De rol van vrouwen in de Arabische opstanden | |||
Geschreven door | op vrijdag, 17 augustus 2012
Vrouwen zijn op een cruciale manier deel van de Arabische opstanden. Op Tahrir in Caïro, het Parelplein in Manama, het Veranderingsplein in San’a, en elders. Laleh Khalili, hoofddocent aan the School of Oriental and African Studies in London, analyseerde in haar recente Sadighi-lezing de positie van deze vrouwen in de context van revolutie. Vrouwen staan op verschillende manieren in de frontlinie van de Arabische opstanden. Ze zijn bloggers en filmmakers, en zeer zichtbaar in Twitter- en Facebookcampagnes. Maar deze nieuwe media waren zeker niet de belangrijkste plek waar vrouwen actief werden. Het internetgebruik in deze landen loopt erg uiteen: in Bahrein heeft 50% van de bevolking toegang tot het web, in Libië is dat slechts 6% en in Egypte 35%. Het gebruik van internet hangt ook af van klasse en geslacht. Vrouwen zijn actief in de arbeidersbeweging. In Egypte vonden veel demonstraties plaats in Mahalla, waar de arbeiders al eerder georganiseerd waren. Die netwerken werden toen gebruikt voor de opstand. In deze fabrieksopstand waren vrouwen cruciale organisatoren. De textielstaking in 2008 werd vooral beroemd doordat het vrouwen waren die rondgingen om hun collega’s erbij te betrekken. In Bahrein waren de lerarenstakingen heel belangrijk voor de opstand. Tawakkul Karman uit Jemen leerde het activisme net zoveel in de journalistenorganisatie als in de Islahpartij. Naast vakbondsactivisme waren vrouwen politiek betrokken in partijen en NGO’s. In Tunesië werkten vrouwelijke vakbondsactivisten samen met andere organisaties die zich speciaal richtten op vrouwenrechten. “Staatsfeminisme” Vrouwen waren echter ook betrokken bij het versterken van de dictaturen. De feministische academica Mervat Hatem noemt dit “staatsfeminisme”. In het geval van Egypte hadden hervormingen vrouwen niet alleen rechten in het werk en onderwijs gegeven, maar legden die aan de andere kant ook de bestaande sekseverhoudingen vast. De Tunesische wetgeving was een van de eerste die de rechten van vrouwen in het huwelijk en op de werkplek regelde. Hij werd in 1956 ingevoerd als onderdeel van een nationalistische en antikoloniale agenda en werd gesteund door een regime dat vrouwen nodig had als machtsbasis. Maar hoewel de juridische bescherming welkom was, had de cynische en instrumentele toepassing van dit conservatieve feminisme door de staat, net als in Egypte, een aantal gevolgen. Het terrein van feministische politiek verschoof naar een spoor waarin alle strijd werd overheerst door de angst voor de staat. Het effect hiervan was vaak dat de klassenverschillen groeiden, zodat vrouwen uit de hogere en middenklasse veel meer rechten kregen terwijl de ongelijkheid van de lagere klassen alleen maar werd versterkt. Ook werd de politieke mobilisatie minder en werd feministische politiek gedepolitiseerd en gejuridiseerd. In Bahrein kregen vrouwen in 2002 stemrecht door een soort koninklijk paternalisme. Maar meer dan een kwart eeuw lang daarvoor kon er helemaal niemand stemmen, man of vrouw, omdat het parlement ontbonden was. Ondertussen verhinderden vrouwenrechtenorganisaties van de staat de registratie en de activiteiten van onafhankelijke vrouwenorganisaties. In Libië voerde het regime van Kadhafi een aantal wettelijke rechten in, zoals het recht om nationaliteit aan de kinderen over te dragen en echtscheiding op gelijke voet. Toch bleef het land een van de conservatiefste van Noord-Afrika. Over de vrouwenrechten in Saoedi-Arabië hoeven we het nauwelijks te hebben: het regime en de religieuze autoriteiten hebben een strafstelsel geperfectioneerd waardoor zelfs volwassen vrouwen effectief de status van kinderen hebben. Mensenrechten De manier waarop vrouwen behandeld worden is niet los te zien van de behandeling van de hele bevolking door de regimes. Veel van de meest prominente vrouwen gebruiken voor hun politieke doelen een mensenrechtenkader, “rights talk”, zoals het vaak genoemd wordt. De overwinning van het institutionele kader van de mensenrechten valt samen met desillusie in antikoloniaal nationalisme. Veel van dit institutionele kader is goed gefinancierd, groot, en schijnbaar universeel. Ook is veel vrouwenstrijd, net als andere strijd, verschoven van massamobilisatie rond politieke doelen naar NGO’s die zich met sociale rechten bezighouden. Maar ook is het zwaartepunt van actie in ‘rights talk’ verschoven naar inmenging van buiten: ofwel via druk van buitenaf op de staat, om zich te gedragen, of zelfs door militaire interventie. In de Arabische opstanden wordt “rights talk” op verschillende manieren opgepakt. Vaak wordt het aangevuld met verhalen over sociale rechtvaardigheid, zowel voor grotere groepen activisten als