allemaal moeite hebben met het geven van overtuigende antwoorden.

Wanneer we onszelf “ecosocialisten ” noemen, wil dat in zekere zin zeggen: “wij hebben het begrepen” of minstens: “we weten dat we iets moeten begrijpen dat we niet hadden begrepen”. Het is een nieuw label op de fles, een beetje zoals het schone hemd van Lenin. Een nieuw label kan nuttig zijn. Maar ecosocialisme is veel meer dan een nieuw label. Het concept staat nog in de steigers maar we kunnen toch een aantal punten aangeven waarop het grondig verschilt van het socialisme van generaties militanten, en van het socialisme van onze stroming.

Een ander energiesysteem

Het vertrekpunt is de stabilisering van het klimaat waarvoor een ander energiesysteem nodig is. Een andere technologie voor stroomproductie, warmteproductie en beweging, maar ook een andere landbouw, een andere rationaliteit en een andere ruimte. De opbouw van dit nieuwe energiesysteem zal een werk van lange adem zijn, gekoppeld aan de afbraak van het kapitalistische productieapparaat. Het grijpen van de politieke macht is slechts het startpunt van deze omwenteling.

Het nieuw op te bouwen energiesysteem houdt noodzakelijkerwijs in dat stroomproductie gedecentraliseerd gebeurt – wat nodig is voor het rationeel gebruik van warmte – en dat er een deel van de productie gerelocaliseerd wordt. Decentralisatie en relocalisatie passen perfect in een project van wereldsocialisme en zijn onontbeerlijk voor democratisch zelfbeheer. We moeten toegeven dat die twee bekommernissen niet spontaan naar voor springen in onze programmatorische traditie, die eerder de nadruk legde op een planning van de productie en de verdeling op wereldschaal.

Een ander nieuw probleem is het belang van de levende arbeid. In ons programma spreken we uitgebreid over de noodzaak te investeren in levende arbeid zoals in de zorgsector, onderwijs, gezondheid, enz. Deze problematiek is ons welbekend. Maar in alle andere sectoren zijn we van mening dat de producenten zullen bevrijd worden van zware lichamelijke arbeid dankzij machines en robotten. Dit moeten we betwisten. Het onderhouden van ecosystemen kan immers alleen gebeuren met een verstand en een gevoel dat alleen door menselijke arbeid kan worden geleverd. In het geval van de landbouw is dit overduidelijk: om “de Aarde af te koelen”, zoals Via Campesina zegt, moet de agrobusiness de plaats ruimen voor biologische landbouw of coöperatieven. Hiervoor is een grotere inzet van menselijke arbeid onafwendbaar, wat niet betekent dat we moeten terugkeren daar de hak en dat er geen vooruitgang meer zal zijn, waar wel een ander soort vooruitgang.

Het begrip natuur ten slotte moet opnieuw bekeken worden. In het kader van de kapitalistische milieucrisis kan het marxisme de natuur niet louter en alleen bekijken vanuit het standpunt van de productie, als een voorraad van rijkdommen, een werkplaats en een afvalplaats. We moeten de natuur leren bekijken vanuit het standpunt van de natuur zelf, vanuit het standpunt van de grote materiestromen en de voorwaarden voor het functioneren van de ecosystemen. Dit bepaalt in laatste instantie de levensvoorwaarden van de mensheid. Marx heeft in verband hiermee interessante aanduidingen gegeven, aan ons om dit verder uit te bouwen.

De resolutie is nog maar het begin van een theoretische bouwwerf waarop de Internationale zeker zal moeten terug komen. Toch is het belangrijk nu al een teken te geven, te tonen dat er bij ons iets beweegt. In december heeft Kopenhagen een bres geslagen. Een massamobilisatie rond globale milieuproblemen is voor het eerst een sociale strijd tegen het systeem geworden: “Change the system, not the climate”, “Planet not Profit”. Deze internationalistische beweging zal groeien. Ze biedt belangrijke mogelijkheden. Men heeft er niet op ons gewacht voor de uitbouw van een antikapitalistische stroming. Het ligt nu aan ons om ze te versterken.

Vertaling: Marijke Colle

Naar boven