vrouwen, vooral in Egypte en Jemen. De NAVO-interventie in Libië bracht “rights talk” op hardhandige wijze in de praktijk met een “verantwoordelijkheid om te beschermen”. Waar deze “rights talk” een pleidooi bevat voor sociale rechtvaardigheid en mensen mobiliseert om rechten te verwerven, terwijl tegelijkertijd het publiek om solidariteit wordt gevraagd, is dat erg effectief. Maar waar een verhaal over universele rechten wordt gehouden zonder plaatselijke onrechtvaardigheden aan te vechten, en waar het afhangt van staten om rechten toe te kennen, leidt “rights talk” vooral tot klassenongelijkheid, fragmentatie van mobilisatie en het afsterven van lokale netwerken. Dit verschijnsel is zeker niet beperkt tot vrouwen, of het hier en nu. Strijdperken De lichamen van vrouwen zijn, letterlijk en figuurlijk, strijdperken. Nationalisten op elk continent gebruiken vrouwenlichamen al lang als symbool voor het vaderland. We weten dat Islamisten willen terugkeren naar een soort gefantaseerde morele zuiverheid, door vrouwen lichamelijk te disciplineren. Staten en hun legers oefenen macht uit door vrouwenlichamen als fysieke en symbolische belichaming van de vijand te zien. Imperialisten gebruiken al te vaak de omstandigheden van vrouwen als excuus voor koloniale uitbreiding en machtspolitiek. Maar vrouwen zijn in landen als Algerije en Iran ook in de steek gelaten door linksige bondgenoten. Tijdens de Arabische opstanden beschuldigden de regimes vrouwen van onzedelijk gedrag. Omdat zo veel vrouwen tijd doorbrachten op de pleinen, konden figuren uit het regime beweren dat zij hun rol verloochenden als moeders en dochters, en als voorbeeld van onzedelijkheid, omdat zij sliepen in protestkampen waar ook mannen sliepen. In Egypte gebruikten mannelijke militaire artsen “maagdelijkheidstests” om deze vrouwen te intimideren, te vernederen en als juridische dekmantel voor seksueel misbruik. Er zijn echter verschillen in de mate van dwang die staten uitoefenen. In Tunesië vormden vrouwen de voorste linies bij vakbondsdemonstraties, omdat de politie niet geneigd was hen aan te raken. In Egypte echter, waar de demonstraties de macht van de Militaire Raad direct uitdaagden, werden vrouwen bewust doelwit van geweld, zie de beruchte beelden van de vrouw met de blauwe bh. In Libië werd verkrachting toegepast en werd polygamie weer ingevoerd – terwijl mensen demonstreerden voor brood en respect. In Egypte beloofde de nieuwe president Morsi om vrouwenrechten te respecteren, doordat vrouwen zo actief waren geweest. Maar vrouwen waren ook medeplichtig aan het versterken van het patriarchaat. Een vrouwelijk parlementslid van de Moslimbroederschap riep op tot een einde aan het verbod op vrouwenbesnijdenis. En in december 2011 sprak zij zich uit tegen vrouwen die demonstreerden tegen staatsgeweld: “Als een vrouw demonstreert voor haar rechten, doet dit afbreuk aan haar eer. Heeft zij geen man, broer of zoon om haar te verdedigen?” Deze kleinerende taal wordt niet alleen gebruikt door dit soort islamistische vrouwen. Het wordt ook gebruikt door mensen als Asma Mahfouz. Haar oproep tot mobilisatie in januari 2011 was gericht aan “stoere mannen”. Dit versterkt de traditionele sekserollen. Voorbij sekse Om te kunnen begrijpen hoe ingewikkeld de strijd van vrouwen is, moeten we niet alleen rekening houden met hun sekse, maar ook de wisselwerking met mannen, klasse, locatie, politieke economie en geopolitiek. Sommigen zien zichzelf als anti-feministisch, anderen als keiharde feministen. Hun feministische politiek kan echter totaal onbekend voor ons zijn. Om solidair met hen te zijn moeten we onze ideeën loslaten over wat feministische politiek is, en naar hen luisteren. Om een bekend citaat van Marx te parafraseren: “Vrouwen maken hun eigen geschiedenis. Zij maken die echter niet onder omstandigheden die zelfgekozen zijn, maar die aangetroffen, gegeven en overgeleverd zijn.” Vrouwelijkheid is overgeërfd en wordt constant opnieuw gevormd als een manier van zijn, als disciplinaire techniek. Maar het citaat laat ook zien welke beperkingen de geschiedenis, via structuren en instellingen, stelt aan de mogelijkheid iets te doen. Een veel voorkomend idee binnen het feminisme is dat vrouwen autonome personen zijn met eindeloze mogelijkheden, en vrouwelijkheid hun enige relevante eigenschap is. Maar het is een onmogelijke fantasie, dat een vrouw alleen handelt als vrouw. Alle verschillende gevechten zijn onderling verbonden. ___________________________________________________________________________ Er zijn veel feministen die de islam zien als een achterlijk geloof, waarvan vrouwen bevrijd moeten worden. Als je kijkt naar islamitische vrouwen binnen de Arabische bewegingen, klopt dat dan?
Dit artikel verscheen eerder op socialisme.nu
|